Het is 1937. Hitler is aan de macht. In een klein Roemeens dorpje woont een oude Duitse timmerman genaamd Christian Wölfkes. Dagelijks bidt hij: “Heere, ik heb U op aarde gediend. Ik zou zo graag op aarde ook mijn beloning krijgen. Wilt U geven dat ik niet zal sterven voordat ik een Jood bij U heb gebracht. Maar er zijn geen Joodse mensen in mijn omgeving. Ik ben te oud, ziek en arm om naar ze op zoek te gaan. U bent almachtig. Ik beloof U dat als U een Jood naar mijn dorp brengt, ik mijn uiterste best zal doen om hem bij U te brengen”.
De Bijbel
Die lente komt de atheïstische Joodse Richard Wurmbrand naar het dorp. Hij weet niet wat hem overkomt als hij de man ontmoet; zo enorm vriendelijk als hij ontvangen wordt. De timmerman geeft hem een Bijbel. Richard had eerder de Bijbel gelezen, maar het had nooit indruk op hem gemaakt. Maar deze Bijbel lijkt anders. Het geheim is het dagelijkse gebed van Wölfkes en zijn vrouw voor Richard. Wanneer Richard de Bijbel leest, is hij steeds tot tranen toe geroerd. Telkens raakt het hem hoe zijn leven afsteekt bij dat van de Heere Jezus.
Wölfkes laat het Woord zijn werk doen en vraagt op een avond wat hij van de Bijbel vindt. Richard legt uit: “Het doet me denken aan mijn kindertijd. Ik werd al jong wees. Als kind stond ik uren voor de etalage van de bakker naar de taarten te kijken. Telkens moest ik weer bedenken dat ze niet voor mij waren. Ik zou nooit van zulke taarten kunnen eten. Ik heb nu hetzelfde gevoel. Ik lees prachtige dingen, maar weet dat ze niet voor mij zijn, omdat ik Joods ben. Ik heb nog nooit een Jood ontmoet die in Jezus gelooft”.De timmerman begint hem in eenvoudige woorden de Messiaanse profetieën uit te leggen, over hoe Jezus tot Zijn volk kwam en dat God Zijn volk nog steeds liefheeft. Richards houding begint te veranderen en hij wil meer ontdekken.
Rabbijnen
Wanneer de rabbijnen Richards nieuwe zoektocht ontdekken, willen ze met hem in gesprek. De eerste rabbijn vraagt hem naar de reden waarom hij in Jezus gelooft. Richard geeft aan dat Jesaja 53 zo’n indruk op hem heeft gemaakt: “Ik heb het gevoel dat de profeet jaren van tevoren het hele leven van de Messias heeft gezien en uitgeschreven zodat de Joden Hem zouden herkennen als Hij kwam”. Daarop antwoordt de rabbijn dat hij dat hoofdstuk niet had moeten lezen, omdat het een verboden hoofdstuk is. Richard antwoordt: “Ik zou het graag met rust willen laten, maar deze profetieën laten mij niet met rust! Welke andere verklaring van dit gedeelte kunt u mij geven?” De rabbijn schudt zijn hoofd.
De volgende rabbijn belooft hem binnen een half uur van zijn dwaling af te helpen. “Ik zou wel meerdere dagen naar u willen luisteren”, antwoordt Richard. Ze besluiten samen het Nieuwe Testament te lezen en spreken af dat de rabbijn telkens op de fouten zal wijzen. Ze lezen de hele nacht door. De rabbijn onderbreekt hem wel, maar alleen om te zeggen: “Wat mooi! Wat mooi! Dat heb ik nooit geweten”. Wanneer hij Richards huis de volgende ochtend verlaat, vraagt hij hem met niemand te praten over wat er is gebeurd.
Uiteindelijk zijn het de rabbijnen die met hun gebrek aan argumenten voor Richard bevestigen dat Jezus inderdaad de Messias is. Zo komt hij tot geloof in de Heere Jezus als Messias. Terwijl Hitler plannen maakt om het Joodse volk te vernietigen, brengt een oude Duitse man een van hen bij Jezus. Door een Bijbel en gebed.
Messiaanse gemeente
Richard wordt voorganger van een Messiaanse gemeente in Roemenië. De gemeente heeft veel te verduren. De nazi’s haten hen, omdat ze Joods zijn. Na de oorlog helpt de gemeente zelfs nazi’s onder te duiken. Later hebben ze het zwaar onder het communisme, omdat ze gelovig zijn. Dat alles kan hen er niet van weerhouden het Evangelie te brengen aan hun landgenoten. Richards orthodoxe schoonfamilie komt tot geloof wanneer ze de verandering in zijn leven zien en ook de profetieën gaan lezen. Maar ook overtuigde antisemieten komen onder de indruk. Na een preek van Richard gehoord te hebben trekt een van hen zijn conclusies: “De Bijbel zegt dat het Evangelie eerst voor de Jood is, en ook voor de Griek. Maar Jodenhaters komen nergens aan bod!” Hij geeft zijn antisemitisme op en komt tot geloof. Deze man is een enthousiast evangelist geworden.
Vervolging
Onder het communisme moet de gemeente in het geheim samenkomen. Wanneer Richard op 29 februari 1948 op weg is naar een kerkdienst wordt hij gearresteerd. Hij brengt drie jaar in eenzame opsluiting door in een communistische gevangenis. Na ruim acht jaar gevangenschap wordt hij weer vrijgelaten. Ondanks waarschuwingen van de overheid zet Richard de ondergrondse kerk voort. In 1959 wordt hij opnieuw gearresteerd. De straf van vijfentwintig jaar hoeft hij niet volledig uit te zitten. Door onderhandelingen van twee Noorse christelijke organisaties die onder het Joodse volk werken, komt hij in 1964 vrij. Later richt hij samen met zijn vrouw een organisatie op ter ondersteuning van vervolgde christenen. In Nederland is deze organisatie nog steeds bekend als SDOK.
Een overgrootvader van gelovigen
Na zijn vrijlating uit de gevangenis woont Richard een christelijke conferentie bij. Hij is nog niet sterk genoeg om weer te preken, maar wordt wel gevraagd om zijn getuigenis te geven. Terwijl hij vertelt, ziet hij dat in het publiek een oude man begint te huilen. Zijn naam is Pitter. Deze oude wagenmaker blijkt degene te zijn die Christian Wölfkes ooit over Jezus vertelde. Pitter had zijn hele leven gedacht dat hij niets voor God gedaan had, behalve een timmerman over het geloof vertellen. Nu realiseert hij zich dat hij de overgrootvader in het geloof is van vele Messiaanse gelovigen.
Deel dit artikel via