Toen ik acht dagen oud was, kreeg ik de Hebreeuwse naam Shimon Ye’hoshua Ha Levi. Ik ben geboren als Leviet in een zeer orthodox Joodse familie en al van jongs af aan vertrouwd met alle tradities van het Judaïsme...
Ik keek altijd uit naar de feesten, want die stonden voor een tijd van plezier en samenzijn met de familie, een periode waarin we de God van Abraham, Izak en Jakob loofden. Mijn favoriete feest was Pesach. Ik luisterde graag naar de verhalen over de wonderen van Mozes, maar het allerleukste was het zoeken naar de verborgen matse1.
Grote ijver
Gedurende het grootste deel van mijn kindertijd bezocht ik een Joodse privéschool en had ik uitsluitend Joodse vrienden. De enige niet-Joden die ik kende, waren de familieleden van mijn moeder. Zij had zich namelijk bekeerd tot het Jodendom. Ik groeide op in de overtuiging dat de weg naar God liep via Zijn 613 wetten. Alleen door een strikte naleving van alle ge- en verboden zou ik dichter bij God kunnen komen. Mede door mijn ijver om een echte ‘Mensch’ (rechtvaardig individu) te worden, ontving ik een beurs om te gaan studeren aan een jesjiva (Talmoedschool) in Israël. Daar zou ik onderwijs krijgen van gerespecteerde religieuze geleerden over het orthodoxe Judaïsme, zijn wetten en tradities.
Verdwaald in mijn Joodse wandel
Tijdens mijn afwezigheid was mijn familie in contact gekomen met Chabad, een ultraorthodoxe Joodse organisatie. En eenmaal weer thuis raakte ook ik betrokken bij deze beweging. Ik deed mijn uiterste best om volgens de Joodse wet en alle Chabadtradities te leven. Het was rond mijn negentiende dat ik een zekere leegte ervoer. Wat ik ook deed, van een echte relatie met God was geen sprake. Ik was verdwaald in mijn Joodse wandel, die vooral een gewoonterelatie met God was. Er was geen oprechte, geestelijke en persoonlijke band met Hem. Ik ging niet meer naar de synagoge en de God, Die ik zo ijverig had gediend, keerde ik langzaamaan de rug toe. De wereld lonkte en daarbij vergeleken was het Judaïsme met al zijn regels maar saai. Door deze aantrekkingskracht kwam ik geleidelijk in een neerwaartse spiraal terecht. Ik verliet de universiteit voor een baan die me de gelegenheid gaf mijn ouderlijk huis te verlaten. Mijn onafhankelijkheid zou me bevrijden van alle verplichtingen. Vol overgave stortte ik me in allerlei wereldse verleidingen, zoals drugs en alcohol, en ik vergat God. Ik werd een man die uitsluitend voor zichzelf leefde.
Trots
Gedurende mijn tijd ‘in de wereld’ had ik een paar vrienden die soms de naam van Jezus lieten vallen. Zij zeiden zelfs dat ik door mijn ongeloof geen plaats in de hemel zou hebben. Waar haalden die christenen met hun Jezus-verhalen de moed vandaan om dat te zeggen? Ik was tenslotte een Jood! Ik behoorde toch tot het ‘uitverkoren volk’, dus de hemel was voor mij een zekerheid.
Liefde op het eerste gezicht
In 2010 ontmoette ik Cara. Het was liefde op het eerste gezicht en ik wist dat deze vrouw een blijvende invloed op mijn leven zou hebben. Het kwam niet bij me op dat haar christelijk geloof een probleem zou kunnen worden. Als we ooit zouden trouwen, dan zou ze zich uiteraard, net als mijn moeder, bekeren tot het Jodendom. Want wie wilde nu niet behoren tot het ‘uitverkoren volk’? Haar vader, een wedergeboren christen, nam het niet licht op dat wij met elkaar omgingen. Regelmatig getuigde hij over zijn Messias en ik wist niet hoe ik hiermee om moest gaan. Onze relatie kwam hierdoor onder enorme druk te staan waarbij regelmatig heel wat tranen vloeiden. Het was uiteindelijk Cara’s moeder die me een Bijbel gaf. Daar had ik helemaal geen behoefte aan, dus verdween deze meteen in mijn boekenkast.
Veel vragen
Maar het zaad was wel gezaaid. Ik was op dat moment uitermate ongelukkig en mijn leven leek met de dag leger. Ik vocht tegen het idee van Jezus’ bestaan, als tegen een griep die maar niet wilde weggaan. Alles in mij wilde trouw blijven aan mijn orthodox Joodse opvoeding en ook mijn familie niet beschamen. Op een avond lag ik op bed en begon ik te praten tot God: ‘Bent U echt en herinnert U zich mij nog?’ Ik vroeg Hem ook of Hij een Zoon had. En zo ja, was dat dan Jesjoea? Toen hoorde ik een stem spreken tot mijn hart: “Er staat een Bijbel in je kast. Doe hem open”. Voorzichtig pakte ik het Boek en de pagina waar ik terechtkwam was Mattheüs 1: “Het geslachtsregister van Jezus Christus, de Zoon van David, de Zoon van Abraham”. Dit moest ik even verwerken. Nou ja ‘even’, dat duurde een paar maanden.
Eindelijk vrij
Vervolgens ging ik in het Oude Testament op zoek naar bevestigingen over het bestaan van Jezus. Als Jood waren we altijd aangemoedigd om voor alles bewijzen te zoeken. Welnu, ik vond enorm veel profetieën over Jezus. Tientallen teksten, die steeds weer bevestigden dat Jezus Christus van Nazareth de Joodse Messias was. Hij was door God naar de aarde gezonden om alle mensen van hun zonden te bevrijden. Ik kon er gewoon niet omheen. Zijn offer heeft de weg tot de Vader vrijgemaakt en daardoor heb ik nu, eindelijk, een echte en persoonlijke relatie met Hem.
Getuigen
Tot slot: Ik geloof dat God mij de specifieke taak heeft gegeven om mijn getuigenis aan Joodse mensen over de hele wereld te vertellen. Daarvoor heeft Hij mij inmiddels ook toegerust. “Want ik schaam mij niet voor het Evangelie van Christus, want het is een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood , en ook voor de Griek” (Rom. 1:16.).
Voetnoot:
1. In de Joodse traditie worden tijdens de cedermaaltijd drie matses in een doek gedaan. De middelste matse (afikoman) wordt gebroken, in een linnen doek gerold en verstopt. De kinderen mogen hem gaan zoeken. Als hij is gevonden, wordt hij gegeten ‘ter gedachtenis van het Pesach-lam’.
Deel dit artikel via