Een van de meest populaire bezienswaardigheden in Jeruzalem is wel de Klaagmuur. In Israël wordt deze plek ‘Hakotel hama’arawi’, de Westelijke Muur, genoemd. Vandaag functioneert het plein ervoor als een openluchtsynagoge. Maar hoelang bestaat de gewoonte al om hier te bidden en waarom is deze plek zo heilig?
Dag en nacht bidden orthodoxe Joden er hun gebeden; er vinden bar mitswa’s plaats, en net als in een gewone synagoge is een deel van de ruimte gereserveerd voor de vrouwen.
Westelijke Muur
Wanneer je voor het eerst bij de Klaagmuur komt, valt het grote plein dat ervoor ligt op. Dat is niet altijd zo geweest. Toen de Israëli’s tijdens de Zesdaagse Oorlog in 1967 de Oude Stad van Jeruzalem veroverden, zag het gebied rond de Klaagmuur er heel anders uit. Er was op deze plek een dichtbevolkte wijk, de Moghrabiwijk, een sloppenwijk uit de veertiende eeuw. Veel huizen waren tegen de muur aangebouwd. Het gedeelte van de Westmuur dat bereikbaar was, was slechts 28 meter lang en lag aan een straat die niet breder was dan drie meter. Er was dus weinig ruimte voor Joden om hier te bidden.
Nu was dat sowieso niet meer mogelijk, omdat vanaf mei 1948 de Jordaanse autoriteiten geen toestemming meer gaven aan Joden om er te komen. Dit ondanks het feit dat bij het staakt-het-vuren in mei 1948 was afgesproken dat iedereen vrij toegang diende te hebben tot de heilige plaatsen in de Oude Stad. Nadat de Oude Stad in Israëlische handen was gevallen, werd de Moghrabiwijk met de grond gelijkgemaakt. Zo ontstond het huidige grote plein.
Gebedsrichting
Na de oorlog van Bar Kochba in de tweede eeuw, ontstond de gewoonte om te bidden in de richting van Jeruzalem. De rabbijnen verwezen hiervoor naar 1 Koningen 8:48-49, waar Salomo in zijn gebed tot de HEERE zegt: "en als zij [de Israëlitische ballingen] zich in het land van hun vijanden die hen als gevangenen weggevoerd hebben, tot U bekeren met heel hun hart en met heel hun ziel, en tot U bidden in de richting van hun land dat U aan hun vaderen gegeven hebt, en van de stad die U verkozen hebt, en van het huis dat ik voor Uw Naam gebouwd heb, luistert U dan in de hemel, Uw vaste woonplaats, naar hun gebed en hun smeekbede en verschaf hun recht."
De rabbijnen trokken uit dit vers de volgende conclusies:
In de eerste plaats dat het gebed dat buiten het land Israël wordt gebeden, God in de hemel bereikt via het land, de stad en de tempel. Dat wil zeggen dat er een directe verbinding bestaat tussen de hemel, waar God troont en de tempel.
Vandaar dat wanneer iemand bidt, zijn gebed richting Jeruzalem gaat om vervolgens op de plaats van de tempel op te stijgen naar de hemel. De plaats van de tempel ligt als het ware het dichtst bij de hemel.
Daardoor ontstond ook het gebruik om in de richting van de tempel te bidden, overeenkomstig 1 Koningen 8:48: “en tot U bidden in de rich-ting van hun land dat U aan hun vaderen gegeven hebt, en van de stad die U verkozen hebt, en van het huis dat ik voor Uw Naam gebouwd heb.”
De Westelijke Muur ligt dus het dichtste bij de hemel en zo is men als het ware heel dicht bij God. Daarnaast meenden sommige rabbijnen dat na de verwoesting van de tempel God Zijn Alomtegenwoordigheid (de Sjechina) niet had teruggetrokken.
Bidden bij de Muur
Het gebruik om te bidden bij de Westmuur is heel oud. Al in de vierde eeuw wordt in rabbijnse geschriften verwezen naar het heiligdom van deze muur. Maar het is niet met zekerheid vast te stellen waar dat precies lag. Men neemt aan dat het in het gebied ten noorden van de huidige plek lag. Het is ook mogelijk dat men in de loop van de eeuwen op meerdere plekken heeft gebeden.
Het is wel opvallend dat vele vooraanstaande rabbijnen en Joodse geleerden geen enkele melding maakten van een speciale plek van gebed bij de Westelijke Muur. Als die had bestaan, zouden ze dat zeker genoemd hebben.
Pas vanaf de zestiende eeuw weten we zeker dat op de plek waar nu de Klaagmuur staat Joden kwamen om te bidden. In die tijd hadden moslims er ook niet zoveel moeite mee, omdat ze er niet zo in geïnteresseerd waren.
Populair vanaf de 19e eeuw
Het is pas vanaf het begin van de 19e eeuw, wanneer Joden zich in het beloofde land vestigen, dat de Klaagmuur aan populariteit wint. Zo werd het steeds meer tot een symbool van het Joodse volk. In deze periode vinden ook de eerste archeologische opgravingen plaats bij de Tempelberg, waardoor meer bekend werd over de plek van de tempel.
Er werden van Joodse zijde verschillende pogingen gedaan om de Klaagmuur te kopen. De eerste keer was dat in 1850, maar zonder succes. Eind negentiende eeuw probeerde Baron de Rothschild de hele Mograbiwijk op te kopen. Ook dit mislukte.
Niet alleen wilden de Arabische eigenaren het niet, maar ook de Sefardische rabbijnen maakten bezwaar vanwege problemen rond de Joodse wet (Halacha).
Groeiende weerstand
De Joden bleven er bidden, maar dat riep steeds meer weerstand op bij de moslims. Na klachten van Arabieren verwijderden de Turkse autoriteiten in 1912 de scheiding tussen mannen en vrouwen. Ook tijdens de Britse mandaatperiode bleef het onrustig rond deze plaats.
Opmerkelijk is dat in de twintiger jaren van die eeuw de Moefti van Jeruzalem, vanuit aversie tegen het zionisme, besloot om van de Klaagmuur een islamitische heilige plaats te maken. Zo ontstond het verhaal dat Mohammed zijn paard Al Burak aan de Klaagmuur vastgebonden zou hebben. Het gevolg: tot op vandaag is de Klaagmuur, het restant van de Joodse tempel, een grote bron van conflict, een ‘steen des aanstoots’.
Deel dit artikel via