Jane Haining: "Ik hef mijn ogen op naar de bergen"

Bijbelstudie-Jane-Haining.png Naar overzicht Print pagina

Door de vele verhalen over de moeizame relatie tussen de kerk en Israël vergeten we soms dat veel christenen Joodse mensen hielpen tijdens de Holocaust. Tot hen behoort ook de Schotse Jane Haining. Dit is het verhaal van de Schotse vrouw die door Yad Vashem de ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’ werd genoemd.

Tussen de groene bergen en heuvels van het Schotse Dumfriesshire ligt het dorpje Dunscore. Hier wordt Jane Haining in de zomer van 1897 geboren. Vader Haining is naast zijn werk als boer ook oudste in de evangelische Craig Church in het dorp. Het geloof is voor het gezin een belangrijk onderdeel van het dagelijkse bestaan. Het leven van Jane gaat echter niet over rozen. Als op jonge leeftijd haar moeder overlijdt, neemt zij de zorg voor haar zusjes op zich.

Hoewel Jane verlegen is, staat ze op school al snel bekend om haar zorg voor anderen. Na haar studie wordt ze secretaresse in Glasgow. Hier bezoekt ze de Queen’s Park West Church en coördineert daar het zondagschoolwerk. Nan Potter, een van haar zondagschoolleerlingen vertelt: “Er was niets dat ze niet wist over de Bijbel. Ze was een goede lerares.” Ter nagedachtenis aan Jane maakt de kerk later een glas-in-loodraam waarop te zien is hoe zij met de kinderen haar geliefde Psalmen leest. Psalm 121 vormt zelfs de rode draad in haar leven: “Ik sla mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal. Mijn hulp is van de HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft” (vers 1-2). Glasgow is weliswaar een thuis voor Jane, maar ze weet ook dat hier haar roeping niet ligt. Het zendingswerk onder het Joodse volk interesseert haar enorm. Wanneer ze begin 1932 in het kerkblad een vacature voor kinderleidster op een zendingspost ziet, reageert ze meteen. Ze wordt aangenomen, getraind en op 19 juni ingezegend. De volgende dag vertrekt ze naar Hongarije.

De Hongaarse zendingspost

Zo komt Jane in het tehuis voor meisjes, dat bij de school van de Scottish Mission hoort. Op deze school zitten zowel Joodse als christelijke leerlingen. In 1932 is driekwart van de vierhonderd leerlingen Joods. Jane is als een moeder voor de meisjes. Ze schrijft: “Joodse ouders weten dat we hen hier niet behandelen als een minderwaardige klasse. Ze hongeren naar liefde en zijn zo dankbaar wanneer ze het vinden.” En over de school: “We willen ze door praktijk en door voorschriften bijbrengen wat het christelijk geloof inhoudt. We proberen de meisjes te omgeven met de atmosfeer van een christelijk thuis, zonder hen religie op te dringen. Dat doen we zowel in de school als tijdens de officiële godsdienstlessen, die ieder kind volgens de landelijke wet moet volgen. Iedere klas krijgt elke dag een bijbelles.” De school heeft overigens ook ruimte voor een rabbijn om de Joodse kinderen te onderwijzen. De kinderen zijn gek op Jane. Annette Lantos, een Joodse leerlinge vertelt: “Ik hield van onze dagelijkse wandelingen in Boedapest. We kregen de kans om te ontspannen, te lachen en ons vrij te voelen. Het gaf ons de hoop dat deze momenten van vrijheid en acceptatie de realiteit waren, en niet de vervolging en de haat die de school omringde.”

De oorlog breekt uit

In zomer van 1939 is Jane op verlof met haar vriendin en collega Margit Prém. Samen trekken ze door Schotland, waarbij ze lezingen geven op scholen van de Church of Scotland. Daar horen ze het nieuws dat Hitler Polen is binnengevallen. De oorlog is begonnen. Hoewel ze weet dat het een risico is kiest Jane ervoor om terug te gaan naar Boedapest. De zorg voor de kinderen is haar roeping. Halsoverkop reizen Jane en Margit terug naar Hongarije. Het zal de laatste keer zijn dat Jane haar geliefde Schotland ziet.

Tijdens het volgende schooljaar voelen ze het effect van de antisemitische propaganda. Steeds meer Joodse ouders brengen hun kinderen naar de school, omdat ze geen andere plek meer hebben om ze naar toe te brengen. Als de situatie verslechtert, krijgt Jane in een telegram van de kerk de opdracht om direct naar huis te komen. Maar ze antwoordt dat ze op haar eigen verantwoordelijkheid blijft. “Als deze kinderen mij nodig hebben op zonnige dagen, hoeveel te meer hebben zij mij dan nodig in deze duistere dagen.” Om zichzelf te bemoedigen, kijkt ze vaak naar de bergen rondom Boedapest. Een andere Joodse leerlinge, Zsuzsanne Frank, vertelt: “Ik denk dat ze moed putte uit haar geloof en haar diepe toewijding aan haar kinderen.”

Maart 1944 wordt het neutrale Hongarije bezet door de Duitsers. De Schotse zendingspost werkt op hen als een rode lap op een stier. Ze komen er al snel achter dat er meer Joodse dan christelijke meisjes wonen. Op 5 april 1944 worden tegelijk met de schoolrapporten ook de Jodensterren uitgedeeld. Huilend naait Jane ze op bij haar Joodse leerlingen. Omdat de school wordt gesloten, blijven alleen de leerlingen achter die in het tehuis wonen. Annette Lantos: “Jane Haining was een licht dat scheen in de duisternis. Te midden van de haat en gruwelen van de Holocaust, die een atmosfeer van angst zaaide in de wereld. Ze gaf liefde aan iedereen die zij ontmoette.”

Gearresteerd

Dan betrapt Jane de schoonzoon van de huishoudster op het stelen van eten. Hij heeft ook, tegen de regels in, in het schoolgebouw geslapen. Wanneer Jane hem daarop aanspreekt, neemt hij wraak door haar aan te geven bij de Gestapo. Op 25 april staat het arrestatieteam voor de deur. Ze beschuldigen Jane van:

  • Het werken onder het Joodse volk.
  • Het huilen terwijl ze de sterren vastnaaide.
  • Het ontslaan van een Ariër, de huishoudster.
  • Het luisteren naar BBC-uitzendingen.
  • Het ontvangen van Britse bezoekers.
  • Het bezoeken van Britse krijgsgevangenen.
  • Het actief zijn in politiek.

Jane erkent alle beschuldigingen, behalve de laatste. Ze wordt in de Fő utca-gevangenis in Boedapest geplaatst. Hier bezoekt een vriendin haar nog een tijd, tot Jane op een dag verdwenen is. De bewakers vertellen niet waar heen. We weten nu dat Jane, net als vele Hongaarse Joden, dan al op weg is naar Auschwitz. Daar wordt ze gevangene 79467.

Twee dagen voor haar sterven schrijft ze nog een brief aan haar vriendin Margit Prém. Ze informeert vooral naar de kinderen en sluit af met: “Ik denk aan jullie met veel liefde, dag en nacht. Over hier valt weinig te melden. Ook hier op weg naar de hemel zijn er bergen, maar ze zijn alleen iets verder weg. Breng mijn groeten over aan de familie en een kus en een omhelzing voor jou. Je liefhebbende Jane.”

Jane’s verhaal getuigt dat er zelfs in de donkerste tijden christenen zijn geweest die het Joodse volk liefhadden. Haar keuzes moedigen ons aan om diezelfde liefde te laten zien in onze woorden, daden en gebeden.

Deel dit artikel via


Meer van zulke artikelen lezen?

Neem voor slechts € 12,50 p.j. een abonnement op IB Magazine. Het magazine bevat o.a. getuigenissen van Messiaanse Joden, interessante Bijbelstudies, nieuws, verhalen van de Bijbelverspreiding en achtergrondartikelen. Of abonneer u gratis op onze digitale nieuwsbrief.

Gratis nieuwsbrief IB Magazine

Sluiten