In het eerste artikel van deze serie zijn we ingegaan op een essentieel verschil tussen het Jodendom en het christendom: orthopraxie (de juiste praktijk of het juiste handelen) en orthodoxie (de juiste leer). Christenen maken zich veelal druk over de vraag of iemand wel of niet de juiste leer aanhangt. Voor Joden is dit aspect veel minder belangrijk. Of iemand een vrome Jood is wordt niet zozeer bepaald door wat hij gelooft. Het gaat erom of men zich houdt aan de voorschriften van de Thora en de mondelinge wet en daarnaar leeft.
Jodendom en Christendom: Hetzelfde of toch anders?
Dat heeft tot gevolg dat Joden veel minder nadruk leggen op leerstellingen dan christenen. Waar het opvattingen betreft over ethische vraagstukken, zoals euthanasie of homoseksualiteit vertonen orthodoxe Joden en orthodoxe christenen veel overeenkomsten. Deze opvattingen wijken af van die van een groot gedeelte van het Nederlandse volk. Het is niet verbazingwekkend dat het Cheider, een (ultra)orthodoxe Joodse school in Amsterdam, gerelateerd aan de Chabadbeweging, juist gesteund wordt vanuit orthodox reformatorische hoek. Er is sprake van een zekere herkenning. Men constateert een bepaalde overeenkomst. Niet zozeer in de leer, maar wel in de levensstijl, zoals bijvoorbeeld de kleding van vrouwen en de afwijzing van televisie en ‘werelds’ vermaak.
Deze overeenkomsten hebben vooral te maken met de vraag hoe men dient te leven. Andere vraagstukken, die niet aan het dagelijks leven zijn gerelateerd, zijn voor orthodoxe Joden veel minder belangrijk. Neem bijvoorbeeld de schepping zoals beschreven in Genesis 1. Voor veel christenen is het een belangrijk punt dat de aarde zesduizend jaar geleden is geschapen in zes dagen, in plaats van ontstaan na miljoenen jaren van evolutie. Binnen de Joodse gemeenschappen leeft dit nauwelijks. Op creationistische congressen zal je dan ook niet vaak orthodox Joodse sprekers of deelnemers tegenkomen.
Dat wil overigens niet zeggen dat orthodoxe Joden hierover geen standpunt hebben. Er zijn rabbijnen die niet in een letterlijke uitleg van Genesis 1 geloven en daarom evolutie als mogelijkheid accepteren. Maar de voormalige rebbe van de Lubavitcher Chassiediem, rabbijn Schneersohn, benadrukte dat iedere orthodoxe Jood wel verplicht is om de schepping in zes dagen als historisch feit te accepteren. Volgens hem zijn de fossielen bij de schepping van de aarde erin geplaatst.
Dogma’s
De rabbijnen betwisten of het Jodendom überhaupt wel dogma's kent. Men zal dit woord niet gemakkelijk in discussies en geschriften gebruiken, hoewel men natuurlijk wel bepaalde geloofsgegevens voor waarheid houdt. Het bestaan van God, dat Hij het volk Israël heeft uitverkoren en uit Egypte heeft geleid en aan hen Zijn Thora en het beloofde land heeft gegeven, staat buiten iedere discussie. Maar als men dogma's definieert als leerstellingen die, geformuleerd door een gezaghebbende kerkelijke instantie, als geloofswaarheden dwingend worden opgelegd aan de leden van een bepaalde kerkelijke gemeenschap, dan kan men stellen dat dat binnen het Jodendom onbekend is.
Geloofsbelijdenissen
Evenmin spelen geloofsbelijdenissen binnen het Jodendom een grote rol. Daarentegen hebben vanaf het eerste begin van het christendom geloofsbelijdenissen, zoals de Apostolische Geloofsbelijdenis, die van Nicea-Constantinopel en die van Athanasius, een belangrijke rol gespeeld bij het bepalen wat een christen wel en niet gelooft. De rabbijnen in de eerste eeuwen na de jaartelling zagen geen noodzaak om op systematische wijze een geloofsbelijdenis te formuleren. Immers, door geboorte wordt een Jood het verbond met God deelachtig en behoort hij tot het volk van Israël. Dit behoeft daarom niet te worden bekrachtigd door een formele geloofsuiting.
Sjema
Als enige vorm van geloofsbelijdenis wil men het Sjema opvatten. Dit Hebreeuwse woord voor ‘hoor’ verwijst naar het woord waarmee Deuteronomium 6:4 begint: "Hoor Israël! de HEERE, onze God, is een enig HEERE". Al in vroegere tijden wilde men met deze tekst de eenheid en uniciteit van God tegenover de veelheid en diversiteit van de heidense goden benadrukken. Volgens de Joodse traditie behoort men dit als een gebed tweemaal daags op te zeggen. Van rabbi Akiba uit de eerste eeuw na Christus wordt gezegd dat hij vlak voor zijn executie door de Romeinen het sjema reciteerde. Later hebben talrijke Joodse martelaars dit voorbeeld nagevolgd. En nog steeds streven orthodoxe Joden ernaar om wanneer ze gaan sterven met de woorden van het Sjema hun laatste adem uit te blazen.
Geloofsartikel
Er is slechts een enkele passage in de Misjna die mogelijk als een geloofsartikel kan worden opgevat (Misjna, Sanhedrin 10:1): "Geheel Israël zal deel hebben aan de komende wereld, zoals geschreven staat [in Jes. 60:21]: ‘En uw volk zullen allen tezamen rechtvaardigen zijn, zij zullen in eeuwigheid de aarde erfelijk bezitten; zij zullen zijn een spruit Mijner plantingen, een werk Mijner handen, opdat Ik verheerlijkt worde.’ En deze zijn degenen die geen deel zullen hebben aan de komende wereld: Hij die zegt: Op grond van de Thora is er geen opstanding uit de doden; en de Thora is niet uit de hemel [d.w.z. van God]; en een Epicureeër."
Het is niet helemaal duidelijk wie degenen zijn die geen deel zullen hebben aan het toekomstige leven. Men neemt aan dat met degenen die de opstanding uit de doden loochenen de Sadduceeën worden bedoeld (zie hiervoor Matt. 22:23; Marcus 12:18; Luc. 20:27; Hand. 23:8). Met de Thora wordt hier de mondelinge Thora bedoeld. Vandaar dat dit zowel tegen de Sadduceeën is gericht, alsook tegen de Joodse christenen die het Goddelijke gezag van de mondelinge Thora afwezen. Onder een Epicureeër (lett. 'Apikoros') verstaat men niet de aanhanger van de Griekse filosoof Epicurus, maar een benaming voor een ketter of vrijdenker. Zij die het gezag van de rabbijnen en hun gezaghebbende uitspraken in twijfel trekken worden 'apikoros' genoemd.
Hoewel men dus officieel geen dogma’s kent, wordt wel van iedere orthodoxe Jood verwacht dat hij het gezag van de Thora van Mozes en van de mondelinge Thora accepteert, alsook de interpretatie daarvan door de gezaghebbende rabbijnen. Christenen hadden te maken met dwaalleraars, die onbijbelse opvattingen propageerden, en daarom was het voor de kerken noodzakelijk daartegen stelling te nemen. Voor Joden was dat niet aan de orde, want zij hadden immers de mondelinge wet, uitgewerkt door gezaghebbende rabbijnen.
Deel dit artikel via