Vorig jaar zomer kreeg ik van iemand een cd waar gedeeltelijk het getuigenis van de Joodse Betty Moscoviter op stond. Het trof mij hoe de Heere haar had verlost van diepgewortelde haatgevoelens jegens de moordenaars die haar familie in de Holocaust hadden omgebracht. Ik besloot haar op te zoeken om persoonlijk haar getuigenis te horen. Hier volgt een verkorte weergave.
Hoe ik alles verloor
Ik was nog maar drie jaar oud toen ik, samen met mijn broer en zus net op tijd door verzetsstrijders uit de handen van mijn ouders werd genomen. Zij en de rest van mijn familie werden afgevoerd. Uit veiligheidsoverwegingen werden mijn broer en ik van elkaar gescheiden. In Treebeek (Limburg) ondergebracht, duurde het niet lang of ik kreeg roodvonk en moest ik worden overgeplaatst. Ik kwam in een christelijk gezin terecht. Uit respect voor mijn Joodse ouders, die mogelijk orthodox waren, namen ze mij niet mee naar de kerk. Zodra de oorlog voorbij was – zo redeneerden ze - en mijn familie dan nog in leven zou zijn, kon ik verder opgroeien volgens mijn Joodse wortels. In totaal zijn echter 73 van mijn familieleden omgekomen in de Holocaust, onder wie mijn moeder.
Hoe haat in mijn hart kwam
Na de oorlog stonden plotseling mijn vader, broertje en zusje op de stoep. Het waren voor mij totaal vreemde mensen. Ik beschouwde mijn pleegouders als mijn echte ouders. Mijn vader had tijdens de oorlog een vrouw uit het verzet leren kennen met wie hij later trouwde. Het veilige gezin waar ik uit was voortgekomen, was gebroken. Mijn ‘nieuwe’ moeder was verschrikkelijk. Later bleek dat ze zich bezighield met occulte praktijken.
In mijn tienerjaren ging het zo slecht dat ik met de gedachte speelde om een einde aan mijn leven te maken. Naarmate ik ouder werd, kwam er steeds meer haat in mijn hart. Het obsedeerde mij zo, dat ik soms gewapend met een schaar in mijn tas op zoek ging naar de verraders van mijn familie. Het waren natuurlijk waanbeelden, maar het beheerste mijn leven zo erg dat ik hart- en maagklachten kreeg.
Je hebt God nodig!
Hoewel de haat steeds dieper wortelde, trouwde ik en kreeg kinderen. Mijn man was van christelijke huize. Op een dag kwam Theo, een vriend van hem, op bezoek. Theo zag mijn pijn en verdriet en zei: “Betty, je hebt God nodig in je leven”. Ik werd verschrikkelijk kwaad en zei: “Als God echt bestaat, dan had Hij op z’n minst mijn moeder mogen sparen! Als je nog een keer over Hem praat, hoef je hier nooit meer te komen!”.Theo zweeg, maar wat ik niet wist, was dat ze in Theo’s kerk actief voor mij gingen bidden. Een paar maanden later kwam Theo weer langs en zei: “Betty, God houdt echt van je. Wil je zo doorgaan met je leven?” We raakten aan de praat en aan het einde van het gesprek vroeg hij: “Je hebt niets te verliezen, waarom laat je God niet toe in je leven en kijk je of Hij echt bestaat? Mag ik met je bidden?” Omdat Theo zo puur en liefdevol was, liet ik het toe. Na zijn gebed zei ik: “Ik wil nu weleens weten of God echt van mij houdt. Ik wil een teken!”
Hij bestaat!
Mijn man en ik wilden heel graag op vakantie, maar in die tijd hadden we weinig geld. Iedere keer kwam God in mijn gedachten. “Ik daag Hem uit”, dacht ik en bad (eigenlijk vijandig): “Heere, als U echt bestaat, zorgt U dan dat wij op vakantie kunnen. Ik wil 300 gulden”. Ik zei maar een bedrag met de gedachte ‘dat gebeurt toch niet’. Toen de volgende morgen mijn man de post haalde, zat er een envelop tussen, waarop met prachtige sierletters ‘Betty’ stond geschreven. Ik dacht aan een uitnodiging voor een Tupperwareparty of iets dergelijks. Maar toen ik de envelop opende, stond ik perplex … 300 gulden! Ik viel ter plekke op mijn knieën en riep uit: “Hij bestaat, Hij bestaat!”.
In de periode die volgde, kwam er een hoop pijn en verdriet naar buiten. Ik praatte veel met God en worstelde met vragen als “Waarom heeft U mijn familie dit aangedaan?” Ik kreeg niet direct antwoord, maar realiseerde me wel dat ik een Vader had bij Wie ik met al mijn pijn en verdriet terecht kon. Ik leerde ‘al mijn bekommernis op Hem te werpen’. Woorden, die ik pas later in 1 Petrus 5:7 in mijn Bijbel ontdekte. Vertrouwen op God gaf mij deels rust, maar de haatgevoelens was ik nog niet kwijt.
Je hebt Jezus nodig!
“God bestaat”, zei ik tegen Theo toen hij weer eens langs kwam. “Maar daar ben je nog niet klaar mee. God heeft Zijn Zoon, de Heere Jezus naar deze aarde gezonden”, reageerde Theo. Ik schrok en antwoordde: “Ho, daar doen wij Joden niet aan!”. Ik associeerde Jezus met Nazi-Duitsland, met degenen die mijn familie hadden omgebracht. “Maar Betty”, zei Theo, “Jezus is ook een Jood. Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven. Als je echte vrijheid in je leven wilt ervaren, dan moet je Hem in je leven toelaten.” Ik geloofde wat hij zei, hij had immers daarvoor ook gelijk gehad. We gingen samen bidden en vroegen of de Heere Jezus ook in mijn hart wilde komen wonen en mij in alles wilde leiden. Ik was toen nog maar 27 jaar, maar het veranderde mijn leven volkomen.
Verlost van haat
Ondanks de blijdschap die de Messias in mijn leven had gebracht, stortte ik ieder jaar rond dodenherdenking in. Mijn hart vulde zich dan met intense haat over wat er was gebeurd. Als ik Duits hoorde spreken, kwamen alle herinneringen weer naar boven en balde ik mijn vuisten! In die week was ik ziek van woede en huilde veel. “Betty, je moet leren om je vijanden te vergeven”, zei mijn man. Maar hoe kon ik ze vergeven na alles wat ze mij hadden aangedaan? Trouwens, ik was ervan overtuigd dat ik niet hoefde te vergeven. De Heere wist toch hoeveel ik geleden had?!
Er gingen zeven jaren voorbij. Het was opnieuw vlak voor dodenherdenking toen mijn man mij Romeinen 12 liet lezen “Als dan uw vijand honger heeft, geef hem te eten, als hij dorst heeft, geef hem te drinken, want door dat te doen, zult u vurige kolen op zijn hoofd hopen. Word niet overwonnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede” (Rom. 12:20, 21). Ik schrok van deze tekst, liep naar mijn slaapkamer en schreeuwde het naar God uit: “Ik kan niet vergeven, ik kan het niet! Help mij Heere!” Pas toen ik het naar God had uitgeroepen, merkte ik dat er rust over mij heen kwam.
Naar het Weteringcircuit …
We woonden in Amsterdam. Op de dag van dodenherdenking ging ik alleen naar het Weteringcircuit. Daar aangekomen hoorde ik vlakbij me een man Duits spreken. Hoewel boosheid normaal opspeelde, merkte ik dat ik volkomen rustig bleef. Na de twee minuten stilte ging ik naar hem toe en zei: “Ik ben Joods. De Heere heeft mij genezen van de haat tegen uw volk”. De man wist niet wat hem overkwam en begon te huilen. Hij zei: “Ik begrijp er helemaal niks van, hoe kunt u dit vergeven?”. Ik nodigde hem uit om mee naar huis te gaan. Mijn familie keek me raar aan toen ik ineens met een Duitser binnenkwam! Ik heb mogen getuigen van de levende God, Die mij bevrijdde van deze verschrikkelijke haat. De man was leraar aan een middelbare school. Een paar maanden later bezocht hij ons met een groep laatstejaars studenten. Ook naar hen heb ik mogen getuigen. Nadat de Heere mij van haat had verlost, kon ik pas echt groeien in geloof. De Heere kon mij vanaf dat moment pas echt in Zijn dienst gebruiken.
Getuige van haar Heere
In haar voormalige woonplaats Amsterdam heeft ze met veel mensen het Evangelie mogen delen. Ze deed er jarenlang crisisopvang, plukte regelmatig zwervers en hippies van de straat en gaf hen onderdak. De liefde voor hen begon op een heel wonderlijke manier. Betty: “Ik was met mijn man op vakantie. Het was nacht en ik hoorde heel duidelijk iemand in de kamer. Ik ging mijn bed uit en deed het licht aan. Midden in de kamer stond een hippie met lang haar. “Wat doe jij hier?!”, vroeg ik geschrokken. “Ik ben aan het inbreken mevrouw.” Het was een bizarre toestand. We raakten aan de praat en ik zei dat hij op de bank moest gaan slapen en dat we de volgende morgen wel verder zouden kijken. De volgende dag ging hij met ons mee naar huis en bleef een periode bij ons. We hadden in die tijd een bidstondgroep en regelmatig huissamenkomsten waar hij soms bij zat. Op een dag zei hij: “Ik wil ook de Heere Jezus toebehoren! De liefde die jullie hebben, zelfs als ik mij regelmatig misdraag, kan alleen van Hem zijn”. We baden met elkaar en hij kwam tot geloof. Kort daarna kwam hij met een Joods meisje thuis die zwaar aan de drugs was. Ook zij mocht tot geloof komen. Ze zijn inmiddels getrouwd. Nadat de Heere hen vier kinderen had gegeven, werd ze heel ernstig ziek en overleed in 2000. Op haar sterfbed heeft ze mogen getuigen van haar Heere. In de periode van haar ziekte schreef ze gedichten, die later zijn gebundeld en uitgegeven.1
Tot slot
Na afloop van het interview, toen ik op het punt stond te vertrekken, zei Betty: “Ik ben het grootste gedeelte van mijn familie kwijtgeraakt, maar heb een grote familie (van gelovige broeders en zusters) van de Heere teruggekregen. Daar ben ik de Heere zo dankbaar voor!”
Wat Betty mocht leren
Haat eet je hart op
In Psalm 30 staat: “HEERE, U hebt mijn ziel uit het graf opgehaald; U hebt mij in het leven behouden, zodat ik in de kuil niet ben neergedaald … U hebt voor mij mijn rouwklacht veranderd in een reidans, U hebt mijn rouwgewaad losgemaakt en mij met blijdschap omgord. Daarom zal mijn eer voor U psalmen zingen en niet zwijgen. HEERE, mijn God, voor eeuwig zal ik U loven” (vers 4, 12, 13).
Deze Psalm slaat echt op mijn leven. Hij heeft mijn ziel uit het graf met mijn haatgevoelens opgetrokken. Hij heeft mijn rouwklacht veranderd, zodat ik Hem eeuwig kan en mag loven. Haat is iets verschrikkelijks. Het eet geleidelijk je hart op en het maakt je kapot. Toen God de haat met wortel en tak uit mijn leven wegnam, was dat niet alleen een bevrijding voor mijzelf maar ook voor mijn familie, die onder mijn boosheid te lijden had. Als haat in je leven komt, is het belangrijk te weten dat de Heere je ervan wil en kan verlossen. Hij maakt werkelijk vrij!
Gebed
Toen de oorlog voorbij was en ik uit mijn pleeggezin werd meegenomen, is mijn pleegmoeder gericht voor mij gaan bidden. Later heeft Theo’s kerk voor mij gebeden. Ik hoorde dat pas nadat ik op mijn 27e tot geloof kwam. Gebed heeft daarom een hele centrale plek in mijn leven gekregen. Terugkijkend op mijn leven, realiseer ik mij dat de Heere, mede door hun gebed, Zijn beschermende handen op mij had gelegd!
Voetnoot:
1. De titel van de gedichtenbundel is ‘Door de pijn weet ik wat vrijheid is’.
Deel dit artikel via