Vóór Christus’ wederkomst zullen in Jeruzalem namens de Heere twee profeten optreden, de twee getuigen (Opb. 11). Ze zullen de wereld waarschuwen voor de rampen en oordelen die staan te gebeuren.
Gekleed in rouwkleren en met bovennatuurlijke macht. Oudtestamentische tijden lijken te herleven. Het is namelijk niet voor het eerst dat de Heere twee getuigen gebruikt om mensen te waarschuwen en … om te getuigen tegen de mens en de wereld die Hem niet gehoorzaamt. We zullen zien hoe al die getuigen, twee aan twee, samen de ene boodschap onderstrepen: wij moeten kiezen, zolang het nog kan.
Twee getuigen
Waarom zijn het steeds twee getuigen? Wat is er zo bijzonder aan dat getal twee? Dit getal heeft in de Bijbel de betekenis van scheiding. Het heeft daarmee vooral te maken met de keuze die de Heere ons voorhoudt: ja of nee, geloven of afwijzen, licht of duisternis, behouden worden of verloren gaan, vlees of geest, leven of dood. Een mooi voorbeeld daarvan is: “Maar als het in uw ogen kwalijk is de HEERE te dienen, kies voor u heden wie u zult dienen: óf de goden die uw vaderen, die aan de overzijde van de rivier woonden, gediend hebben, óf de goden van de Amorieten, van wie u het land bewoont. Maar wat mij en mijn huis betreft, wij zullen de HEERE dienen!” (Joz. 24:15). Om die reden gebruikt de Heere vaak twee getuigen om ons te wijzen op de keuze die we moeten maken; wel of niet gehoorzaam zijn aan hun gezamenlijke boodschap.
Adam en Eva
Niemand is getuige geweest van de schoonheid van de schepping zoals Adam en Eva dat waren. Gedurende vele eeuwen konden zij getuigen van de schoonheid van de schepping, zoals die vóór de zondeval bestaan had en waarvan we lezen: “En God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed” (Gen. 1:31a).
Toen de eerste mensen, en in hen wij allemaal, in opstand kwamen tegen God, raakte de schepping in verval. Maar ook daarna zullen Adam en Eva niet over Gods grootheid hebben gezwegen. Eva noemde haar eerste zoon ‘van de Heere gekregen’ (Gen. 4:1) en haar getuigenis bij de geboorte van Seth was: “… God heeft mij ander nageslacht gegeven in de plaats van Abel …” (Gen. 4:25). Van Adam wordt gezegd dat hij een voorbeeld was van Hem die komen zou (Rom. 5:14). We mogen aannemen dat Adam en Eva, deze twee getuigen van de schepping, gedurende hun hele leven hun nageslacht hebben opgeroepen de Heere te gehoorzamen.
En hun getuigenis is nog steeds actueel. Vandaag hechten veel mensen, ook christenen, meer waarde aan de woorden van evolutionisten dan aan Gods Woord. Is die hele discussie niet samen te vatten met de vraag of alles wat over Adam en Eva is geschreven (in Genesis 1 t/m 3) echt gebeurd is of alleen symbolische taal is? Op die manier zijn zij tot op de dag van vandaag getuigen van de schepping.
De twee cherubs
Toen Adam en Eva gezondigd hadden, werden zijn uit het paradijs verdreven. De Heere plaatste cherubs bij de ingang van de hof om de weg naar de boom des levens te bewaken. Vermoedelijk waren dat er twee, omdat er in het heilige der heilige ook twee stonden (1 Kon. 6:23) en er ook twee op de ark geplaatst waren (Exod. 25:18). Deze cherubs bij de hof moesten voorkomen dat mensen bij de boom des levens konden komen. Wanneer zij daarvan zouden eten, zouden zij eeuwig in hun zondige staat blijven.
Kaïn en Abel
De dramatische geschiedenis van Kaïn en Abel (Gen. 4) onderstreept sterk de keuze die ook wij moeten maken: of we vertrouwen op de Heere en gehoorzamen Hem of we vertrouwen op ons eigen werk en onze eigen inzichten. Kaïn maakte de verkeerde keuze en de Heere wees zijn offer af. Dat deze keuze te maken heeft met dood en leven is duidelijk. Kaïn werd de moordenaar van zijn eigen broer.
Mozes en Aäron
Toen Israël zuchtte onder de slavernij in Egypte, riep God twee getuigen om het volk te bevrijden: Mozes en Aäron. De Heere zou spreken door de mond van Aäron en de tekenen doen door de hand van Mozes. Ze hebben, al is het misschien wel met bibberende knieën geweest, een tweevoudig en machtig getuigenis gegeven tegenover de farao. Ten eerste het Woord van God: “Laat mijn volk gaan om voor Mij een feest te vieren in de woestijn” (Exod. 5:1b). Daarnaast de tien plagen, die stuk voor stuk een bewijs vormden voor Gods almacht. Het waren de laatste waarschuwingen van de HEERE aan het adres van de farao en Egypte om Hem te gehoorzamen.
Mozes en Aäron waren misschien wel de meest markante voorlopers van de twee getuigen in Openbaring 11. De tien plagen in Egypte waren de voorboden van de veel grotere plagen die de hele wereld in de eindtijd zullen teisteren. Dan zal het gaan om de definitieve terugkeer van Israël naar het beloofde land1: “En Hij zal Zijn engelen uitzenden onder luid bazuingeschal, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenbrengen uit de vier windstreken, van het ene uiterste van de hemelen tot het andere uiterste ervan” (Matt. 24:31).
Twee tafelen
Eenmaal bevrijd van de farao, beloofde het volk Israël dat het de HEERE trouw zou dienen: “Alles wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen en Hem gehoorzamen” (Exod. 24:7b). Maar het volk moest nog leren dat het daartoe helemaal niet in staat was. Daarvoor gaf de HEERE hen een hulpmiddel: twee stenen tafelen. “En toen de HEERE geëindigd had met hem te spreken op de berg Sinaï, gaf Hij Mozes de twee tafelen van de getuigenis, tafelen van steen, beschreven met de vinger van God” (Exod. 31:18).
De ‘twee tafelen van de getuigenis’ bevatten de tien woorden die God aan Mozes gaf om Israël te leren wat gehoorzaamheid inhoudt. Ze bevatten twee aspecten van Gods volmaakte eis. De eerste vijf woorden spraken over de verhouding van het volk ten opzichte van de HEERE. De laatste vijf woorden hadden betrekking op de onderlinge verhouding tot de naaste. In beide aspecten moest het volk kiezen.
Maar toen Mozes met de stenen tafelen in de legerplaats kwam en het feest rondom het gouden kalf zag, sloeg hij beide tafelen stuk. Is dat niet een treffend beeld van het feit dat we als mens niet kunnen voldoen aan deze volmaakte eis van God, aan de wet? Paulus schrijft later dan ook: “Immers, uit werken van de wet wordt geen vlees gerechtvaardigd” (Gal. 2:16b). Na deze gebeurtenis moest het volk kiezen: of men bij de HEERE hoorde of niet (Exod. 32:25-29). Ook hier zien we de radicale keuze die de Heere van ons vraagt: we zijn vóór Hem of tegen Hem.
Twee verkenners
Na de wonderbaarlijke doortocht door de Schelfzee en de wetgeving op de berg Sinaï stond het volk voor het beloofde land. Er werden twaalf verspieders uitgezonden om het land te verkennen. Maar bij terugkomst, na veertig dagen, waren er slechts twee die geloofden dat de Heere hun dit land ook daadwerkelijk zou kunnen geven: “Toen bracht Kaleb het volk tegenover Mozes tot bedaren, en zei: Laten wij vrijmoedig optrekken, wij zullen het land in bezit nemen, want wij zullen het zeker overmeesteren” (Num. 13:30). Het volk verwierp het getuigenis van de twee verspieders en moest als gevolg daarvan veertig jaar lang rondtrekken in de woestijn, tot alle volwassenen gestorven waren. Ook deze twee verkenners zijn een beeld van de twee getuigen in Openbaring 11. Ook dan zal Israël op de rand van het beloofde land staan, maar nog door een grote verdrukking moeten (Matt. 24:21).
Jericho
Veertig jaar later stond het volk Israël opnieuw voor het beloofde land. Jozua stuurde twee verkenners op pad om het land en de stad Jericho te verkennen. Bij de daaropvolgende inname van Jericho trok het volk zeven dagen lang rond de stad, terwijl priesters op bazuinen bliezen. Op de zevende dag liepen zij niet één keer, maar zeven keer rond de stad. Bij de zevende keer juichte het volk en stortte de muur van Jericho in.
De inname van Jericho en de verovering van Kanaän wijzen heen naar de toekomstige bevrijding van Jeruzalem op de vijanden en het begin van het Vrederijk. Als straks de twee getuigen (Opb. 11) hun taak hebben volbracht, de zeven engelen de zeven bazuinen hebben geblazen en de zeven schalen van gramschap zijn uitgegoten, zal de grote stad, Babylon, instorten (Opb. 14:8; 16:19).
Bezaleël en Aholiab
De tabernakel is tot op vandaag een bron van geestelijke lessen, een geweldig getuigenis. De bouw van de tabernakel werd toevertrouwd aan twee mannen: Bezaleël en Aholiab. Zij zorgden niet alleen voor de bouw van de tabernakel, precies zoals de Heere het bevolen had, maar versierden hem ook zodanig dat hij een lust voor het oog was. Zij waren “vervuld met wijsheid van hart om allerlei werk te verrichten: dat van een graveerder, een kunstenaar, een maker van borduurwerk met blauwpurperen, roodpurperen en scharlakenrode wol en fijn linnen, en dat van een wever” (Exod. 35:35).
Koperen zuilen
Op het tempelplein, voor de ingang van het Heilige, stonden twee indrukwekkende koperen zuilen. Ze waren circa veertien meter hoog en voorzien van kunstig vlechtwerk en honderden granaatappels en ze schitterden in de zon. De linkerzuil kreeg de naam Boaz (De Heere zal handhaven/bevestigen) en de rechterzuil de naam Jachin (de Heere is mijn kracht). Zij spraken dus van Gods trouw en almacht.
Als de priester het heiligdom binnenging, moest hij tussen deze twee koperen zuilen door. Het was de enige weg om tot God te naderen. Zoals de cherubs de weg naar de boom des levens bewaakten, zo bewaakten deze twee pilaren de ingang van het tempelgebouw. Stilzwijgend spraken zij van de Heere Jezus, Die de enige Weg is tot de Vader. Stilzwijgend waarschuwden zij om ernst te maken met Gods genadeaanbod. Daarom stond koning Josia, toen hij beval de Tempel te reinigen, ‘bij de pilaar’ (2 Kon. 23:3).
Mozes en Elia
Als de Heere Jezus met Petrus, Jakobus en Johannes op een hoge berg is, wordt Zijn gezicht ‘stralend als de zon’ en Zijn kleren ‘wit als het licht’ (Matt. 17:2). Dan verschijnen aan hen Mozes en Elia en de Heere spreekt met hen. Zijn Mozes en Elia geen machtige getuigen, Mozes van de wet en Elia van de profeten? Zo waren de discipelen getuige van de koninklijke macht van de Heere Jezus, van de geliefde Zoon, precies zoals de Heere dat even tevoren aan hen beloofd had (Matt. 16:28).
Paulus en Petrus
In de handelingenperiode wordt vooral het werk en leven van twee apostelen beschreven. Petrus zoekt met het Evangelie voornamelijk de Joden op. Vanaf Handelingen 9 verschuift de aandacht naar Paulus die het Evangelie naar de heidenen brengt. Dat was ook zo bedoeld, want Paulus zegt in Galaten 2:7: “Maar integendeel, zij zagen dat aan mij het Evangelie onder de onbesnedenen toevertrouwd was, zoals aan Petrus dat onder de besnedenen”. Opnieuw twee getuigen, voor twee groepen mensen, voor Joden en voor heidenen.
Israël en de Gemeente
Israël is als volk in deze wereld een zeer belangrijke getuige van God, “… want in de eerste plaats zijn hun de woorden van God toevertrouwd” (Rom. 3:2). Dit getuigenis van Israël is een van de belangrijkste redenen waarom het volk alle eeuwen door is vervolgd. Daarnaast vormt Israëls getuigenis onder de volkeren ook een waarschuwing. De Heere zal de volkeren oordelen die Israël hebben gehaat en vervolgd (Gen. 12:1-3). Israël is dus een Goddelijke toetssteen, een van God opgeroepen getuige in de rechtszaak die de Heere heeft tegenover de volkeren (Jes. 51:22-23a). Dat neemt trouwens niet weg dat de Heere ook nog een belangrijke rechtszaak zal voeren tegen Israël zelf, dat wil zeggen tegen het ongelovige deel ervan (Jer. 2:31-37).
Paulus openbaart nog een tweede ‘volk’ dat getuige is van de almacht en grootheid van de Heere: de Gemeente, bestaande uit Jood en heiden: “opdat nu door de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelvuldige wijsheid van God bekendgemaakt zou worden, volgens het eeuwige voornemen dat Hij gemaakt heeft in Christus Jezus, onze Heere” (Ef. 3:10-11). De taak van de Gemeente in de wereld is vergelijkbaar met die van Israël. Met dien verstande dat de Gemeente een geestelijk volk is, zonder eigen land, met vooral geestelijke zegeningen; een volk dat gelooft zonder te hebben gezien wat Israël heeft gezien (Joh. 20:29).
Man en Vrouw
Het huwelijk tussen man en vrouw is een Goddelijke instelling en een stille getuige van Gods scheppingsorde. In de hele schepping is alles wat leeft mannelijk en vrouwelijk. Hij schiep ook de mens ‘man en vrouw’. Het is niet verwonderlijk dat dit getuigenis van man en vrouw juist op weg naar de eindtijd zo aangevochten wordt. Niet alleen wordt het huwelijk besmeurd, maar ook wordt het specifieke van het man- en vrouw-zijn steeds verder onderuitgehaald. Het is een van de vele manieren van de satan om het plan van de Heere te dwarsbomen en Hem van de troon te stoten.
De twee getuigen
Al deze getuigen, twee aan twee, lijken heen te wijzen naar dé twee getuigen in Openbaring 11. Zij roepen vanuit Jeruzalem de hele wereld (live!) op om te kiezen. Wie niet voor de Heere Jezus kiest, zal overgegeven worden aan de terreur van de twee ‘getuigen’ van de satan: het Beest en de valse profeet (Opb. 13) en wacht na het Vrederijk het eeuwige oordeel (Opb. 20:11-15). Zij die wel voor de Heere Jezus Christus kiezen, vormen een grote menigte die niemand kan tellen. Zij worden gedood door het Beest. In Openbaring 7 zien we hen, gekleed in witte kleren, voor de troon van God om Hem te dienen.
De oproep van deze twee getuigen in Jeruzalem zal vooral aan het adres van Israël zijn, om te geloven in die ene naam: Jesjoea HaMasjiach. Zij worden - volgens mij - halverwege de laatste jaarweek (Dan. 9:24-27) gedood door het Beest. Uit de wereldwijde reactie op deze brute moord blijkt hoe diep de mensheid weggezonken is in goddeloosheid en haat tegenover alles en iedereen die getuigt van de Schepper van hemel en aarde. Het groeiend antisemitisme (vaak in de vorm van antizionisme) van vandaag vormt een ernstige waarschuwing dat de tijd van de twee getuigen snel dichterbij komt.
Vele andere getuigen
De ruimte ontbreekt om te vertellen van al die andere getuigen die twee aan twee optraden. Wat te denken van:
• de hemel en de aarde (Deut. 30:19),
• de dieren die twee aan twee de ark ingingen
(Gen. 7:9, 15),
• de twee mannen in Sodom (Gen. 19:1),
• de twee mannen, Aäron en Hur, die Mozes ondersteunden tegen Amalek (Exod. 17:8-16),
• de twee olijfbomen en de twee kandelaars
(Zach. 4:3, 11-14; Opb. 11:4),
• de zeventig en de twaalven die twee aan twee uitgingen (Mark. 6:7 en Luk. 10:1),
• de twee engelen bij het graf (Joh. 20:11-13),
• de twee mannen bij de hemelvaart van de Heere Jezus (Hand. 1:10), enz.
Al deze getuigen roepen ook ons voortdurend op om de keuze te maken: de dood of het leven, voor de Heere Jezus of tegen Hem, leven in de geest of in het vlees, vertrouwen op eigen werk of op Zijn werk, Hem te volgen of Hem te verloochen.
De rechtszaak
Er is nog een tweede reden voor de verschijning van al die getuigen; twee aan twee. De Heere moet in de toekomst een rechtszaak voeren tegen hen die Hem afgewezen hebben: “Sta op, o God, voer Uw rechtszaak, denk aan de smaad die dwazen U de hele dag aandoen” (Ps. 74:22; zie ook Jes. 41:21). In die rechtszaak zullen er maar twee oordelen mogelijk zijn: schuldig of onschuldig. Voor hen die het verlossingswerk van Gods eigen Zoon hebben afgewezen, zal er geen redding meer zijn. Het Evangelie is hun verteld, de redding is hun aangeboden, maar zij hebben niet gewild. Hij, Die hun Redder had kunnen zijn, moet hen dan als Rechter schuldig verklaren. Er zullen getuigen optreden om aan te tonen dat de beklaagden schuldig zijn, zoals dat in de wet van Mozes ook al geregeld was: “Op de verklaring van twee of drie getuigen moet hij die dient te sterven, gedood worden; hij mag niet gedood worden op de verklaring van slechts één getuige” (Deut. 17:6).
Ook in de nieuwtestamentische gemeente stond een zaak vast na het horen van minimaal twee getuigen: “In de mond van twee of drie getuigen zal elke zaak vaststaan” (2 Kor. 13:1b).
Vrijgesproken
Maar als we ons leven aan de Heere Jezus Christus hebben toevertrouwd, zullen we vrijgesproken worden. Sterker nog: zijn we al vrijgesproken. De aanklager (Opb. 12:10) kan geen standhouden tegenover Hem Die voor ons pleit: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie Mijn woord hoort en Hem gelooft Die Mij gezonden heeft, die heeft eeuwig leven en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven" (Joh. 5:24; zie ook Joh. 3:18 en Rom. 8:33). Dat neemt niet weg dat er voor gelovigen nog wel een rechterstoel van Christus is (2 Kor. 5:9-10). Bij die rechterstoel wordt van onze daden beoordeeld of zij in het vlees verricht zijn of in de geest (1 Kor. 3:13-15). Het gaat daarbij niet om ons behoud, maar om het al of niet verkrijgen van een beloning. Er is dus voor ons als gelovigen geen reden om goedkoop achterover te leunen. Ook voor ons is de keuze dagelijks: Maken we ernst met het Evangelie dat ons toevertrouwd is? Ja of nee. Laten we het voorbeeld van Jozua volgen: “Maar wat mij en mijn huis betreft, wij zullen de HEERE dienen!” (Joz. 24:15b).
Voetnoot:
1. Honigh, Harry, april 2015, Profetie tussen wal en schip, p. 417-418, Doorn: Het Zoeklicht / Harmelen: Israël en de Bijbel.
Deel dit artikel via