“Mijn verhaal is niet heel spectaculair hoor”, verontschuldigt Ronny Bettelheim zich als we aan het interview beginnen.
Maar als hij over zijn familie vertelt, ontdek ik dat hun levens bijzonder zijn verlopen. De levens van de familieleden blijken als een vlechtwerk telkens weer bij elkaar te komen. “Ik ben een zoon van Joodse vluchtelingen”, vertelt Ronny. “Mijn vader is geboren in Oostenrijk en mijn moeder in Duitsland. Beiden hadden Pools-Joodse ouders en recent heb ik ontdekt dat mijn grootouders van beide kanten in Polen vlak bij elkaar hebben gewoond! Mijn ouders kwamen in de jaren dertig naar Nederland. Daar ontmoetten ze elkaar op 14- en 17-jarige leeftijd in een vluchtelingenkamp bij Arnhem.” Vanwege haar typisch Joodse uiterlijk moet Ronny’s moeder in Velp onderduiken. Pas na de oorlog hebben zijn ouders elkaar via het Rode Kruis weer ontmoet. Ze trouwen, gaan in Scheveningen wonen en een jaar later wordt Ronny geboren. Na een periode in Indonesië te hebben gewoond, vestigt het gezin zich in Amsterdam-Zuid. Daar is Ronny opgegroeid.
Geen typisch Joodse jeugd
Over zijn jeugd vertelt Ronny: “We waren ons er als kind van bewust dat we Joods waren. Maar vanwege de trauma’s van de oorlog kregen mijn broers en ik geen typisch Joodse opvoeding. We gingen wel af en toe naar de sjoel in Amsterdam-Zuid. Dat was echter allemaal in het Hebreeuws en dat zei me als kind weinig. Mijn ouders vonden het wel nodig dat ik naar Joodse les ging. Daar leerde ik Hebreeuws, maar dat heeft maar twee jaar geduurd”. Hoewel zijn moeder uit een religieus gezin kwam, kwam God niet ter sprake. Pas later hoorde Ronny van zijn moeder dat ze wel altijd in God heeft geloofd.
De oorlog
De oorlog was geen taboe bij de familie Bettelheim: “We konden er altijd vragen over stellen, maar veel werd er niet over gesproken. Mijn ouders hebben hun vader en moeder verloren. Mijn moeder was 14 toen in Duitsland alle gezinshoofden werden weggevoerd. Mijn opa was al eerder naar Nederland vertrokken, dus werd alleen mijn oma weggevoerd. Later las ik in mijn moeders dagboek dat dat de zwartste dag in haar leven was. Zij en haar twee zussen hebben hun ouders na de oorlog nooit meer teruggezien.
God komt op de eerste plaats
Wanneer Ronny zijn huidige vrouw ontmoet, komen er opnieuw lijnen van het vlechtwerk bij elkaar. Zijn moeder wil graag nog een keer langs bij vrienden uit hun tijd in Indonesië. Ronny brengt haar en halverwege het bezoek komt Saskia, de dochter van de vrienden, de tuin in: “Het was liefde op het eerste gezicht”. Eigenlijk liefde op het tweede gezicht, want ze kennen elkaar nog uit de tijd in Indonesië. Ronny en Saskia krijgen een relatie. Maar voordat ze samen verder gaan, vertelt Saskia heel duidelijk: “Voor mij komt God op de eerste plaats”. Ronny: “Saskia was christen en begon me te vertellen over haar geloof. Ik ben meegegaan naar diensten en bijbelstudies. Op de een of andere manier nam ik alles wat ik daar hoorde gelijk aan als waarheid. Er was geen weerstand, want het klopte. Zo ben ik de Bijbel gaan lezen en leerde steeds meer. Niet veel later noemde ik me christen. Gekscherend noem ik me ook weleens ‘rooms-katholjiddisch’. Ook omdat ik het niet zo heb op denominaties. Ik ben in de eerste plaats christen”. Ondanks het geleidelijke proces herinnert Ronny zich toch een duidelijk moment van verandering. Wanneer hij zijn vrouw over verkeerde dingen in het verleden vertelt, reageert ze heel nuchter: “Dat is heel simpel, dat brengen we bij de Heere. Daar vragen we vergeving voor.” Na samen gebeden te hebben, weet Ronny dat de Heere hem ook vergeven heeft.
Joodser dan ooit
Wanneer Ronny zijn familie over de verandering vertelt, reageren ze vrij onverschillig. Behalve zijn moeder. Zij vraagt hem: “Maar Ronny, ben je dan niet Joods meer?” Waarop hij antwoordt: “Mama, ik ben altijd Joods geweest en zal altijd Joods blijven. Sterker nog: sinds ik christen ben, voel ik me Joodser dan ooit”. Een aantal jaren geleden ontmoette Ronny een oud-klasgenoot. Deze liberaal Joodse man gaat wekelijks naar de synagoge. Maar wanneer Ronny aan hem vraagt of hij in God gelooft, ontkent de man dit. Ronny vertelt: “Een van mijn meest geliefde bijbelgedeeltes is Jesaja 53. Als je dat hoofdstuk leest, kan het niet anders dan over de Heere Jezus als Messias gaan. Maar wanneer ik Joodse mensen, zoals deze man, naar het gedeelte vraag, antwoorden ze ‘Dat lezen wij niet!’. Ik vind het zo jammer, het gaat vaak alleen nog om tradities”.
Onverwachte herinneringen in Israël
Dat de familiegeschiedenis telkens opnieuw zijn pad kruist, ontdekt Ronny tijdens een reis naar Israël. Op 5 mei vaart hij met zijn vrouw op het meer van Galilea. Ter gelegenheid van Bevrijdingsdag laat de schipper het Nederlandse volkslied horen. Daarna schalt er een ander lied door de speakers. “Ik wist niet wat me overkwam, maar ik kreeg tranen in mijn ogen,” zegt Ronny. “De schipper vertelde me later dat het de HaTikvah was, het Israëlische volkslied. Toen herinnerde ik me dat mijn moeder dat in mijn jeugd altijd zong.” Op dezelfde reis bezoeken ze Yad Vashem , het museum ter nagedachtenis van slachtoffers van de Holocaust. Ronny loopt achteraan de groep wanneer hij zijn vrouw hoort roepen: “Ronny, kom eens kijken”. Saskia neemt hem mee naar muren waarop de namen van mensen staan die onderduikers in huis hebben genomen. Daar ziet hij onverwachts de namen van het echtpaar waar zijn moeder was ondergedoken. “Dat deed me wat. Die mensen heb ik gekend, ik noemde ze oom en tante.”
De toekomst
Zo kruist de verdrietige familiegeschiedenis telkens weer zijn pad. Maar gelukkig zal Ronny’s Messias ook opnieuw Ronny’s pad kruisen: “Jezus is voor mijn zonden gestorven. En ooit komt Hij weer terug en hebben we eeuwig leven. Maar dat is niet het enige: tot die tijd mogen we leven met de wetenschap dat Hij komt!”
Deel dit artikel via