Al sjouwend met zware dozen Bijbels, hebben we wel eens schertsend tegen elkaar gezegd: ‘Kunnen we niet beter traktaten gaan verspreiden?’ Zonder enige twijfel gebruikt God goede Bijbelse traktaten om mensen tot kennis van Christus’ verlossingswerk te brengen. Toch geloven we dat, vooral als het gaat om het Joodse volk, niets uitgaat boven de aanbieding van Gods Woord. Maar waarom eigenlijk?
De Joodse gelovige Joseph Yoelson Taffen kwam door het lezen van het Nieuwe Testament tot geloof in zijn Messias. Dat bracht hem tot de overtuiging dat het Nieuwe Testament eigenlijk voor elk Joods gezin beschikbaar zou moeten zijn. Uitgaande van de volgende vier belangrijke principes, richtte hij in 1940 de SDHS1 op:
- Geef Joodse mensen het - voor velen van hen onbekende - Nieuwe Testament als hun eigen erfgoed terug.
- Laat de kwaliteit van het boek optimaal zijn. Een respectabele uitstraling reflecteert de eerbiedwaardige inhoud.
- De Nieuwe Testamenten moeten tweetalig zijn, met op de ene pagina Hebreeuws en op de tegenoverliggende pagina de landstaal van de ontvanger.
- Ze moeten gratis worden aangeboden. De HEERE zegt immers: “Waarom weegt u geld af voor wat geen brood is, en uw arbeid voor wat niet verzadigen kan? Luister aandachtig naar Mij, eet het goede, en laat uw ziel vreugde scheppen in de overvloed” (Jes. 55:2).
Wat in 1940 begon met de druk van 10.000 Hebreeuws-Engelse Nieuwe Testamenten is anno 2020 uitgegroeid tot de druk van het Nieuwe Testament in dertien verschillende talen. Het Oude Testament is nu in negen talen beschikbaar. Alle uitgaven zijn in combinatie met de Hebreeuwse tekst.
De Bijbel verklaart zichzelf
Toch wordt er soms terughoudend op de verspreiding van het Nieuwe Testament gereageerd. Het argument is dan dat een traktaat een veel kortere en begrijpelijkere route naar de Bijbelse heilsboodschap zou zijn. Hoe goed ook bedoeld, de vraag is of we daarmee niet veronachtzamen wat God juist Zelf heeft samengesteld om Zijn volk met Zijn Messias bekend te maken?
Kort door de bocht geformuleerd: kunnen we verbeteren wat God via de door Hem gekozen Joodse auteurs, onder Zijn leiding en inspiratie heeft laten opschrijven? Wie het Nieuwe Testament bestudeert, ontdekt in de rijke inhoud, opbouw, keuzes van historische gebeurtenissen, het taalgebruik, enzovoort onmiskenbaar de hand van de Eindredacteur.
Zorgvuldige keuzes
In dit artikel gaan we in op Johannes’ keuzes uit Jezus’ vele tekenen waarvan hij aan het slot van zijn Evangelie een belangrijke verklaring aflegt: “Jezus nu heeft in aanwezigheid van Zijn discipelen nog wel veel andere tekenen gedaan, die niet beschreven zijn in dit boek, maar deze zijn beschreven, opdat u gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat u, door te geloven, het leven zult hebben in Zijn Naam” (Joh. 20:30-31).
Zijn zorgvuldige keuzes uit de grote hoeveelheid tekenen2 hadden dus tot doel zijn lezers tot geloof te brengen. Niet een algemeen geloof in het bestaan van God, maar het geloof dat Jezus de Christus is (lees: de beloofde Messias), de Zoon van God (een aanduiding voor Zijn godheid, zie o.a. Joh. 5:18). De apostel wist dat alleen
dat geloof de toegang geeft tot het ‘leven in Zijn Naam’.
Zijn Naam
Maar wat bedoelt Johannes met het leven in Zijn Naam? Joodse lezers zullen hier al gauw de verbinding leggen met de godsnaam, JHWH, die zij overigens niet uitspreken. Dat zou volgens de Joodse traditie immers kunnen leiden tot overtreding van het gebod “U zult de Naam van de HEERE, uw God, niet ijdel gebruiken” (Exod. 20:7). Maar er is nog een ander argument, namelijk dat de kennis over de exacte Hebreeuwse uitspraak van deze naam verloren is gegaan (zie het uitgebreide artikel
over dit onderwerp van Pieter A. Siebesma op www.israelendebijbel.nl/godsnaam). Ik denk echter dat het aanroepen van de Naam meer is dan een klankuitspraak. De essentie ligt namelijk in de juiste kennis van Gods wezen, Die in de reikwijdte van Zijn Naam ligt. Deze is onlosmakelijk verbonden met Zijn Zelfopenbaring in de Heere Jezus, Wiens Naam betekent: ‘de HEERE redt’3. Zijn Hebreeuwse naam Jesjoea is dus een verbintenis tussen JHWH, de Verbondsgod en de Zaligmaker van Zijn volk. Dat bepaalt ons tegelijk bij Zijn twee naturen die Johannes in zijn proloog beschrijft: “En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid” (Joh. 1:14). Hoewel Mozes bij de brandende braamstruik ‘zijn gelaat bedekte, vanwege de vrees God aan te kijken’ (Exod. 3:6), getuigt Johannes juist Zijn heerlijkheid te hebben gezien. En dan vooral gezien in Zijn tekenen, zoals bijvoorbeeld in zijn eerste beschreven teken tijdens de bruiloft te Kana: “Dit heeft Jezus gedaan als begin van de tekenen, te Kana in Galilea, en Hij heeft Zijn heerlijkheid geopenbaard; en Zijn discipelen geloofden in Hem” (Joh. 2:11). Tekenen openbaarden dus Zijn heerlijkheid, maar werkten ook geloof in de harten van de aanwezigen. Denk aan Nicodemus, ‘leider van de Joden’ en ‘leraar van Israël’ (Joh. 3:1, 10), die erkent: “Rabbi, wij weten dat U van God gekomen bent als leraar, want niemand kan deze tekenen doen die U doet, als God niet met hem is” (Joh. 3:2). Bedenk dat Jezus’ tekenen (Grieks: ‘semeion’), niet ‘slechts’ wonderen waren, die bij mensen een tijdelijke euforie bewerkten, maar aantoonden Wie Jezus werkelijk is: de Messias van Israël, de Zoon van God.
In dat verband heeft Johannes ook de belangrijke ‘IK Ben-uitspraken’ uit Jezus’ mond opgetekend, zoals bijvoorbeeld: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Vóór Abraham geboren was, ben Ik” (Joh. 8:58)4. En daarmee onthult Hij Degene te zijn, Die vanuit de brandende braamstruik Zich aan Mozes bekendmaakte. Op zijn vraag: “Zie, wanneer ik bij de Israëlieten kom en tegen hen zeg: De God van uw vaderen heeft mij naar u toe gezonden, en zij mij zeggen: Wat is Zijn Naam? Wat moet ik dan tegen hen zeggen?”, zegt God: “IK BEN DIE IK BEN. Ook zei Hij: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: IK BEN heeft mij naar u toe gezonden” (Exod. 3:13-14). Geloof of ongeloof dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, de IK BEN, is overigens geen onbetekenend thema, maar de grenslijn tussen ‘het Leven hebben in Zijn Naam’ en ‘sterven in je zonden’. Zo waarschuwt de Heere de Farizeeën, die met de godsnaam bekend moeten zijn geweest5: “Ik heb u dan gezegd dat u in uw zonden zult sterven, want als u niet gelooft dat IK BEN, zult u in uw zonden sterven” (Joh. 8:24).
De Naam van de HEERE (JHWH), Die eens door het gelovig overblijfsel van Israël tot hun behoud zal worden aangeroepen, blijkt dus onlosmakelijk verbonden met Gods voortschrijdende openbaring in het Nieuwe Testament dat Jezus is de Christus, de Zoon van God in Wie het leven in Zijn Naam ontvangen wordt.
- De Engelse ‘Society for Distributing Hebrew Scriptures’
- Door Johannes geselecteerde tekenen die Zijn goddelijke heerlijkheid openbaren: bruiloft te Kana (2:1-11); genezing van de zoon van de hoveling (4:46-50); genezing van de verlamde in Bethesda (5:1-17); de wonderbare spijziging (6:1-14); Jezus’ wandeling op het meer (6:15-21); genezing van de blindgeborene (9:1-41); opwekking van Lazarus (11:1-44); de wonderbare visvangst (21:1-4).
- Denk aan de woorden van de engel tot Jozef: “u zult Hem de naam Jezus geven, want (redengevend) Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden” (Matt. 1:21).
- Hoewel het Griekse werkwoord de persoonsvorm insluit, wordt deze hier toegevoegd wat resulteert in een accentuering en verbinding met de (Griekse) Septuagintavertaling van Exod. 3:14: ego eimi. Dat omstanders ook het verband met Zijn Naam IK BEN legden, blijkt uit hun poging Hem te stenigen.
- Volgens overleveringen toen nog slechts één keer per jaar door de Hogepriester in de tempel uitgesproken.
Deel dit artikel via