Bijbelcritici stellen het boek Jona vaak ter discussie. Jona in de buik van de vis, dat is toch onverenigbaar met de menselijke logica? Maar wie God op Zijn Woord vertrouwt, is niet alleen overtuigd van de historische betrouwbaarheid, maar kan ook prachtige profetische waarheden in dit kostbare boek ontdekken. In dit katern wil ik er graag enkele met u uitdiepen.
Jona’s achtergrond
Jona - zijn naam betekent ‘duif’ - is de zoon van Amitthai. Hij was een profeet uit Gath-Chefer (2 Kon. 14:25), een dorp in de buurt van Tiberias en Nazareth in Galilea. Hij leefde net voor of tijdens de regering van koning Jerobeam II (783-744 v. Chr.). Jona was dus een tijdgenoot van de profeten Amos en Hosea.
Jona’s roeping en ongehoorzaamheid
“En het woord des Heeren geschiedde tot Jona, de zoon van Amitthai, zeggende: Maak u op, ga naar de grote stad Ninevé, en predik tegen haar; want hun boosheid is opgeklommen voor Mijn aangezicht. Maar Jona maakte zich op om te vluchten naar Tarsis, van het aangezicht des Heeren; en hij kwam af te Jafo, en vond een schip, gaande naar Tarsis, en hij gaf de vracht daarvan, en ging er in neer, om met hen te gaan naar Tarsis, van het aangezicht des Heeren” (vs. 1-3).
Tarsis was een Fenicische kolonie in Zuidwest Spanje. Jona moest naar het oosten (Ninevé), terwijl Tarsis in het westen ligt. Hij wilde dus zo ver mogelijk weg van het aangezicht van God.
Jona als type van Christus en Israël
Toch is Jona een duidelijk type van de Heere Jezus Christus. De Heere zegt immers van Zichzelf: “Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten was in de buik van de walvis, alzo zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten wezen in het hart der aarde ... en ziet, meer dan Jona is hier” (Matt. 12:40,41a).
Daarnaast kunnen we Jona ook beschouwen als een type van Israël, dat de opdracht krijgt Gods heil aan de volken te verkondigen, maar dit in eerste instantie verzuimt.
De onstuimige zee, waarin Jona geworpen wordt, is een beeld van de rumoerige volkerenzee (vgl. Ezech. 26:3), waarin het volk tijdelijk ten onder is gegaan.
Voor wat betreft de inwoners van Ninevé, zij staan symbool voor de volkeren die straks door de prediking van de 144.000 verzegelden uit alle stammen van Israël (Opb. 7) en later door Israël in het Messiaanse vrederijk bereikt zullen worden (Zach. 8:23).
Gods soevereiniteit
Behalve typologische lessen herkennen we in de geschiedenis van Jona veel aspecten van Gods soevereine handelen, zoals blijkt uit de volgende teksten:
- 1:4 “Maar de Heere wierp een grote wind op de zee”.
- 1:17 “De Heere beschikte een grote vis”.
- 4:6 “En God, de Heere, beschikte een wonderboom”.
- 4:7 “Maar God beschikte een worm”.
- 4:8 “dat God een stille oostenwind beschikte”.
Het teken van Jona
Wat bedoelt de Heere met het ‘teken van Jona’ als Hij tot de Schriftgeleerden en Farizeeën zegt: “Het boos en overspelig geslacht verzoekt een teken; en hun zal geen teken gegeven worden, dan het teken van Jona, de profeet” (Matt. 12:39)?
1. De Heere had Jona geroepen om in de heidense stad Ninevé Zijn boodschap te verkondigen. Israël is eveneens geroepen om Zijn Naam onder volkeren bekend te maken: “En zult op diezelfde dag zeggen: Dankt de HEERE, roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend onder de volken! vermeldt, dat Zijn Naam verhoogd is” (Jes. 12:4; zie ook Gen. 12:1-3).
2. Jona was ongehoorzaam aan zijn roeping en wilde vluchten naar Tarsis. Israël was ook ongehoorzaam aan zijn roeping, heeft het verbond verbroken en is andere goden achterna gelopen. “Maar zij zijn weerspannig geworden en hebben tegen U gerebelleerd, en Uw wet achter hun rug geworpen, en Uw profeten gedood die tegen hen betuigden, om hen te doen weerkeren tot U; alzo hebben zij grote lasteringen gedaan” (Neh. 9:26).
Net als ten opzichte van Jona, blijft de Heere Zijn volk geduldig benaderen. “Maar tegen Israël zegt Hij: De gehele dag heb Ik Mijn handen uitgestrekt tot een ongehoorzaam en tegensprekend volk” (Rom. 10:21).
3. Jona werd in de zee geworpen. De zee is in de Bijbel het type van de volkenzee, die door ‘storm’ wordt geteisterd en die hoe langer hoe ‘onstuimiger’ wordt tot zij haar climax bereikt in de komst van het beest uit de zee: “En ik zag uit de zee een beest opkomen, hebbende zeven hoofden en tien hoornen; en op die hoornen waren tien koninklijke hoeden, en op zijn hoofden was een naam van godslastering” (Opb. 13:1).
Israël bevindt zich nog steeds ‘op zee’, te midden van de volken en wordt van alle kanten door de ‘storm’ belaagd. Door de bekering tot de ‘Meerdere van Jona’ zal voor hen de rust weerkeren en de storm bedaren. De belofte luidt in Jeremia 30:10: “Gij dan, vrees niet, o, Mijn knecht Jakob! spreekt de Heere, ontzet u niet, Israël! Want zie, Ik zal u uit verre landen verlossen, en uw zaad uit het land van hun gevangenis; en Jakob zal weerkomen, en stil en gerust zijn, en er zal niemand zijn, die hem verschrikt”.
4. Jona kon niet gered worden door het offer van een mens, noch door het zwoegen van de scheepslieden, die uit alle macht het schip in veiligheid probeerden te brengen. Israël kan zijn verlossing en redding niet bewerken door eigen inspanning. zo blijkt uit Jeremia 31:11: “Want de HEERE heeft Jakob vrijgekocht, en Hij heeft hem verlost uit de hand van hem, die sterker was dan hij”. En Paulus zegt: “Want ik geef hun getuigenis, dat zij (Israël) een ijver tot God hebben, maar niet met verstand. Want het einde der wet is Christus, tot rechtvaardigheid een ieder, die gelooft. Een ieder, die de Naam des HEEREN zal aanroepen, zal zalig worden” (Rom. 10:2, 4, 13, zie ook Ef. 2:8, 9).
5. Jona werd in de zee geworpen. “De Heere nu beschikte een grote vis, om Jona in te slokken; en Jona was in het ingewand van de vis, drie dagen en drie nachten” (1:17). Hier zien we Jona als een type van de Heere Jezus in Zijn begrafenis, Zijn verblijf in het graf en in Zijn opstanding op de derde dag: “Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zo zal de Zoon des mensen in het hart der aarde zijn, drie dagen en drie nachten” (Matt. 12:40 NBG).
Jona’s gebed beschrijft het lijden, de dood en opstanding van de Heere Jezus
“En Jona bad tot de Heere, zijn God, uit het ingewand van de vis. En hij zeide: Ik riep uit mijn benauwdheid tot de Heere, en Hij antwoordde mij; uit de buik van het graf schreide ik, en Gij hoordet mijn stem. Want Gij hadt mij geworpen in de diepte, in het hart der zeeën, en de stroom omving mij; al Uw baren en Uw golven gingen over mij heen. En ik zeide: Ik ben uitgestoten van voor Uw ogen; nochtans zal ik de tempel Uwer heiligheid weer aanschouwen. De wateren hadden mij omgeven tot de ziel toe, de afgrond omving mij; het wier was aan mijn hoofd gebonden. Ik was nedergedaald tot de gronden der bergen; de grendels der aarde waren om mij heen in eeuwigheid, maar Gij hebt mijn leven uit het verderf opgevoerd, o HEERE, mijn God!” (2:1-6).
In dit gebed vinden we in de eerste plaats het angstwekkende lijden van de Heere Jezus, zoals bijvoorbeeld omschreven in o.a. Psalm 69:2,3: “Verlos mij, o God! want de wateren zijn gekomen tot aan de ziel. Ik ben gezonken in grondeloze modder, waar men niet kan staan; ik ben gekomen in de diepten der wateren, en de vloed overstroomt mij”.
Maar niet alleen Zijn lijden en sterven, ook Zijn opstanding vinden we terug in de woorden: “maar Gij hebt mijn leven uit het verderf opgevoerd, o HEERE, mijn God!”
Vergelijk dit met Psalm 16:10 “Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving ziet ...”. Deze tekst wordt door Petrus aangehaald om de opstanding van Christus te bewijzen (Hand. 2:27-30).
Verder bidt Jona: “Wat ik beloofd heb, zal ik betalen ...”. Op gelijke wijze heeft de Heere Jezus alles wat van Hem geschreven stond vervuld. Zo luidden Zijn eerste woorden: “Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen mijns Vaders?” en Zijn laatste woorden aan het kruis: “Het is volbracht”.
Jona’s gebed eindigt met de woorden: “het heil is des HEEREN”. Met het woord ‘heil’ (Hebreeuws Jesjoea1), spreekt Jona in feite de Naam van Zijn Verlosser uit! Bijzonder, als we bedenken dat het boek Jona ieder jaar door de Joodse gemeenschappen wordt gelezen op Grote Verzoendag!
Jona’s gebed beschrijft Israëls lijden, verstrooiing en herstel
Jona’s gebed is ook heel kenmerkend voor de geschiedenis van Israëls diaspora. In de loop der eeuwen is het volk als het ware in de diepte van de ‘volkerenzee’ en in de ‘buik van het graf’ terechtgekomen. Denk alleen maar aan de vreselijke inquisitie in de late middeleeuwen, aan de ontelbare pogroms en aan de zogenaamde ‘Endlösung van het Joodse probleem’ in de Holocaust. Het Joodse volk was in de loop der eeuwen in het graf der volkeren, praktisch dood. Ondanks dit alles heeft God Zijn volk op wonderbaarlijke wijze bewaard.
In Jona’s gebed zien we tenslotte de smeekbede van Israël, dat in de grote verdrukking tot een climax zal komen (vgl. Matt. 24:21, 22). In die benauwdheid zal het gelovig overblijfsel van Israël het gebed van Jona bidden: “Ik riep uit mijn benauwdheid tot de Heere, en Hij antwoordde mij; uit de buik van het graf schreide ik, en Gij hoordet mijn stem”. Dan zal ook de Messias als Verlosser verschijnen, waarna hun belijdenis zal luiden: “Maar Gij hebt mijn leven uit het verderf opgevoerd, o, Heere, mijn God” (2:6).
In de hoofdstukken 3 en 4 laat de Heere ons profetisch zien wat er met het gelovig overblijfsel van Israël gaat gebeuren. De inleiding van deze profetie vinden we in hoofdstuk 2:10: “De Heere nu sprak tot de vis; en hij spuwde Jona uit op het droge”. Zo zal de Heere straks Zijn volk terugbrengen vanuit ‘de buik’ van de ‘volkenzee’ naar het beloofde land.
Hoewel Jona het contact met God had verbroken, schenkt God herstel. “Toen trok Gij mijn leven uit de groeve omhoog, o, Heere, mijn God!” (Jona 2:6 NBG). Zo zal de Heere in de toekomst Zijn volk uit de ‘groeven’ van de volkeren terugbrengen naar het land der vaderen (vergelijk de profetie over het dal van de dorre doodsbeenderen in Ezech. 37). Een herstel dat op de derde dag zal plaatsvinden (verg. Jona 1:17 en Hos. 6:2).
Jona’s boodschap voor Ninevé
Na al deze ingrijpende gebeurtenissen predikt Jona uiteindelijk Gods boodschap in Ninevé. Een boodschap die ze eigenlijk al veel eerder hadden moeten horen. Door de uitgestelde boodschap kwamen echter eerst de zeelieden tot geloof. In de zeelieden herkennen we profetisch een beeld van de gemeente, die ontstond in de periode dat Israël het heil afwees. Romeinen 11:11 leert immers: “door hun (Israël) val is de zaligheid voor de heidenen geworden …”. Maar in vers 15 van hetzelfde hoofdstuk zegt Paulus: “wat zal de aanneming wezen, anders dan het leven uit de doden?” De aanneming van het heil door Israël zal een ‘leven uit de doden’ worden waar de hele wereld deelgenoot van zal zijn.
Zo zien we dat als de prediking van Jona plaatsvindt, er als het ware een nieuw tijdperk aanbreekt. Het Messiaanse rijk zal een vergelijkbaar tijdperk zijn. Dan zal Israël tot zendingsvolk voor de volken zijn aangesteld (Zach. 8:23).
Gehoorzaamheid aan de grote Koning
In die tijd zullen alle volken Zich aan de grote Koning onderwerpen en daarmee Zijn toorn ontlopen.
“En de mannen van Ninevé geloofden God en riepen een vasten uit en bekleedden zich, van groot tot klein, met rouwgewaden. Toen het woord de koning van Ninevé bereikte, stond hij op van zijn troon, legde zijn opperkleed af, trok een rouwgewaad aan en zette zich neder in de as. En men riep uit en zeide in Ninevé op bevel van de koning en van zijn groten: Mens en dier, runderen en schapen mogen niets nuttigen, niet grazen en geen water drinken. Zij moeten gehuld zijn in rouwgewaden, mens en dier, en met kracht tot God roepen en zich bekeren, een ieder van zijn boze weg, en van het onrecht dat aan hun handen kleeft. Wie weet, God mocht Zich omkeren en berouw krijgen en zijn brandende toorn laten varen, zodat wij niet te gronde gaan. Toen God zag wat zij deden, hoe zij zich bekeerden van hun boze weg, berouwde het God over het kwaad dat Hij gedreigd had hun te zullen aandoen, en Hij deed het niet” (3:5-10 NBG).
Het Loofhuttenfeest
“Jona nu was buiten de stad gegaan en had zich ten oosten van de stad neergezet; hij had daar voor zich een hut gebouwd en was daaronder gaan zitten in de schaduw, totdat hij zou zien wat er met de stad gebeurde” (Jona 4:5 NBG).
Letterlijk staat er dat Jona een ‘soeka’, oftewel een ‘loofhut’ bouwde. Soekot, het Loofhuttenfeest dat zeven dagen lang werd gevierd, moest het volk eraan herinneren dat het in de woestijn in loofhutten had gewoond. Door de daken van deze loofhutten konden de Israëlieten voortdurend de wolkkolom en de vuurkolom zien. Zij leefden als het ware ‘onder de schaduw van de Almachtige’ (Ps. 91:1). Het Loofhuttenfeest is daarom een feest van vreugde (Lev. 23:40).
Het loofhuttenfeest is ook een profetisch feest dat heenwijst naar het Messiaanse rijk als de goddelijke heerlijkheid van de Messias weer in de tempel te Jeruzalem woont. De profeet Jesaja zegt daarover: “En de Heere zal over alle woning van de berg Sions, en over haar vergadering, scheppen een wolk des daags, en een rook, en de glans van een vlammend vuur des nachts; want over alles wat heerlijk is, zal een beschutting wezen. En daar zal een hut zijn tot een schaduw des daags tegen de hitte, en tot een toevlucht, en tot een verberging tegen de vloed en tegen de regen” (4:5, 6).
De heidenen zullen dan mogen delen in de zegeningen van Israël: “Daarna zal Ik wederkeren en de vervallen hut van David weer opbouwen, en wat daarvan is ingestort, zal Ik weder opbouwen, en Ik zal haar weder oprichten, opdat het overige deel der mensen de Heere zoeke, en alle heidenen, over welke Mijn Naam is uitgeroepen, spreekt de Heere” (Hand. 15:16,17 verg. Amos 9:11,12).
Pas als de vervallen hut (soeka) van David weer wordt opgebouwd (d.i. het herstel van Israël), zal er vrede en gerechtigheid op aarde heersen en zal iedereen weten dat de Heere regeert. In de geschiedenis van Jona vinden we dit profetisch terug. Hij brengt de heidenen in Ninevé zegen en bouwt een ‘loofhut’. Het is opmerkelijk dat de Israëlieten tijdens het loofhuttenfeest in zeven dagen 70 stieren moesten slachten (Num. 29:12-34). In Genesis 10 vinden we de aarde bevolkt met 70 volkeren. Je zou kunnen zeggen dat tijdens het loofhuttenfeest voor elk volk een stier werd geslacht. Met andere woorden: alle volkeren zullen delen in het heil van Israël.
Gods liefde
God had berouw over het kwaad, dat Hij de inwoners van Ninevé had willen aandoen en voltrok het oordeel niet. De HEERE zegt: “Zou Ik dan Ninevé niet sparen, de grote stad, waarin meer dan honderdtwintigduizend mensen zijn, die het onderscheid niet kennen tussen hun rechterhand en hun linkerhand, benevens veel vee?” (vers 11 NBG)
Maar Jona was boos. Hij verweet God Zijn barmhartigheid omdat Hij de stad wilde sparen, nadat de inwoners tot bekering waren gekomen. Hij zegt: “Want ik wist, dat Gij een genadig en barmhartig God zijt, lankmoedig en groot van goedertierenheid, berouw hebbende over het kwaad” (4:2b). Had Jona zelf niet de genade van God ervaren toen hij in zijn ongehoorzaamheid de opdracht van God had genegeerd? Hij was toch op wonderlijke wijze uit zijn nood verlost? Jona moest nog veel leren. De wonderboom die God Jona tot schaduw had gegeven verdorde, een verzengende oostenwind stak op en de opgaande zon brandde op zijn hoofd. Dan roept Jona uit:“Het is mij beter te sterven dan te leven” (vers 8b).
Wie de schuilplaats van de Allerhoogste en de schaduw van de Almachtige niet bezit, zal eens de verzengende hitte van de ‘Zon der gerechtigheid’ moeten ervaren.
Jona bleef kwaad op God en beschouwt zijn boosheid als billijk (vers 9). Veel mensen stellen God verantwoordelijk voor het kwaad dat door menselijk falen wordt veroorzaakt. De Spreukendichter zei het reeds: “Des mensen eigen dwaasheid verderft zijn weg, en dan is zijn hart gramstorig op de HEERE” (Spr. 19:3 NBG).
In Klaagliederen lezen we: “Wat klaagt dan een levend mens? Een ieder klage vanwege zijn zonden. Laat ons onze wegen onderzoeken en doorzoeken, en laat ons weerkeren tot de HEERE” (3:39, 40). De weg tot de zaligheid gaat via berouw en bekering. Dan mogen we weten dat de HEERE groter is dan de grootste storm in ons leven.
Vertrouw uw leven aan Hem toe en geef Hem de volledige heerschappij over uw leven. Jezus neemt de zondaars aan. Roept dit troostwoord toe aan allen!
En zo is ‘het teken van Jona’ de hoop voor Israël en de volken.
Voetnoot
1. In het Hebreeuws staat het woord Jesjoea in de status constructus vorm, weer te geven als Jesjoea van (de HEERE).
Deel dit artikel via