“Jona beschermde de eer van het kind (dit is: Israël) meer dan de eer van de Vader (dit is God) en riskeerde zijn eigen leven om dat van Israël te redden” (Mechilta).
De geschiedenis van Jona is een populair verhaal om op zondagsscholen en kinderclubs te vertellen. De profeet krijgt de opdracht om aan Israëls aartsvijand, Assyrië, Gods oordeel aan te kondigen. Jona wil niet en vlucht op een schip naar Tarsis in het uiterste westen. Maar aan God kan hij niet ontsnappen.
De HEERE veroorzaakt een hevige wind op zee, waardoor het schip dreigt te vergaan. Uiteindelijk komt de bemanning erachter dat het vanwege Jona is dat zij in nood verkeren. Op zijn eigen aanraden wordt hij in zee geworpen. Meteen daarop stilt de storm en wordt Jona opgeslokt door een grote vis, waarin hij drie dagen en drie nachten blijft, totdat deze vis hem weer uitspuwt. Daarna gaat hij naar Ninevé en predikt haar ondergang. De bevolking van deze stad bekeert zich en God laat het oordeel niet doorgaan. Jona is daarover erg teleurgesteld. God roept hem daarom ter verantwoording vanwege zijn gebrek aan medelijden met de inwoners van Ninevé. Het boek eindigt met de woorden van God: “Zou Ik dan die grote stad Ninevé niet ontzien, waarin meer dan honderdtwintigduizend mensen zijn, die het verschil tussen hun rechter- en hun linkerhand niet weten en daarbij veel vee?”
Christelijke uitleg
In preken en Bijbelstudies wordt dit boek van twee kanten benaderd. In de eerste plaats houdt het boek aan de Israëlieten en daarmee ook aan ons een spiegel voor. God is gericht op alle mensen en wil dat zelfs de inwoners van het goddeloze Ninevé tot bekering komen. Israël is geroepen om een zegen te zijn voor alle volkeren. Jona was door zijn houding niet tot zegen voor Ninevé. Daarvan moet hij zich bekeren. Opmerkelijk is dat het boek niet vermeldt of Jona zich daadwerkelijk heeft bekeerd. Aan ons wordt evenzeer die oproep gedaan. Willen wij tot zegen zijn voor de volkeren en hebben wij dan ook die houding van liefde en bewogenheid ten opzichte van anderen? Anders kunnen we net als Jona ervaren dat de zeelieden en de inwoners van Ninevé eerder tot bekering komen dan wij. In de tweede plaats is Jona een type van Christus. In Mattheüs 12:40 wordt Jona een teken genoemd voor de schriftgeleerden en Farizeeën. Net zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van de grote vis was, zo zal ook Christus drie dagen en nachten in het graf doorbrengen, alvorens uit de dood op te staan.
Joodse uitleg
Hoe leggen de orthodox Joodse Bijbeluitleggers dit boek uit? Binnen de Joodse exegese is relatief veel aandacht besteed aan het boek en de persoon van Jona. Immers dit boek wordt jaarlijks op Jom Kippoer, Grote Verzoendag, in de synagoge gelezen. Waarom juist dit boek? Verwijst men in dit boek ook naar de Messias? Laat ik eerst op enkele algemene vragen ingaan. Waarom moest Jona speciaal naar Ninevé gaan, dat toch de aartsvijand van Israël was. En waarom weigerde Jona om te gaan? Tot slot wil ik stilstaan bij de voornaamste verschillen tussen de Joodse en de christelijke uitleg van het boek Jona en de Bijbel in het algemeen.
Wie was Jona?
In het Oude Testament wordt buiten het boek Jona alleen over hem gesproken in 2 Koningen 14:25. Hier lezen wij hoe koning Jerobeam de Tweede van Israël, ʻhet gebied van Israël van Lebo-Hamath tot de zee der Vlakte heroverde, volgens het woord dat de HEERE, de God van Israël, gesproken had door Zijn knecht, de profeet Jona, de zoon van Ammitthai uit Gath-Heferʼ. In de rabbijnse geschriften heeft men getracht op grond van deze verzen en op grond van mondelinge overlevering meer over Jona te weten te komen.
Zo vermeldt de Babylonische Talmoed dat Jona dezelfde persoon is als de zoon van de weduwe van Zarfath. Elia werd door God naar haar gestuurd om haar en haar zoon tijdens de hongersnood van de hongerdood te redden. Een tijd daarna werd de zoon van deze weduwe ziek en stierf. Maar op het gebed van Elia werd de jongen weer levend gemaakt. Toen Elia hem weer aan zijn moeder teruggaf, zei deze: "Nu weet ik dat u een man Gods bent en dat het woord van de HEERE in uw mond waarheid is" (1 Kon. 17:24). Zo werd, aldus de Talmoed, Jona het levend bewijs van Gods almacht en van de betrouwbaarheid van Zijn profeet Elia. Vandaar dat hij zoon van Amitthai, letterlijk Hebreeuws voor ‘zoon van de waarheid’ wordt genoemd. Daarna werd Jona een leerling van Elia, en na diens hemelvaart ook een leerling van Elia's opvolger, de profeet Elisa. In deze hoedanigheid, aldus een andere bron, komen wij hem tegen als de anonieme profeet uit 2 Koningen 9, die van Elisa de opdracht kreeg om Jehu tot koning te zalven.
Waarom juist Ninevé?
Deze Jona krijgt de opdracht om naar Ninevé te gaan en tegen haar te prediken. Of Jona van tevoren wist welke boodschap hij moest brengen, daarover verschillen de rabbijnse commentaren van mening. Ook denken zij verschillend over de vraag, waarom God zo bezorgd was over de zonden van de inwoners van Ninevé, dat Hij het nodig achtte om Zijn profeet naar deze niet-Joden te sturen om hen te waarschuwen.
Abraham Ibn Ezra, een Spaanse Bijbeluitlegger uit de twaalfde eeuw, vermoedt dat de inwoners van Ninevé nog maar kort geleden zo zondig waren geworden. Dit zou dan blijken uit het feit dat de inwoners van Ninevé, nadat zij zich hadden bekeerd, hun afgoden niet vernietigden. Op dat punt waren zij dus kennelijk niet schuldig, want anders had de Bijbel dat wel vermeld. Blijkbaar kwam hun slechtheid alleen tot uiting op moreel en sociaal gebied. God had daarom medelijden met hen en gaf hun de gelegenheid zich te bekeren.
Rabbi David ben Kimchi (Radak), een geleerde uit het eind van de twaalfde eeuw, heeft een totaal andere opvatting. Hij denkt dat de inwoners van Ninevé zich aan dezelfde zonden hadden schuldig gemaakt als de generatie van de Zondvloed of als de inwoners van Sodom. Evenals deze werden gewaarschuwd, alvorens vernietigd te worden, werden ook de inwoners van Ninevé opgeroepen om zich te bekeren.
Een heel vernuftige verklaring vinden wij bij Abarbanel, een vijftiende-eeuwse rabbijn uit Portugal en bij Malbim, een acroniem voor Meïr Löb ben Jechi'el Michal, een negentiende-eeuwse Roemeense rabbijn. Zij veronderstellen dat de opdracht van Jona slechts verklaard kan worden uit de toekomstige rol van Assyrië. God zou namelijk in de toekomst het Assyrische Rijk als werktuig gebruiken om Israël te straffen. Het waren immers de Assyriërs die Samaria zouden vernietigen en het Noordrijk in ballingschap zouden wegvoeren. Was Assyrië even slecht geweest als het in de tijd van Jona was, dan had God Assyrië niet als middel kunnen gebruiken om Israël te straffen. Immers Israël was nog altijd meer rechtvaardig dan de Assyriërs. Daarom moest Jona naar Ninevé toe, zodat hun inwoners zich zouden bekeren en zij het waard werden om later als werktuig te dienen om Israël te straffen.
Waarom weigerde Jona te gaan?
Maar Jona weigerde om naar Tarsis te gaan en ging in plaats daarvan naar het westen, over zee. Waar kwam deze weigering uit voort? Ook hiervoor worden in de rabbijnse commentaren verschillende redenen opgegeven. Volgens de Spreuken van rabbi Eliëzer had Jona twee redenen. In de eerste plaats was hij bang dat als hij aan zijn opdracht gehoor zou geven, de inwoners van Ninevé zich zouden bekeren en zij gespaard zouden worden. Daardoor zou het een teken voor Israël worden en zou Israël gestraft worden, omdat zij zich niet op dezelfde manier bekeerd hadden als Ninevé. Opmerkelijk is deze uitspraak als we haar vergelijken met de uitspraak van de Heere Jezus in Mattheüs 12:41. Ook hier worden de mannen van Ninevé als voorbeeld genoemd aan de ongelovige toehoorders, omdat deze zich hadden bekeerd op de prediking van Jona, maar de toehoorders niet. Malbim voegt hieraan toe dat Jona voorzag dat als de inwoners van Ninevé zich zouden bekeren dit slecht zou zijn voor Israël. Immers zij zouden dan gebruikt worden als werktuig van Gods toorn om de Israëlieten te straffen. Daarom wilde Jona zich liever in de zee werpen dan schade toe te brengen aan Israël. Vandaar dat over Jona in de Mechilta wordt gezegd: "Jona beschermde de eer van het kind (dit is: Israël) meer dan de eer van de Vader (dit is God) en riskeerde zijn eigen leven om dat van Israël te redden".
Als tweede reden voor de weigering van Jona om naar Ninevé te gaan, wordt genoemd, dat Jona bang was dat in het geval de inwoners van Ninevé zich zouden bekeren, hij ervan beschuldigd zou worden een valse profeet te zijn. Daarom vlucht hij weg over zee naar Tarsis. Waarom wil hij naar het westen? Abarbanel vermoedt dat hij juist voor een route over zee kiest om te voorkomen dat God hem voor een tweede keer zou roepen. Blijkbaar dacht Jona dat God hem alleen profetische openbaringen kon geven op het vaste land. Op een schip, bemand door heidenen, zou dit niet kunnen gebeuren. Echter aan God kan hij niet ontsnappen. Terwijl Jona in een diepe slaap in het ruim van het schip is verzonken, wordt hij door de gezagvoerder gewekt. Het gevolg is bekend. Als de gebeden niet helpen (opmerkelijk is dat niet wordt vermeld of Jona zelf ook bad, de rabbijnse verklaarders denken van niet) wordt het lot geworpen. In het Hebreeuws staat letterlijk: "worden de loten (meervoud) geworpen". Hieruit heeft men wel de gevolgtrekking gemaakt dat de bemanning vele malen het lot wierp, opdat geen vergissing gemaakt zou kunnen worden. Hierbij viel het lot telkens op Jona. En dan moet Jona wel voor zijn identiteit uitkomen. Op zijn eigen aanraden wordt hij in de zee geworpen. Meteen daarop stilt de storm.
De reactie van de zeelieden is opmerkelijk: in Jona 1:16 staat "Toen werden de mannen zeer bevreesd voor de HEERE, zij brachten de HEERE een slachtoffer en legden geloften af". Volgens de meeste rabbijnse verklaringen bekeerden zij zich tot het Jodendom en lieten zij zich besnijden. De vraag komt ook op, hoe het mogelijk was om een offer te brengen op een schip? Vandaar dat Ibn Ezra wil vertalen: "Zij namen zich voor om offers te brengen, nadat zij op het vaste land waren teruggekeerd". Ook over de inhoud van die geloften wordt verschillend gedacht. Rasji denkt dat zij beloofden zich tot het Jodendom te bekeren, Radak daarentegen oppert dat zij beloofden aalmoezen te geven aan de armen, of weer een ander suggereert dat zij beloofden ook hun vrouwen en gezinnen tot de dienst van de ware God te brengen. Jona daarentegen werd opgeslokt door een grote vis, waarin hij drie dagen en drie nachten moest blijven. Terwijl in christelijke en andere commentaren veel is gespeculeerd over de vraag om welke vis het hier gaat, bijvoorbeeld een walvis of een potvis, is dit vraagstuk voor de Joodse commentatoren niet interessant.
Jom Kippoer
Waarom wordt juist dit boek ieder jaar opnieuw op Grote Verzoendag gelezen? De reden daarvoor spreekt voor zich. Er is geen boek in de Bijbel, waarin zo veel en zo duidelijk over bekering wordt gesproken. Niet alleen de bemanning van het schip bekeerde zich, ook de inwoners van Ninevé keerden zich af van hun boze weg. En al weten wij niet hoe diep deze bekering ging en of zij alleen op angst was gebaseerd, toch was het voor God voldoende om af te zien van Zijn plan om Ninevé te vernietigen.
Maar ook Jona zelf bekeerde zich. De eerste keer in de buik van de vis, toen hij zijn gebed tot God richtte. Daarna spuwde de vis hem uit. En de tweede maal in hoofdstuk vier, als Jona door God wordt terechtgewezen. Wij weten niet wat de reactie van Jona was. De rabbijnen nemen aan dat hij ook toen niets anders kon dan zich bekeren. Een rabbijnse bron verwoordt dit op kenmerkende wijze: "Op dat moment viel Jona op zijn aangezicht en sprak: Bestuur uw wereld naar uw barmhartigheid, zoals geschreven staat (in Dan. 9:9): "Bij de HEERE onze God is barmhartigheid en vergeving".
Verschillen tussen de orthodox Joodse en christelijke uitleg van de Bijbel
Wanneer we de Joodse verklaringen lezen en deze vergelijken met de wijze waarop de orthodoxchristelijke uitleggers het boek Jona uitleggen, valt het volgende op.
1. In orthodox Joodse commentaren worden veel uitleggers aangehaald uit de Middeleeuwen. Zie kader met de opsomming van de belangrijkste commentaren. Waarom genieten juist deze oude commentaren binnen het hedendaagse orthodoxe Jodendom zoveel gezag? In de Talmoed en andere Joodse geschriften vinden we verspreid veel opmerkingen over de uitleg van de Bijbel. Maar deze uitleggers leggen de tekst systematisch en op eenvoudige wijze uit, waarbij ze veelvuldig citeren uit de Talmoed en andere oude bronnen. Soms gaan ze ook in op de christelijke uitleg van teksten die ze dan afwijzen. Abarbanel was goed op de hoogte van het gedachtegoed van Augustinus en Thomas van Aquino. Opmerkelijk is dat we zelfs in de Kanttekeningen van de Statenvertaling opvattingen aantreffen die ontleend zijn aan de hierboven genoemde rabbijnse commentatoren.
2. De Joodse commentaren gaan uit van de Hebreeuwse Bijbeltekst en daarom kunnen ze identieke Hebreeuwse woorden met elkaar verbinden, hetgeen wij niet zo gemakkelijk doen. Bijvoorbeeld dat Jona de zoon van Amitthai was, ‘de zoon van de waarheid’ en ze het zo koppelen aan de zoon van de weduwe van Zarfath. Vanuit het Hebreeuws stellen ze zich vragen die wij niet zo gauw zouden stellen, zoals: Waar waren de ouders van Simson, toen hij de leeuw doodde? (Richt. 14:8), of hoe oud was Izak toen Abraham de opdracht kreeg hem te offeren? (Gen. 22:2). Dat aspect van vragen stellen, spreekt mij in de rabbijnse Bijbeluitleg het meeste aan, ook al bevredigen de antwoorden mij vaak niet.
3. Opmerkelijk is dat de Joodse Bijbeluitleggers geneigd zijn de houding van Jona positiever te duiden dan wij. Zo noemen ze een aantal redenen waarom hij niet naar Ninevé wilde gaan. Ook gaan ze er vanzelfsprekend van uit dat Jona zich aan het eind van het boek bekeerde op de slotwoorden van God, ook al wordt dat niet genoemd. Dit komen we vaker tegen in de Joodse Bijbeluitleg. Eventuele fouten van geloofshelden worden vergoelijkt. Dat vinden we ook bij de uitleg van het verhaal van David en Bathseba. Op basis van opvattingen in de Babylonische Talmoed betoogt men dat David wel schuldig was aan de dood van Uria, maar niet aan het overspel met Bathseba. Hierbij laat men zich leiden door hoe in de mondelinge overlevering deze geschiedenis wordt uitgelegd.
4. Jona wordt niet Messiaans geduid. Wel gaat men in op het verblijf van Jona in de vis. Dat was een wonder, te vergelijken (aldus Malbim) met een embryo die zich in de baarmoeder bevindt. Wel merkt men op dat in de Bijbel de derde dag een speciale betekenis heeft. Vele belangrijke gebeurtenissen in Israëls geschiedenis vonden plaats op de derde dag, zoals dat Jozef zijn broeders op de derde dag bevrijdde (Gen. 42:18) en dat Israël de Thora op de derde dag op de Sinaï ontving (Exod. 19:16).
De belangrijkste orthodox Joodse commentaren zijn:
Rasji (1040-1105), Radak (1160-1235), Ibn Ezra (1089-1164), en Don Jitschaq Abarbanel (1437-1508). Belangrijke modernere commentaren zijn die van Malbim, dat is rabbi Meïr Löb ben Jechi'el Michal, opperrabbijn van Roemenië (1809-1879) en rabbi Samson Raphael Hirsch (1808-1888), rabbijn in Oldenburg en in Frankfurt am Main. Beide rabbijnen waren verklaarde tegenstanders van de Reformbeweging, een ‘vrijzinnige’ stroming binnen het Jodendom. Rasji is wel de belangrijkste Bijbelverklaarder uit de Middeleeuwen. Zijn naam is een acroniem oftewel een letterwoord voor de naam van de Franse geleerde rabbi Sjelomo ben Jitschaq (Salomo de zoon van Izaäk). Men heeft namelijk de gewoonte om belangrijke rabbijnen te benoemen met de beginletters van hun naam, bijvoorbeeld het woord Rasji wordt gevormd door de r van rabbi, de sj van Sjelomo en de Ji van Jitschaq. Zijn commentaar op de Thora geldt als een van de meest gezaghebbende en wordt ook heden ten dage nog veel gebruikt. Zo was dit commentaar het eerste boek in het Hebreeuws dat in West-Europa werd gedrukt. Hoe populair het was, blijkt uit het feit dat er meer dan tweehonderd commentaren zijn geschreven op dit commentaar! Radak is de acroniem voor rabbi David ben Kimchi, ook uit Frankrijk. Omdat hij nadruk legde op de taalkundige analyse en vrij rationeel was aangelegd, zijn zijn commentaren ook voor hedendaagse lezers goed te volgen. Hij was sterk gekant tegen de allegorische uitleg, zoals dat bij christelijke exegeten werd aangetroffen. Ook Ibn Ezra uit Spanje en Don Jitschaq Abarbanel uit Portugal hebben commentaren geschreven op het gehele Oude Testament.
Deel dit artikel via