Orthodoxe Joden en orthodoxe christenen hebben het Oude Testament gemeenschappelijk. Toch worden op basis van dezelfde Bijbelgedeelten geheel verschillende conclusies getrokken. Dat zien we bijvoorbeeld bij de visie op de erfzonde en bij de vraag of een mens zich wel of niet aan de Thora kan houden.
Zowel orthodoxe Joden als christenen geloven dat de wereld en de mens door God zijn geschapen. God plaatste Adam en Eva in het Paradijs. Daar vond de zondeval plaats omdat zij ongehoorzaam waren aan God en van de vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad aten. Volgens de Joodse Bijbeluitleggers ging het om een vijg. Dit is namelijk de enige vrucht die in dit hoofdstuk wordt genoemd. We lezen ook dat Adam en Eva zich met vijgenbladeren bedekten, toen ze merkten dat ze naakt waren.
Zo kwam de zonde in de wereld. Volgens de algemene christelijke leer is toen de mensheid aangetast door de erfzonde. Dat wil zeggen, de natuur van ieder mens is gestempeld door de zonde. Deze neiging is zo groot dat niemand daaraan kan ontsnappen. Iedereen is geneigd tot kwaad. Daarom kan de kloof tussen God en de mens alleen overbrugd worden door het verzoenend offer van de Messias.
Ten tijde van het Oude Testament werden dagelijks offers gebracht in de tempel tot verzoening. Maar deze waren slechts een voorafschaduwing tot de komst van de Messias. Doordat de Heere Jezus door Zijn dood als het volmaakte Offerlam de zonde op Zich heeft genomen, kunnen wij verzoend worden met God de Vader. Er is dan ook geen weg tot behoud buiten Christus om.
De Bijbelse basis voor de opvatting dat alleen de Messias het probleem van de zonde kon oplossen, vinden we onder andere bij Paulus. Hij schrijft in zijn brief aan de Romeinen dat zowel Joden als Grieken onder de zonde zijn. “Allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God” (Rom. 3:23). Daarvoor citeert hij een aantal passages uit de Psalmen: “Er is niemand rechtvaardig, ook niet één, er is niemand die verstandig is, er is niemand die God zoekt. Allen zijn afgedwaald, samen zijn zij nutteloos geworden. Er is niemand die goeddoet, er is er zelfs niet één” (Rom. 3:10-12). Paulus citeert hier uit Psalm 14:3 en 53:4.
Geen erfzonde
Binnen het orthodoxe Jodendom denkt men daar heel anders over. Men wijst het concept van de erfzonde af. Om dit te illustreren citeer ik uit ‘Wegwijs in het Jodendom’, een uitgave van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap (pag. 142): “De mens wordt zonder zonde geboren. Zijn ziel is zuiver en hoewel de verleiding in het leven groot kan zijn en de mens tot de zonde geneigd is, verwerpt het Jodendom elk idee dat hij zou worden geboren met een erfzonde, die vanaf de eerste Adam aan hem wordt doorgegeven. De mens mag dan tot de zonde neigen, dat is iets heel anders dan te suggereren dat hij tot de zonde gedoemd is. En voorts heeft de mens, hoewel hij tot de zonde geneigd is, in zich de macht, zich van de zonde te bevrijden”.
Volgens de orthodox Joodse visie heeft ieder mens twee neigingen in zich: tot het goede en tot het kwade. Maar hij is in staat om voor het goede en tegen het kwade te kiezen. Een mens heeft een vrije wil om het goede te doen. Dat betekent niet dat hij geen zonden kan begaan. Maar wanneer hij zonden begaat, kan hij weer verzoend worden met God. Daarvoor is boetedoening noodzakelijk. Hij moet wel oprecht berouw van zijn zonden hebben en zich ook vast voornemen om niet opnieuw te zondigen. Dit geldt zowel voor zonden ten opzichte van God als ten opzichte van de mens.
Maar als je tegen een medemens zondigt, dan geeft God geen vergiffenis tótdat het onrecht is hersteld. Vergiffenis ontvang je door het gebed. Er kunnen geen offers meer gebracht worden, zoals ten tijde van het Oude Testament. Daarom heeft het gebed de offerdienst vervangen.
Zoals ten tijde van de offerdienst driemaal daags offers werden gebracht, dient men nu driemaal daags de gebeden te verrichten. Vandaar dat in het Hebreeuws de namen van het ochtend-, middag- en avondgebed dezelfde zijn als de benamingen voor het ochtend-, middag- en avondoffer.
Bijbelse basis
Als je erover nadenkt is het ook wel logisch dat orthodoxe Joden de erfzonde afwijzen. Zij gaan er immers van uit dat een Jood zich aan de Thora kán houden en dat hij die kan volbrengen.
Binnen het chassidisme leert men dat er zelfs mensen zijn die geestelijk zo ver groeien dat zij op een moment niet meer zondigen. Dat zijn de ‘tsaddiekiem’ (letterlijk: de rechtvaardigen), die vanwege hun zondeloosheid een bijzondere positie bij God hebben. Om die reden verhoort God ook hun voorbede voor anderen. Deze chassidische rebbes worden daarom vereerd door hun volgelingen.
Maar hoe leggen orthodoxe Joden dan die psalmen uit die door Paulus worden aangehaald?
Veel Joodse exegeten passen deze twee psalmen toe op de verwoesting van Jeruzalem, waarbij Psalm 14 betrekking heeft op de verwoesting van de stad door de Babyloniërs in 587 v.Chr. en Psalm 53 door de Romeinen in het jaar 70 na Chr. David zou deze gebeurtenissen profetisch hebben voorzien.
De tekst ‘Er is niemand rechtvaardig zelfs niet één’ slaat dus op de heidense volkeren die Jeruzalem verwoestten en niet op het Joodse volk zelf. Daarom kan volgens hen deze tekst niet gebruikt worden voor alle mensen.
Bedekking
Je krijgt de indruk dat deze uitleg, die van na de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70 stamt, voortkomt uit de vraag hoe men met het verlies van de tempel en offerdienst moest omgaan. De apostel Paulus schrijft: “Maar hun gedachten (nl. die van de Joden) werden verhard, want tot op heden blijft diezelfde bedekking bij het lezen van het Oude Testament, zonder te worden weggenomen. Die bedekking wordt tenietgedaan in Christus. Ja, tot op heden ligt er, wanneer Mozes gelezen wordt, een bedekking op hun hart. Maar wanneer het zich tot de Heere bekeert, wordt de bedekking weggenomen” (2 Kor. 3:14-16).
Ik heb me vaak afgevraagd wat die bedekking zou kunnen zijn. Heeft dit te maken met hun visie op de lijdende Messias, en dat zij vooral een heersende Messias verwachten? Soms vraag ik me af of het ook niet te maken heeft met hun visie op de erfzonde. Want daardoor menen zij op eigen kracht door God gerechtvaardigd te worden en is er geen behoefte aan een Messias die voor hun zonden is gestorven. Daarom is de plaats van de Messias in het Jodendom heel anders dan binnen het christelijk geloof. Maar daarover in een volgend artikel meer.
Deel dit artikel via