Elia wordt binnen het Jodendom als een van de belangrijkste profeten beschouwd. Niet verwonderlijk als je denkt aan zijn bijzondere bediening met opmerkelijke wonderen en tekenen. Zoals het vuur uit de hemel om te bewijzen dat de God van Israël de ware God is. Denk ook aan het gevoed worden door de raven, het wonder van de kruik van de weduwe die olie bleef voortbrengen en het tot leven wekken van haar zoon. En ten slotte zijn hemelvaart gedurende een storm in een vurige wagen met vurige paarden.
Toch is er een andere aanleiding voor Elia’s bijzondere status binnen het Jodendom: hij zal namelijk als heraut optreden voor de komst van de Messias. Reden om bij belangrijke rituelen, zoals de briet mila (de besnijdenis), die vroeger als regel in de synagoge plaatsvond, ook een stoel (aangeduid als troon) voor Elia neer te zetten. Elia’s mystieke aanwezigheid, voor wiens troon de mohél de besnijdenis uitvoert, ‘zal deze schragen en het kind weldadig omzweven en een sfeer van zegen, beschutting en heiliging scheppen’1. Ook tijdens de Sederavond (inleidingsritueel voor Pesach) wordt er een stoel en een beker wijn voor hem neergezet. Het spannendste moment en hoogtepunt van de avond is als de kamerdeur wordt geopend en Elia wordt genodigd binnen te komen. Alle aanwezigen staan dan op, nemen een beker wijn in de hand, waarna de leider het gebed uitspreekt: “O, God van Abraham, Izak en Jakob, lang hebben wij gewacht op Uw belofte. Wij smeken U thans Uw Gezalfde te zenden die Gij beloofd hebt, de Zoon van David. Heb erbarmen met Uw volk Israël. Vergader ons, zoals Gij in Uw Woord gezegd hebt, en wij zullen Uw volk zijn. En Gij zult ons verheugen zijn, zoals vanouds. Aanschouw, alle dingen zijn gereed en wij wachten”. Terwijl iedereen naar de deuropening kijkt, roept hij vervolgens met luide stem: “Gezegend zij uw ingang, Elia!”
Maleachi
Maar hoever reikt onze verwachting ten aanzien van de komst van Elia? Het is in de Bijbel namelijk geen onbetekenend onderwerp. Want de komst van de Messias zal worden voorafgegaan door de komst van Elia. Het laatste oudtestamentische Bijbelboek Maleachi eindigt met de woorden: “Zie, Ik zend tot u de profeet Elia, voordat de dag van de HEERE komt, die grote en ontzagwekkende dag. Hij zal het hart van de vaders tot de kinderen terugbrengen, en het hart van de kinderen tot hun vaders, opdat Ik niet zal komen en de aarde met de ban zal slaan” (Mal. 4:5-6).
Van wie moest de komst worden voorbereid? Als we de volgorde van onze christelijke Bijbel2 hanteren, lezen we het antwoord in de daaropvolgende tekst: “Het geslachtsregister van Jezus Christus, de Zoon van David, de Zoon van Abraham” (Matt. 1:1). De komst van deze Koning, de Zoon en Erfgenaam van zowel David als Abraham zou door de heraut Elia worden ingeluid.
De woorden “zie, Ik zend Mijn engel die voor Mij de weg bereiden zal”, worden door de Heere Jezus geciteerd om Johannes de Doper als Zijn heraut te identificeren (Matt. 11:9-10).
Met ditzelfde citaat, aangevuld met een citaat uit Jesaja 40:3 opent ook het Markusevangelie: “Het begin van het Evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God. Het is zoals er geschreven staat in de profeten: Zie, Ik zend Mijn engel voor Uw aangezicht, die voor U uit Uw weg gereed zal maken en: De stem van een die roept in de woestijn: Maak de weg van de Heere gereed, maak Zijn paden recht” (1:1-3).
Wie die stem in de woestijn is, verklaart Markus in het volgende vers: “Johannes kwam in de woestijn en doopte en predikte een doop van bekering tot vergeving van zonden”.
In het Lukasevangelie zien we het citaat terugkomen in de lofzang van Zacharias: “En jij, kind, zult een profeet van de Allerhoogste genoemd worden, want je zult voor het aangezicht van de Heere uitgaan om Zijn wegen gereed te maken, en om Zijn volk kennis van de zaligheid te geven in de vergeving van hun zonden” (Luk. 1:76-77).
Dat Zacharias de komst van de Messias plaatste in de context van Zijn rijk op aarde, blijkt uit diezelfde lofzang: “Geprezen zij de Heere, de God van Israël, want Hij heeft naar Zijn volk omgezien en er verlossing voor tot stand gebracht. En Hij heeft een hoorn van zaligheid voor ons opgericht in het huis van David, Zijn knecht, zoals Hij gesproken had bij monde van Zijn heilige profeten, die er door de eeuwen heen geweest zijn, namelijk verlossing van onze vijanden en bevrijding uit de hand van allen die ons haten, om barmhartigheid te bewijzen aan onze vaderen en te denken aan Zijn heilig verbond, de eed die Hij aan Abraham, onze vader, gezworen heeft om ons te geven, dat wij, verlost uit de hand van onze vijanden, Hem zouden dienen zonder vrees, in heiligheid en gerechtigheid voor Hem alle dagen van ons leven”
(Luk. 1:68-75)3.
Of Johannes de Doper inderdaad Elia was, zullen we straks bezien. Maar nu eerst de vraag: waarom moest de komst van de Messias eigenlijk door een wegbereider worden voorafgegaan?
Waarom een wegbereider?
Het antwoord op die vraag brengt ons weer terug bij Maleachi. In de eerste twee hoofdstukken onthult hij het zondige hart van het volk, om met name vanaf hoofdstuk 3 het volk te waarschuwen voor de gevolgen van de komst van de Messias: “Maar wie zal de dag van Zijn komst verdragen? Wie zal bij Zijn verschijning standhouden? Want Hij is als vuur van een edelsmid, en als zeep van de blekers” (3:2). Zo ook in hoofdstuk 4:1: “Want zie, die dag komt, brandend als een oven. Dan zullen alle hoogmoedigen en allen die goddeloosheid doen, stoppels worden. En de dag die komt, zal ze in vlam zetten, zegt de HEERE van de legermachten, Die van hen wortel noch tak zal overlaten”.
Omwille van Zijn genade zendt de HEERE dus de profeet Elia om het volk te sparen voor het oordeel. Vanuit deze context begrijpen we ook de scherpe woorden van Johannes de Doper, tot de geestelijk leiders van Israël: “Toen hij velen van de Farizeeën en Sadduceeën op zijn doop zag afkomen, zei hij tegen hen: Adderengebroed! Wie heeft u laten weten dat u moet vluchten voor de komende toorn? Breng dan vruchten voort in overeenstemming met de bekering” (Matt. 3:7-8). Vluchten voor de toorn van de Messias lag niet slechts in het doopritueel, maar in oprechte bekering. De betekenis van Johannes’ doopritueel verklaart hij met de woorden: “… opdat Hij aan Israël geopenbaard zou worden, daarom ben ik gekomen om te dopen met het water” (Joh. 1:31). Johannes bereidde middels zijn prediking en doop de weg voor de openbaring van de Messias. Bekering van het volk was daartoe een voorwaarde. Vandaar dat de dopelingen tijdens het ritueel hun zonden moesten belijden (Matt. 3:6, verg. Hand. 19:4). Degenen die zonder bekering de doop wilden ondergaan, waarschuwt Johannes ook nog met de woorden: “De bijl ligt zelfs al aan de wortel van de bomen; elke boom dan die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen … Zijn wan is in Zijn hand en Hij zal Zijn dorsvloer grondig reinigen en Zijn tarwe in de schuur verzamelen en Hij zal het kaf met onuitblusbaar vuur verbranden” (Matt. 3:10, 12). Precies dus zoals de HEERE door de laatste woorden van Maleachi het volk had gewaarschuwd: “opdat Ik niet zal komen en de aarde met de ban zal slaan”.4
Vriend van de bruidegom
Hoewel Johannes zich te onwaardig vond om zelfs maar de riem van Jezus’ sandalen los te maken (Joh. 1:27), beschouwt hij zich wel als ‘de vriend van de Bruidegom’. “Ik ben de Christus niet, maar ik ben voor Hem heen uitgezonden. Wie de bruid heeft, is de Bruidegom, maar de vriend van de Bruidegom, die erbij staat en hem hoort, verblijdt zich zeer over de stem van de Bruidegom.
Deze blijdschap van mij nu is volkomen geworden” (Joh. 3:28-29).
Het is duidelijk dat we de bruid hier niet moeten identificeren als het Lichaam van Christus, waarvan toen nog geen sprake was. We zagen immers dat Johannes’ doopbediening was bedoeld “opdat Hij aan Israël geopenbaard zou worden”.
Als vriend van de Bruidegom verblijdde Johannes zich in de stem van de Bruidegom. De tragedie was echter dat de bruid (Israël), die door Johannes voor de bruiloft gereedgemaakt moest worden, zich niet in de stem van de Bruidegom verheugde. Vandaar dat de bruiloftsgasten (de discipelen) er al op werden voorbereid dat de Bruidegom van hen zou worden weggenomen. “Toen kwamen de discipelen van Johannes bij Hem en zeiden: Waarom vasten wij en de Farizeeën veel en vasten Uw discipelen niet? Jezus zei tegen hen: De bruiloftsgasten kunnen toch niet treuren zolang de Bruidegom bij hen is? Maar de dagen zullen komen dat de Bruidegom van hen weggenomen zal zijn, en dan zullen zij vasten” (Matt. 9:14-15).
Was Johannes Elia?
En dat brengt ons bij de vraag: was deze ‘vriend van de Bruidegom’ Elia?
De engel Gabriël had immers over Johannes gezegd: “En hij zal voor Hem uitgaan in de geest en de kracht van Elia, om het hart van de vaderen te bekeren tot de kinderen en de ongehoorzamen tot de bedachtzaamheid van de rechtvaardigen, om voor de Heere een toegerust volk gereed te maken” (Luk. 1:17).
Johannes zelf daarentegen had zich over zijn identiteit voorzichtig, bijna tweeslachtig uitgelaten. Op de vraag van de vanuit Jeruzalem gezonden priesters en Levieten: “Bent u Elia?”, antwoordt hij: “Ik ben het niet”. En op de vraag: “Bent u de Profeet?” (vgl. Deut. 18:15-19) volgt opnieuw een ontkennend antwoord. “Zij zeiden dan tegen hem: Wie bent u, opdat wij antwoord kunnen geven aan hen die ons gestuurd hebben; wat zegt u van uzelf? Hij zei: Ik ben de stem van een die roept in de woestijn: Maak de weg van de Heere recht, zoals Jesaja, de profeet, gesproken heeft” (Joh. 1:22-23).
Met dit citaat uit Jesaja 40:3 lijkt Johannes zich echter weer wel als Elia te identificeren. Is hier sprake van een tegenstelling? Nee, luister maar naar de verklaring van de Heere Jezus: “Want al de profeten en de Wet hebben tot Johannes toe geprofeteerd. En als u het wilt aannemen (!): hij is Elia, die komen zou. Wie oren heeft om te horen, laat hij horen” (Matt. 11:13-15).
Was Johannes Elia? Ja, maar wel op voorwaarde dat het volk oren zou hebben om te horen en Johannes’ boodschap en bediening zou (h)erkennen. Anders gezegd: als zij zich als bruid, middels de doop van de vriend van de Bruidegom, met Hem hadden laten verbinden. De realiteit was echter weerbarstiger, zo blijkt uit Jezus’ vervolgwoorden: “Maar waarmee zal Ik dit geslacht vergelijken? Het is zoals de kleine kinderen die op de markt zitten en hun vriendjes toeroepen: “Wij hebben voor jullie op de fluit gespeeld, maar jullie hebben niet gedanst; wij hebben klaagliederen voor jullie gezongen, maar jullie hebben geen rouw bedreven. Want Johannes is gekomen, hij at niet en hij dronk niet, en ze zeggen: Hij heeft een demon. De Zoon des mensen is gekomen, Die wel at en dronk, en ze zeggen: Ziedaar, een vraatzuchtig mens en een drinker, een vriend van tollenaars en zondaars. Maar de Wijsheid is gerechtvaardigd door Haar kinderen” (Matt. 11:16-19, vgl. Spr. 16:23).
Gewelddadige dood
Johannes’ leven en daarmee zijn bediening op aarde eindigt in een gewelddadige dood. Maar let wel, ook Degene voor Wie hij de wegbereider was stierf een gewelddadige dood. Was daarmee hun dienst definitief ten einde? Zeker niet. De Heere Jezus overwon de dood om vervolgens door Zijn hemelvaart de profetie van Hosea te vervullen: “Ik ga en keer terug naar Mijn woonplaats. Totdat (!) zij zich schuldig weten en Mijn aangezicht zoeken. In hun benauwdheid zullen zij Mij ernstig zoeken. Kom, laten wij terugkeren naar de HEERE, want Hij heeft verscheurd, maar Hij zal ons genezen; Hij heeft geslagen, maar Hij zal ons verbinden. Na twee dagen zal Hij ons levend maken, op de derde dag zal Hij ons doen opstaan. Dan zullen wij voor Zijn aangezicht leven” (5:15-6:2).
In dat proces van benauwdheid en bekering zal opnieuw Elia een belangrijke rol spelen. Want evenals de Heere Jezus, Die, hoewel door Gabriël aangekondigd als ‘Koning over het huis van Jakob’ (Luk. 1:33), stierf als ‘het Lam van God’, werd ook Johannes aangekondigd als degene die kwam in de geest en de kracht van Elia (Luk. 1:17) en identificeerbaar aan zijn typische ‘Elia-kleding’ (verg. 2 Kon. 1:8; Mark. 1:6) stierf ook hij een smadelijke dood.5 Het is overigens de Heere Jezus Zelf Die deze parallel tussen Hem en Johannes trekt. Op de vraag van Zijn discipelen “Waarom zeggen de schriftgeleerden dan dat Elia eerst moet komen?”, is Zijn antwoord: “Elia zal wel eerst komen en alles herstellen. Ik zeg u echter dat Elia al gekomen is (!), en ze hebben hem niet erkend, maar ze hebben met hem gedaan alles wat ze wilden; zo zal ook de Zoon des mensen door hen lijden. Toen begrepen de discipelen dat Hij tot hen over Johannes de Doper gesproken had” (Matt. 17:10-13).
De verheerlijking op de berg
En dat brengt ons bij de aanleiding voor de vraag van de discipelen over Elia. Samen met Mozes was Elia namelijk zojuist aan hen op een hoge (!) berg verschenen. De gedaante van de Heere Jezus was daarbij veranderd: “Zijn gezicht straalde als de zon en Zijn kleren werden wit als het licht” (Matt. 17:2).6 Nog tijdens Petrus’ spontane voorstel om drie tenten te maken, een voor de Heere, een voor Mozes en een voor Elia, werden zij overschaduwd door een lichtende wolk 7, gevolgd door een stem uit de hemel: “Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb; luister naar Hem!” (Matt. 17:5; vgl. 2 Pet. 1:17-18). Dat alles plaatsvond op een hoge berg, lijkt een voorproefje van Jesaja’s profetie: “Het zal in het laatste der dagen geschieden dat de berg van het huis van de HEERE vast zal staan als de hoogste van de bergen, en dat hij verheven zal worden boven de heuvels, en dat alle heidenvolken ernaartoe zullen stromen” (Jes. 2:2). Maar voordat het zover is, zullen naar verwachting Mozes en Elia als belichaming van ‘de wet en de profeten’ als ‘de twee getuigen’ terugkeren, die evenals de Heere 3,5 jaar met wonderen en tekenen hun getuigenis zullen laten weerklinken.
De twee getuigen
Ik schrijf bewust ‘naar verwachting’ omdat in Openbaring 11 hun namen niet worden genoemd 8. Als we echter kijken naar de tekenen die zij zullen verrichten, lijkt hun profiel wel erg sterk op Elia op wiens gebed 3,5 jaar geen regen kwam: “Zij hebben macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen zal vallen in de dagen dat zij profeteren” en op Mozes: “En zij hebben macht over de wateren om die in bloed te veranderen, en de aarde te treffen met allerlei plagen, zo vaak zij dat willen” (vs. 6, vgl. resp. 1 Kon. 17; Jak. 5:17, 18 en Exod. 7:19).
Het is duidelijk dat ze hier als een eenheid optreden. De gebeurtenissen in Openbaring 11 zijn verder heel opmerkelijk:
- De twee getuigen zullen 1260 dagen, oftewel 3,5 jaar lang profeteren. Het betreft hier de eerste helft van de beruchte 7 jaar (vgl. Dan. 9:27)9. In die periode zullen zij onaantastbaar zijn: “En als iemand hun schade wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en dat verslindt hun vijanden …” (vs. 5)10. Het moment waarop het beest uit de afgrond hen de oorlog verklaart en hen zal doden, wordt door de Heere Zelf bepaald. Namelijk niet eerder dan dat zij hun getuigenis volbracht/voltooid11 zullen hebben (vs. 7).
- Hoe ernstig het geestelijk verval in Jeruzalem in die tijd zal zijn, blijkt uit het feit dat hun lijken drieënhalve dag als overwinningstrofee op straat zullen liggen zonder hen te begraven. Jeruzalem zal dan ‘in geestelijke zin genoemd wordt Sodom en Egypte, waar ook onze Heere werd gekruisigd’ (vs. 8). De parallel tussen de twee getuigen en de Heere Jezus gaat verder, want na drieënhalve dag worden zij teruggebracht uit de dood, om net zoals de Heere in een wolk naar de hemel te gaan.
- De dan volgende aardbeving12 in Jeruzalem kost het leven aan 7000 bekende personen, letterlijk: ‘namen van mensen’. Wij zouden zeggen ‘mensen van naam’, die vermoedelijk een belangrijke functie in de beestheerschappij zullen spelen.13 Maar dan staat er iets opmerkelijks: “En de overigen werden zeer bevreesd, en gaven eer aan de God van de hemel” (vs. 13).
Dit gelovig overblijfsel en ongetwijfeld vele anderen, kunnen we als een vrucht zien van de twee getuigen en hun wonderlijke bediening, alsook een vervulling van Gods belofte: “Zie, Ik zend tot u de profeet Elia, voordat de dag van de HEERE komt, die grote en ontzagwekkende dag” (Mal. 4:5). Hoe ontzagwekkend die dag van de HEERE zal verlopen, onthult de rest van het boek Openbaring. En daarom is het zo van essentieel belang dat het Joodse volk juist in die tijd het profetisch licht van Oud en Nieuw Testament tot hun beschikking zal hebben!
- ‘Joodse riten en symbolen’ Rabbijn S. PH. De vries
- De Hebreeuwse Bijbel, die een andere volgorde hanteert, eindigt met de oproep van de Perzische koning Kores aan heel (!) het volk tot terugkeer naar het land en de herbouw de tempel (2 Kron. 36:23).
- Zie de context van Jes. 40 waaruit Zacharias citeert.
- Vergelijk de waarschuwing in Hebr. 6:4-8.
- Opmerkelijk dat Herodes evenals sommige anderen dacht dat Johannes, die hij had laten onthoofden, uit de doden was opgewekt (Mark. 6:14-16). Zo ook de omstanders bij het kruis (Matt. 27:49).
- Denk hier ook aan de heerlijkheid van Mozes’ gelaat toen hij van de berg afdaalde.
- Vgl. Exod. 16:10.
- Omdat zij worden aangeduid als de twee olijfbomen en de twee kandelaars, denken sommigen aan Jozua en Zerubbabel. Het beeld daar is echter van twee olijfbomen en één kandelaar (Zach. 4:11).
- Zie voor meer uitleg over de 70 jaarweken: www.israelendebijbel.nl/70jaarweken
- Vergelijk Elia's optreden in 2 Kon. 1 waar hij tot twee keer toe een koninklijke delegatie met vuur uit de hemel liet verteren.
- De vertaling van het Griekse woord ‘telos’.
- Openbaring onderscheidt vijf aardbevingen: 6:12; 8:5; 11:13, 19; 16:18. Vgl. Matt. 24:7. 13. I.t.t. de tijd van Elia, toen juist 7000 niet hun knieën voor Baäl hadden gebogen (1 Kon. 19:18).
Deel dit artikel via