De Joodse dokter Sternberg is diplomaat van de Amerikaanse Raad van Bestuur van Interne Geneeskunde en gespecialiseerd in medische oncologie. Zijn geloof in de Messias geeft daar een bijzondere dimensie aan.
Gewoon omdat we Joods waren
Mijn ouders waren niet religieus. Mijn vader geloofde niet in God en had weinig op met godsdienstige instituten. Toch staken we ons tijdens de grote Joodse feesten in onze mooiste kleren en gingen naar de conservatieve synagoge. Gewoon omdat we Joods waren.
Religieus of niet, toen ik twaalf was, moest ik mij op mijn Bar Mitswa voorbereiden. Mijn ouders huurden een leraar in, die me hielp mijn tekstgedeelte uit de Thora uit het hoofd te leren. Ik kende de betekenis van de Hebreeuws woorden niet, maar wist goed genoeg hoe ik ze moest uitspreken. Na afloop werd ik door iedereen gefeliciteerd. Ze vertelden hoe trots ze op mij waren. Waarom weet ik eigenlijk niet, want ik had van het Hebreeuws niets begrepen.
Worsteling met het lijden
In mijn tienerjaren begon ik me steeds sterker af te vragen of God wel bestond. Ik vond het hypocriet om God dingen te blijven vragen en onnozel om een antwoord te verwachten. Dus bad ik niet meer. Ik wilde graag levens redden en verliet op mijn zeventiende New York om in Buffalo medicijnen te gaan studeren. Het liberale Judaïsme had mij geleerd dat de dood het definitieve einde was. Geen hemel, geen hel en geen oordeel. Tijdens mijn studie werd ik geconfronteerd met veel pijn en lijden. Daar worstelde ik mee. Waarom treft het kwaad goede mensen? En waarom was het volgens de rabbijnen zo’n zegen om Joods te zijn, als die ‘zegen’ ons volk niets dan pijn en vervolging had gebracht?
Het gevoel iets te missen
Ik studeerde af, verhuisde en trouwde met Marilyn. Zij was ook Joods en we deelden dezelfde normen en waarden. Mijn specialisatie oncologie deed ik in een kankerinstituut in Houston, Texas. Ik had veel lijden gezien, maar specialiseren in kanker maakte dat nog intenser. Ik besloot mijn emoties uit te schakelen om zo alles onder controle te krijgen. Dat maakte mij een kundige maar ook een heel afstandelijke dokter. Toen ik als kankerspecialist in een privékliniek kon gaan werken, verhuisden we naar Little Rock. We vonden ons droomhuis en alles ging voor de wind. Een mooi huis, een schitterende tuin met zwembad, gelukkig getrouwd en twee prachtige kinderen.
Toch hadden we het gevoel dat er iets miste, al wisten we niet wat. Nadat we eerst in het uitgaansleven verstrooiing hadden gezocht, besloten we uiteindelijk ‘iets geestelijks te proberen’ en terug te gaan naar onze Joodse wortels. Misschien misten we een stukje identiteit? Marilyn stortte zich in het Joodse vrijwilligerswerk. Er was een veelheid aan organisaties, die allemaal goede doelen nastreefden. Toch zat het me dwars dat mensen zichzelf een goede Jood vonden op grond van wat ze deden. Mensen konden goede daden doen zonder zelfs in God te geloven. Ergens wist ik, dat het kenmerk van een goede Jood zijn relatie met de God van het Judaïsme moest zijn. Na een aantal jaren besloot ik het lidmaat schap op te zeggen met als reden dat “de rabbijn niet aan onze spirituele behoeften voldeed”.
Wie bent U?
Ik was net begonnen met mijn specialisatie binnen de oncologie, toen ik pijn kreeg in mijn rechteroog. Een paar dagen later bemerkte ik dat ik met dat oog heel wazig ging zien. Het bleek een ontsteking aan de oogzenuw te zijn. Als die zich zou uitbreiden naar mijn linkeroog zou ik blind worden. Dat zou het einde betekenen van mijn carrière. Ik was bang en boos op God. Ik liet Hem weten (of schreeuwde ik maar wat in de lucht?) dat ik nooit in Hem zou geloven als ik Hem niet begreep. “Wie bent U? Waarom doet U dit, als zoveel mensen met kanker op mij rekenen? Het kan niet dat U bestaat!” Ik verwachtte helemaal niet dat God mijn boze vragen zou beantwoorden. Eigenlijk realiseerde ik me niet eens dat ik in mijn boosheid een gebed had uitgesproken: “Wie bent U?”
Ik herstelde. Mijn linkeroog bleef onaangetast, maar het zicht aan mijn rechteroog kwam nooit meer helemaal terug. Vanaf die tijd probeerden steeds meer patiënten in mijn praktijk mij over Jezus te vertellen. Ik legde uit dat ik Joods was en dat Joden niet in Jezus geloven. Ik deed dat op zo’n toon dat de meesten niet verder durfden te gaan. Tegen de enkeling die dat wel probeerde, deed ik of ik beledigd was. Ik had namelijk ontdekt dat christenen het als een zonde beschouwden om mij met hun geloofsovertuiging te beledigen.
Liefde voor Jezus
Gesprekken kon ik bot afbreken, maar de liefde die deze mensen voor Jezus hadden niet. En die liefde strekte zich blijkbaar ook naar mij uit. Ik zag dat zij eerlijke bedoelingen hadden en alleen het beste met mij voor hadden. Een vrouw van begin dertig was in het laatste stadium van borstkanker. Ze zou een man en een klein kind achterlaten. Toch leek ze meer begaan met mijn geestelijk welzijn dan met het feit dat ze stervend was. Zij vertrouwde Jezus. Ondanks haar verwoestende ziekte had ze Hem lief, aanbad Hem en volgde Hem. Ik werd jaloers op het geloof van die christenen.
Op een avond vertelde onze 11-jarige dochter Jennifer dat haar Joodse vriendinnetje Allison tegenwoordig naar de kerk ging. Ik kende Allisons vader, dokter Barg. Ik was woedend, omdat hij de Joodse gemeenschap had verlaten. Ik belde hem onmiddellijk op om hem erop aan te spreken. Wist hij niet dat hij als Jood verplicht was het christendom af te wijzen? Dat Joden een minderheid waren in kerken en helemaal opgeslokt en geassimileerd zouden worden? Dokter Barg vertelde me vriendelijk dat hij zijn Joodse identiteit en de God van Israël in deze kerk juist had gevonden. Hij was voor het eerst echt trots en blij om Joods te zijn. Dat intrigeerde me. Ik wist namelijk dat hij met een niet-Joodse vrouw was getrouwd. Na een religieuze training, had ze zich officieel bekeerd tot het orthodox judaïsme en deed haar best een koosjer huishouden te voeren. Moest nota bene hij in een kerk de kern van zijn Joodse identiteit ontdekken? Mijn nieuwsgierigheid won het van mijn woede. Ik vroeg hem of we zijn kerk ook een keer konden bezoeken. Dat vond hij een goed idee.
Het perspectief van de eeuwigheid
Ik herinner me die zondagmorgen nog goed. De preek ging over Psalm 73. De voorganger legde uit dat een gelovige Jood, Asaf, God vroeg waarom rechtvaardige mensen moesten lijden, terwijl slechte mensen in voorspoed leefden. Mijn hart bonsde in mijn keel. Hoe wist die man dat ik worstelde met deze vragen? Ik leerde dat God alles vanuit het perspectief van de eeuwigheid zag, terwijl wij alleen kijken naar het hier en nu. Dat de gelovigen voor eeuwig in Zijn aanwezigheid zouden zijn. Dat vooruitzicht gaf troost en hielp hen door moeilijke tijden. Degenen die geen rekening hielden met God en die het schijnbaar gemaakt hadden in het leven, zouden de eeuwigheid zonder God moeten doorbrengen.
Bij het binnengaan van die kerk was ik een agnostische, atheïstische scepticus. Bij het uitgaan geloofde ik dat God bestond, dat Hij goed was en waardig om geprezen te worden. Ik wilde er nu achter komen wat ik moest doen om Hem terug in mijn leven te krijgen. Ik hoopte alleen vurig dat de antwoorden op deze vragen niet naar Jezus zouden leiden. God was toch in het Judaïsme te vinden?
Na de dienst brachten we nog drie uur bij de Bargs door. Zij wezen ons op een voor ons nieuw concept: zonde. Daarover had ik in het liberale Judaïsme nog nooit iets gehoord. Ze lieten ons vanuit de Bijbel zien hoe God de zonde haatte, maar genadig was voor zondaars, die toegaven dat ze gezondigd hadden. Ze toonden ons hoe God door de offers voorzien had in specifieke middelen om ons volk te reinigen van zonde.
Scheiding van God zorgde voor een kwaadaardige ziekte van de ziel. Alleen Gods middel tot verzoening kon ons daarvan genezen. De Bargs geloofden dat de Joodse Bijbel via de offers heen wees naar Degene, Die Zelf Gods zoenoffer zou zijn. En zij geloofden dat Jezus Diegene was.
Een stervende patiënte
De logica en Bijbelse basis van deze uitleg verbaasden ons. We bleven de kerk wekelijks bezoeken en namen deel aan een introductiecursus om beter te begrijpen waar het in het christendom om ging. Het leek allemaal te kloppen en daarom zocht ik wanhopig naar goede tegenargumenten. Ik sprak met rabbijnen, maar hun reactie overtuigden me er alleen maar meer van dat mijn groeiende geloof in Jezus het werkelijke antwoord was. Samen met het echtpaar Barg discussieerden we tot diep in de nacht met een rabbijn. Deze wees ons telkens op ons verraad naar het Joodse volk, maar wij wilden het over de Bijbel hebben. Wonderlijk genoeg verdedigden Marilyn en ik het christendom, terwijl we eigenlijk nog geen keuze voor Jezus hadden gemaakt!
Marilyn verraste me al snel daarna. Ik herinner me dat ik thuiskwam uit mijn werk en zij me stralend tegemoet kwam om het grote nieuws te vertellen: Ze had Jezus als haar Messias aangenomen! Ik moest even slikken. Was dit wel goed? Ik wist niet zeker of ik zelf al een besluit had genomen. Totdat ik Mildred bezocht. Mildred was een hele lieve oude patiënte van mij die stervende was. Terwijl ik haar onderzocht, keek ze ineens naar me op. “Dokter Sternberg, er is deze maand iets aan u veranderd. Wat is het?” Ik hoorde mezelf aan haar uitleggen dat ik in de Heere Jezus was gaan geloven als mijn Joodse Messias, Redder en Heer. Ze knikte eenvoudig en zei: “Dat dacht ik al”.
Bidden voor patiënten
Mijn geloof in de Heere Jezus heeft alles veranderd. Ik weet dat leven en dood niet in mijn handen liggen, maar in de handen van mijn God, Die volledig te vertrouwen is. De pijn en het lijden dat ik in mijn praktijk zie, wordt er niet minder door, maar ik kan nu voor mijn patiënten bidden, dat zij rust en vrede in Jezus mogen vinden. En zelfs voor mijn christelijke patiënten is het fijn om te weten dat zij een dokter hebben, die gelooft en met en voor hen kan bidden.
Deel dit artikel via