Zaterdag, 5 januari 1895. Ondanks de snijdende kou hebben duizenden mensen zich verzameld op het paradeplein van het École Miltaire in Parijs. “Dood die Judas, dood de Joden”, klinkt het vanuit de menigte, terwijl voor het oog van vijfduizend militairen de officiersstrepen worden afgerukt van het uniform van Alfred Dreyfus.
“Ik ben onschuldig”, huilt hij, “Vive la France!” De Oostenrijkse journalist Theodor Herzl ziet met verbazing aan hoe de man wordt vernederd en veroordeeld tot levenslange gevangenschap op het beruchte Duivelseiland. Het is deze gebeurtenis die de geschiedenis van Europa én van het Jodendom voorgoed zou veranderen.
De grote ramp
Alfred Dreyfus is afkomstig uit de Elzas, waar hij opgroeide in een welgestelde Joodse familie. Zijn vader deed goede zaken tijdens de industriële revolutie en had een waar fortuin vergaard met zijn textielfabriek. Alfreds kinderjaren worden ruw verstoord als in 1870 de Frans-Pruisische oorlog uitbreekt, die later de geschiedenisboeken in zou gaan als La Débâcle, ‘De Grote Ramp’. Het Franse leger wordt compleet verrast en vernietigd door de Pruisen. Keizer Napoleon de Derde wordt gevangen genomen en het gebied Elzas-Lotharingen bij het Duitse Rijk getrokken. Alfreds vader kiest voor het Franse staatsburgerschap en moet met zijn gezin de Elzas verlaten.
‘Dat moet die Jood zijn’
De vernedering van Frankrijk laat diepe sporen achter bij de jonge Alfred. Het leger belichaamt in die dagen de hoop van de Fransen op revanche, de wraak op Duitsland voor de nederlaag van 1870. Hij is dan ook vastbesloten om het leger in te gaan en meldt zich op vijftienjarige leeftijd aan bij het École Polytechnique, de militaire school in Parijs. Dreyfus klimt snel op in de rangen van het leger. Drie dagen na zijn huwelijk met de 20-jarige Lucie Hadamard op 18 april 1891, wordt hij toegelaten tot het École Spéciale Militaire de Saint-Cyr, de meest prestigieuze militaire academie van het land. Hij blijkt een van de beste studenten van zijn klas en ziet zijn eindexamen dan ook met vertrouwen tegemoet. Een van de beoordelaars vindt Joden binnen de legertop echter ongewenst en beoordeelt Dreyfus als ‘matig geschikt’. Dreyfus protesteert en met succes: zijn hoge intelligentie en uitmuntende prestaties worden erkend en hij wordt na zijn afstuderen als eerste Joodse officier toegevoegd aan de Generale Staf van het leger. Het is een overwinning op zich: een Jood die wordt toegelaten tot de hoogste legerkringen. De katholieke kerk heeft veel invloed in het leger en beschouwt Joden juist als een groot gevaar. Zij zijn volgens het Vaticaan de oorzaak van de crisis in Europa. De Joden zouden samenzweren tegen het christendom en het Vaticaan wenst Europa dan ook ‘gezuiverd’ te zien van ‘die duivelszonen’. Maar Dreyfus lijkt de dans te ontspringen. Hij staat bekend als een voorbeeldig officier en de toekomst lacht hem toe. Tot op een dag het hoofd van de militaire inlichtingendienst hoort dat een hooggeplaatste spion per brief geheime informatie van het leger heeft doorgespeeld aan de Duitsers. “Dat moet die Jood zijn.”
Zonder bewijs beschuldigd
Op maandag 15 oktober 1894 moet Dreyfus zich melden bij zijn superieuren. In burgertenue. Als hij ’s morgens afscheid neemt van zijn vrouw en kinderen weet hij nog niet dat hij hen voorlopig niet meer zal zien. Zijn leven neemt een dramatische wending: hij wordt gevangen genomen op verdenking van landverraad. “De enige reden voor deze beschuldiging is dat ik Jood ben”, bijt hij zijn cipiers toe voordat de celdeur achter hem wordt gesloten. Bewijs is er niet. Dreyfus’ handschrift verschilt van dat in de brief. Toch houden medewerkers van de contraspionage, gesteund door de legertop en de minister van Oorlog, vol dat hij de schuldige is. Twee maanden later wordt hij door een unanieme krijgsraad veroordeeld tot een levenslange gevangenschap op het Duivelseiland, een beruchte strafkolonie voor de kust van Frans-Guyana. Alle andere gevangenen worden van het eiland verwijderd en Dreyfus wordt vastgeketend aan de muren van een stenen hut.
Doofpot
Een jaar na de degradatie van Dreyfus op het paradeplein van het École Miltaire , ontdekt het nieuwe hoofd van de inlichtingendienst, George Picquart, dat het handschrift op de brief niet van Dreyfus is, maar van Ferdinand Walsin Esterhazy. De legertop wil er niets van weten en Picquart wordt op reis gestuurd naar Tunesië. Picquart, hoewel antisemiet in hart en nieren, blijft volhouden dat Dreyfus onterecht vastzit. Hij wordt uit zijn functie ontheven wegens ‘wangedrag’ en gevangen genomen. Als de bekende schrijver Emile Zola dit hoort, schrijft hij een open brief aan de president die hij beschuldigt van antisemitisme. Dreyfus is enkel vanwege zijn Joodse afkomst veroordeeld, schrijft hij. De brief wordt op 13 januari 1898 onder de titel j’Accuse (‘ik beschuldig’) gepubliceerd in L’Aurore en zorgt voor veel opschudding. Zola wordt aangeklaagd en veroordeeld en moet vluchten naar Engeland.
Verdeeld Frankrijk
Frankrijk is tot op het bot verdeeld en Dreyfus vormt het middelpunt van de strijd in de samenleving. Voor de Dreyfusards - de linkse intellectuelen, socialisten, kunstenaars en republikeinen - is de Dreyfusaffaire het symbool geworden van alles wat er niet deugt in de Franse politiek. Hun rechtse tegenstanders, de anti-dreyfusards , zijn met name de katholieken, de militairen en degenen die willen dat Frankrijk weer een koninkrijk wordt. Met het heviger worden van de strijd in de samenleving, neemt ook het antisemitisme in Frankrijk ongekende vormen aan, aangevoerd door de katholieke kerk.
Joodse staat
Op de Oostenrijks-Joodse journalist Theodor Herzl heeft de Dreyfusaffaire grote impact. ‘À mort, à mort les juifs!’ (‘dood aan de Joden’) had hij de menigte horen roepen. Geschokt door het felle antisemitisme schreef hij daarna de eerste zinnen van zijn boek Der Judenstaat , dat in 1896 werd gepubliceerd. Als zelfs een volledig geassimileerde Jood als Alfred Dreyfus in een ogenschijnlijk beschaafd Europees land als Frankrijk het lijdend voorwerp kan worden van antisemitisme, dan kan alleen de oprichting van een zelfstandige Joodse staat de Europese Joden nog bestaanszekerheid bieden, zo gelooft hij.
Eerherstel
De zaak tegen Dreyfus wordt in 1899 heropend. Het vonnis van de krijgsraad is tien jaar hechtenis, maar de regering verleent hem gratie in de hoop de onrust in de samenleving te sussen. Enkele jaren later, in 1903, eisen de socialisten een nieuw onderzoek. Dreyfus wordt onschuldig bevonden en volledig in eer hersteld. Maar het lot van Europa in de 21e eeuw is dan al bepaald. De ongekende Jodenhaat die de Dreyfusaffaire had aangewakkerd, zou vijftig jaar later haar dieptepunt bereiken in de Holocaust. Tegelijkertijd betekende het de geboorte van het moderne zionisme. Vijftig jaar na publicatie van Herzls boek wordt de Joodse staat Israël een feit. Nu, 120 jaar later, is Europa nog steeds bezig de puinhoop op te ruimen die de Dreyfusaffaire heeft achtergelaten.
De Franse regering heeft een website ontwikkeld, ter nagedachtenis aan Alfred Dreyfus: Dreyfus Rehabilitated. Een mooie site met veel achtergrondinformatie en multimedia: www.dreyfus.culture.fr/en (Engelstalig). De bekende schrijver Robert Harris heeft een meeslepende roman geschreven over de Dreyfus-affaire: De Officier. Dit boek werd door Vrij Nederland uitgeroepen tot thriller van het jaar en zal binnenkort verfilmd worden door Roman Polanski, die eerder het waargebeurde verhaal De Pianist verfilmde.
Dagboekfragmenten uit het leven van Alfred Dreyfus
Zaterdagnacht, 20 april 1895
Te bedenken dat in deze tijd, in een land als Frankrijk, doordrenkt met principes van waarheid en gerechtig- heid, zulke dingen, zo verschrikkelijk onverdiend, kunnen gebeuren. Ik heb brieven gestuurd aan de President van de Republiek, aan de ministers, en altijd met de simpele vraag om de waarheid te zoeken.
Zij zouden niet toe moeten staan dat de eer van een officier en zijn familie onderuit wordt gehaald met slechts een handschrift als bewijs, als de regering de middelen heeft om dit verder te onderzoeken.
Ik huil het uit, omwille van mijn eer en eis gerechtigheid. Het is het hoofd en de ziel die het uitschreeuwen van angstige benauwdheid. Wanneer zullen ze de schuldige vinden, zal ik uiteinde- lijk de waarheid nog leren kennen? Zal ik dan nog leven? Twijfel overvalt me. Ik voel me wegzakken in de zwarte diepte van wanhoop. Dan vraag ik mijzelf: wat zal er dan gebeuren met mijn arme Lucie en mijn kinderen? Nee, ik zal hen niet verlaten! Met alle kracht die nog in mij is, zolang er nog een schaduw van vitaliteit in mij is, zal ik hopen. Ik moet zorgen dat mijn eer en de eer van mijn kinderen hersteld wordt!
Woensdag, 19 juni 1985
Droge hitte, het regenseizoen is hier bijna voorbij. Ik zit helemaal onder de bulten van steekmuggen en andere insecten. Maar dat stelt niets voor! Wat is lichamelijk lijden vergeleken met de verschrikkelijke martelingen van de ziel? Dat is verwaarloosbaar.
Woensdag, 9 januari 1895
Mijn lieverd, Waarlijk, elke keer als ik eraan denk, vraag ik mij af hoe ik jou durfde te beloven om te blijven leven ná mijn veroordeling. Die dag, die zaterdag, staat met brandende letters in mijn geheugen gegrift. Ik heb de moed van een soldaat die de dood in de ogen durf te kijken, maar heb ik ook de ziel van een materlaar? Het is door hoop dat ik leef, omdat ik er van overtuigd ben dat de waarheid op een dag duidelijk zal worden, omdat ik geloof dat mijn onschuld zal worden erkend. Alfred.
27 september 1895
Soms ben ik zo wanhopig, zo versleten, dat ik ernaar verlang om te liggen en het leven uit mij weg te laten vloeien. Ik kan niet zelf mijn einde bespoedigen. Dat recht heb ik niet! De ellende van mijn situatie wordt te ondragelijk. Het moet stoppen! Mijn vrouw moet haar stem laten horen - de stem van een onschuldige die schreeuwt om gerechtigheid! Als het alleen om mijn eigen leven zou gaan, zou ik niet langer vechten. Het is voor onze eer dat ik leef en ik moet vechten, millimeter voor millimeter, tot het einde. Lichamelijke pijnen stellen niets voor, maar een gebroken hart is een verschrikkelijk iets!
1. De dagboekfragmenten zijn afkomstig uit het boek ‘Vijf jaar van mijn leven, 1894-1899’, geschreven door Alfred Dreyfus.
Deel dit artikel via