Voor veel Israëli’s, zowel religieus als seculier, is Jeruzalem onopgeefbaar. In verband daarmee ontdekken we in de Schrift een geweldige en hoopgevende waarheid: ondanks een lange geschiedenis van zonden en ongeloof is Jeruzalem voor de Eeuwige evenmin opgeefbaar.
Niets kan Hem Jeruzalem doen vergeten, niets zal Hem haar doen opgeven. Integendeel: Jeruzalem zal uiteindelijk haar bestemming bereiken. Eens zal ze schitteren als residentie van de grote Koning. In de 48e Psalm, waarin de naam Jeruzalem overigens niet eenmaal voorkomt2, wordt deze toekomst bezongen.
Jeruzalem bereikt haar bestemming (vers 2-4a)
Na de vermelding van de Psalmdichters – waarop we nog terugkomen – begint de Psalm met een lofprijzing: “De HEERE is groot en zeer te prijzen, in de stad van onze God, op Zijn heilige berg”. De reden daarvoor volgt direct daarna: “Mooi van ligging, een vreugde voor heel de aarde, is de berg Sion aan de noordzijde, de stad van de grote Koning! God is in haar paleizen”. Wellicht hebt u het al begrepen: we worden ontegenzeglijk bepaald bij het Jeruzalem ten tijde van het Messiaanse Rijk. Pas dan is Jeruzalem namelijk een vreugde voor heel de wereld. Vandaag is ze veeleer in toenemende mate een twistappel: de status van Jeruzalem als ondeelbare en eeuwige hoofdstad van Israël wordt veelvuldig betwist. Het conflict om Jeruzalem zal in de toekomst alleen maar verergeren. Ergens in de zeventigste jaarweek zal het uiteindelijk escaleren en uitlopen op het scenario voorzegd in Zacharia 12:2-3: “Zie, Ik ga Jeruzalem maken tot een bedwelmende beker voor alle volken rondom, ja, ook tegen Juda zal het gaan bij de belegering van Jeruzalem. Op die dag zal het gebeuren dat Ik Jeruzalem zal maken tot een steen die moeilijk te tillen is voor al de volken. Allen die hem optillen, zullen zichzelf zeker diepe sneden toebrengen, en al de volken van de aarde zullen zich tegen haar verzamelen”. Met andere woorden: voorlopig is Jeruzalem nog allesbehalve een vreugde voor de hele wereld. Verder is Jeruzalem tijdens het Messiaanse Rijk, meer dan ooit tevoren, mooi van ligging. Immers, volgens Zacharia 14:10b zal ze dan letterlijk worden verhoogd: “Heel het land zal als de Vlakte worden, van Geba tot Rimmon, ten zuiden van Jeruzalem. Maar Jeruzalem zal verheven worden ...”. Daardoor zal ze ver boven de andere steden uitrijzen. Vervolgens is Jeruzalem pas tijdens het Messiaanse Rijk in werkelijkheid wat ze tot op vandaag nog alleen in Gods raadsbesluiten is: “de stad van de grote Koning”. Immers, pas dan troont “God in haar paleizen”. Met andere woorden: de langverwachte regering van de Messias vanuit Jeruzalem is dan eindelijk aangebroken. De vandaag nog vacante troon van David is dan bestegen door haar rechtmatige Erfgenaam. Eens zal Jeruzalem haar bestemming bereiken. Eens zullen Gods raadsbesluiten over haar worden verwezenlijkt. In Psalm 48:3-4a wordt dat geproclameerd. Inderdaad, zoals vers 2a zegt: “De HEERE is groot en zeer te prijzen”!
Jeruzalem en haar vesting (vers 4b-9)
Tijdens het Messiaanse Rijk kent Jeruzalem Christus als veilige Vesting: “Hij is er bekend als een veilige vesting”. Vandaag nog steunt Israël op het leger – het IDF – en in afnemende mate op Amerika. Maar in de toekomst zal Israël steunen op haar Messias. Zoals het vervolg aantoont, is dat allerminst tevergeefs. Ergens in de beginperiode van het Messiaanse Rijk zal een aantal koningen gezamenlijk tegen Jeruzalem optrekken3 : “Want zie, koningen hadden zich verzameld, zij waren samen opgetrokken”. Uit de volgende verzen kunnen we opmaken dat er over hun kwade intenties geen onduidelijkheid kan bestaan. Maar de HEERE zal Jeruzalem beschermen: “Zodra zij de stad zagen, waren zij verbijsterd, zij werden door schrik overmand, zij haastten zich weg. Huiver greep hen aan, smart als van een barende vrouw. Met een oostenwind breekt U de schepen van Tarsis stuk”. In de Messias heeft Jeruzalem haar Vesting gevonden. Vervolgens stellen de Psalmdichters: “Zoals wij het gehoord hadden, zo hebben wij het gezien in de stad van de HEERE van de legermachten, in de stad van onze God: God zal haar stand doen houden tot in eeuwigheid”. Daarmee worden we bepaald bij het onveranderlijke van Gods raadsbesluiten met betrekking tot Jeruzalem: voorzeker, “God zal haar” – ondanks bijvoorbeeld het optrekken van de genoemde koningen – “stand doen houden tot in eeuwigheid”. Niets of niemand zal dat kunnen verijdelen.
Lofzang op Gods goedertierenheid (vers 10-12)
Daarop laat de Psalm volkomen logisch een prachtige lofzang volgen: “O God, wij gedenken Uw goedertierenheid in het midden van Uw tempel. Zoals Uw Naam is, o God, zo is Uw roem, tot aan de einden der aarde; Uw rechterhand is vol gerechtigheid”. Daarna volgt, in het verlengde ervan, de oproep: “Laat de berg Sion zich verblijden; laat de dochters van Juda zich verheugen omwille van Uw oordelen”.
Zo is onze God, nu en altijd (vers 13-15)
Vervolgens klinkt er een tweede oproep: “Ga rondom Sion en loop eromheen, tel haar torens, richt uw hart op haar vestingwal, kijk nauwkeurig naar haar paleizen ...”. Jeruzalem is meermalen belegerd en verwoest, maar nimmer is ze definitief ten onder gegaan. In tegendeel: God heeft haar, omwille van Zijn raadsbesluit, altijd laten voortbestaan. Nu heeft ze eindelijk haar bestemming bereikt. Bekijk daarom dan het schitterende Jeruzalem, ga eromheen, tel haar imposante torens, richt uw aandacht op haar vestingwal, bekijk haar prachtige paleizen. Natuurlijk wordt deze oproep niet zomaar gedaan; nee, daarmee heeft God duidelijk een bedoeling: “… om het aan de volgende generatie te vertellen. Want deze God is onze God, eeuwig en altijd; Híj zal ons leiden tot de dood toe”.4 Nimmer heeft de HEERE Jeruzalem opgegeven. In het Messiaanse Rijk, wanneer ze volledig op haar geschiedenis kan terugkijken, zal dat overduidelijk blijken. Zelfs in haar donkerste momenten bleek ze niet zonder Gods leiding. Nee, in Gods raadsbesluiten stond het onwankelbaar vast: eens zal Jeruzalem haar bestemming bereiken. Niets kon dat verhinderen: niet haar ongeloof, noch de talrijke belegeringen. Nu is het zover: nu schittert Jeruzalem als de residentie van de grote Koning. Vertel uw nageslacht, Jeruzalem, terugziend op het verleden, van Gods onophoudelijke leiding: “Zo is God, onze God, nu en altijd ...”.
Korach en Jeruzalem (vers 1)
Afsluitend lijkt het veelzeggend dat God uitgerekend de kinderen van Korach heeft verkozen voor het dichten van Psalm 48. Korach was, zoals u wellicht weet, in opstand gekomen tegen Mozes en Aäron. Numeri 16 verhaalt deze tragische geschiedenis. Vanwege deze opstand werd Korach, en verder iedereen die hem toebehoorde, door de aarde verzwolgen. Daarmee liet God zien dat Mozes en Aäron door Hem waren verkoren om Israël te leiden. De gelijkenis van Jeruzalem met Korach is duidelijk: evenals Korach heeft ook Jeruzalem de Uitverkorene van God verworpen. Iemand zelfs, Die meerder was dan Mozes en Aäron. U begrijpt ongetwijfeld over Wie we spreken: Jezus Christus, de Messias van Israël. Vlak voor Zijn kruisiging verweet Hij het ongelovige Jeruzalem: “Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt wie naar u toe gezonden zijn!” (Matt. 23:37a). Evenals destijds met Korach zou het oordeel volgen: “Zie, uw huis wordt als een woestenij voor u achtergelaten” (23:38). Maar evenals er door Gods barmhartigheid nog genade bewezen kon worden aan Korachs nazaten – onder andere bijvoorbeeld door hen te verkiezen enige van de Psalmen te laten dichten – evenzo kan er door Gods barmhartigheid nog genade aan de toekomstige generatie van Jeruzalem worden bewezen. Namelijk wanneer ze zegt: “Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere!” (23:39b).
1. Zie Israel Today, 21.10.2014, “Enquête: geen ‘1967’ grenzen en deling van Jeruzalem”. 2. Evenwel bestaat er niet de minste twijfel dat Psalm 48 over Jeruzalem handelt: niet alleen blijkt dat uit meerdere uitspraken van de Psalm, maar eveneens uit het ondubbelzinnige getuigenis van Mattheüs 5:35b. Daarin citeert de Heere Jezus een fragment uit Psalm 48 en verbindt deze onomwonden met Jeruzalem: “Maar Ik zeg u: Zweer in het geheel niet (...) niet bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote Koning” (5:34-35). Jeruzalem en Jeruzalem alleen was, is, en blijft de stad van de grote Koning! 3. In de beginperiode van Christus’ regering zal er nog oorlog voorkomen – er bestaat dan namelijk nog tegenstand tegen Zijn heerschappij, er moeten nog vijanden worden onderworpen. Christus’ regering is tweeledig: we onderscheiden Zijn ‘Davidsregering’ en vervolgens Zijn ‘Salomoregering’. David was een oorlogsvorst, en Salomo een vredevorst. Tezamen vormen hun regeringsperioden een voorafschaduwing van Christus’ heerschappij. 4. De laatste woorden “leiden tot de dood toe” - wijzen mijns inziens vooral op een persoonlijke toepassing. Immers, een stad kan niet sterven. Daarmee blijkt Psalm 48 een uiterst troostrijke en waardevolle les te bevatten.
Deel dit artikel via