Dat Kabbala geen neutraal terrein is, mag als bekend beschouwd worden. Maar wat zijn eigenlijk de achtergronden van dit religieus filosofisch systeem? “De verborgen dingen zijn voor de HEERE, onze God, maar de geopenbaarde dingen zijn voor ons en onze kinderen, tot in eeuwigheid, om al de woorden van deze wet te doen” (Deut. 29:29).
Moderne Kabbala - de eerste ontmoeting
In de afgelopen jaren stonden we op diverse boekenbeurzen waar we zeer veel Bijbels aan Joodse bezoekers mochten weggeven. Tijdens de beurzen van Moskou en Sint-Petersburg ontmoetten we ook een aantal mensen van Bnei Baruch, een wereldwijd zeer invloedrijke kabbalaschool, ook onder Russischsprekende Joden. Haar oprichter en president, Michael Laitman, was een volgeling van de beroemde kabbalist Baruch Ashlag. We hadden een paar gesprekken met deze kabbalisten en tot onze grote verrassing reageerden zij positief op onze verspreiding van het Nieuwe Testament. “Zeer goed dat jullie de Briet Hachadasja (het Nieuwe Testament) weggeven aan de Joden, het is een geweldig werk, maar … dit boek is slechts een simpele en primitieve stap naar een veel diepere en overvloedigere kennis over de almachtige God die alleen kabbala kan openbaren”, aldus een van de bezoekers.
Oorsprong van de klassieke Kabbala
Je kunt veel over kabbala lezen op Wikipedia. Toch wil ik hier een kort overzicht geven: Kabbala (Hebreeuws: קַבלָָה†) betekent letterlijk ‘ontvangst’. Het stamt af van het Hebreeuwse werkwoord qibbel, dat ‘ontvangen’ betekent. Opgemerkt moet worden dat dit begrip tijdens de Misjna-periode (circa eerste tot begin derde eeuw n. Chr.) voor de interpretatie van de Thora in het algemeen werd gebruikt. Volgens haar aanhangers is kabbala altijd een essentieel onderdeel geweest van de Thora- en Talmoedstudie, en daarmee een wezenlijke taak voor het overgrote deel van de praktiserende Joden. Er zijn ook uitzonderingen geweest, zoals Yehiah Kapach, een Jemenitische rabbi die zich verzette tegen mysticisme en afhankelijkheid van de kabbala. Als mystieke leer is kabbala een belangrijk onderdeel van de Mondelinge Wet, die volgens Joodse overlevering door God aan Mozes op de Sinaï zou zijn gegeven. Volgens sommige kabbalisten begint kabbala echter al bij Adam. Naar deze opvatting kreeg de eerste mens geheimen geopenbaard van God. Er is dan een verbinding met de boom van kennis van goed en kwaad en de levensboom, zoals in Genesis 3 staat beschreven. De Bijbel voorziet verder ruimschoots aan materiaal voor mystieke en esoterische speculaties, zoals de visioenen van de profeten Ezechiël en Jesaja, Jakobs ladder naar de hemel en Mozes’ confrontatie met de brandende braamstruik. Deze en andere gebeurtenissen uit de Tenach vormen de oorsprong voor de Joodse mystieke opvattingen van de kabbala. In het vroege Rabbijnse Jodendom wijzen de termen Ma’ase bereshit (het werk van de schepping – Gen. 1), Ma’aseh merkava (het werk van de troonwagen – Ezech. 1:4–28), Chochma nistara (verborgen wijsheid), Sitray Thora (geheime aspecten van de Thora) en Razay Thora (Thorageheimen) duidelijk naar het Midrash-karakter van deze speculaties. Volgens de Talmoedtraditie (sommigen geloven dat dit een kabbalatraditie is) kan Thorastudie op vier niveaus (exegese) worden gedaan, die samen PaRDeS worden genoemd. Dit is een acroniem (letterwoord) dat ‘tuin’ of ‘paradijs’ betekent in het Hebreeuws ( .(פרדס • Peshat ( פשט†– simpel): de letterlijke interpretatie van de tekst. • Remez ( רמז†– hint): de allegorische interpretatie van de tekst. • Darash ( דרש†– onderzoeken): de Rabbijnse betekenis van de tekst, vaak met vindingrijke parallellen naar gelijksoortige woorden of verzen. • Sod ( סוד†– geheim, mysterie): de innerlijke en metafysische interpretatie van de tekst. Deze manier van interpreteren is vandaag de dag algemeen gebruik in het Jodendom en wordt ook in veel Messiaanse gemeenten toegepast. In voorgaande eeuwen verboden de rabbijnen echter om esoterische leringen in het openbaar te onderwijzen. Dit werd als gevaarlijk geacht. Zo staat er bijvoorbeeld in de Misjna dat een rabbijn de mystieke scheppingsleer maar aan één student tegelijk mocht leren. Om het gevaar aan te illustreren verhaalt een aggada (Joodse legende) van vier prominente rabbijnen die de tuin (het paradijs) bezochten: “Vier mannen gingen pardes binnen - ben Azzai, ben Zoma, Acher en Akiva. Ben Azzai aanschouwde en stierf; ben Zoma aanschouwde en werd krankzinnig; Acher vernietigde het gewas; Akiba kwam en ging in vrede”.
De heilige boeken van de Kabbala
Van de vele verschillende kabbalageschriften zou ik graag drie belangrijke teksten willen aanstippen die heel belangrijk zijn voor ingewijden. Sefer yetsira (boek van de schepping) is een belangrijke bron voor kabbalistische leer. De historische achtergrond van het boek is obscuur, maar veel kabbalisten geloven dat de aartsvader Abraham de oorspronkelijke auteur is en rabbi Akiva de redacteur. De Bahir (stralend licht) is volgens de Joodse traditie geschreven in de geest van rabbi Nehunya1 (of zelfs letterlijk door hemzelf geschreven). Sommige historici denken dat rabbi Yitzhak ha-Ivver (Izaäk de blinde)2 dit werk in de middeleeuwen schreef, terwijl hij er veel oudere mondelinge overleveringen over de Tenach, Talmoed, Sidoer, Yetsira en andere rabbijnse teksten in verweefde. De Zohar (glans) is de belangrijkste tekst van de kabbala en wordt af en toe zelfs een canonieke status toegekend als deel van de Mondelinge Wet. Het is een mystiek Thoracommentaar, geschreven in het neo-Aramees. Er is een academische consensus dat dit werk uit de middeleeuwen stamt, maar de meeste traditionele Kabbalisten geloven dat rabbi Simon bar Yochai het boek dicteerde aan Rav Abba, zijn student3. Volgens de Kabbalisten openbaart de Zohar het binnenste (verborgen) gedeelte van de Thora; de leer van de Sefirot. Dit zijn tien eigenschappen van God die Hij voortdurend gebruikt om het universum te onderhouden in haar bestaan, zo gelooft men. Ook bevat ze de leer van de vier werelden: Atsilut, Beri’a, Yetsira en Assiyya, etc.
De ontwikkeling van de Kabbala
Kabbala heeft zich door de eeuwen heen ontwikkeld als mystieke leer. Ze is historisch geconditioneerd en heeft dus allerlei vormen aangenomen als onderdeel van het spirituele erfgoed van talrijke Joodse stromingen en groeperingen. Na de Talmoedperiode ontstonden in de middeleeuwen (ca. twaalfde eeuw) de eerste mystieke kabbalagenootschappen. Zij waren esoterisch van aard en voornamelijk anoniem. Een eeuw later kreeg de Zohar grotere bekendheid onder het publiek. Daarom begon de term ‘kabbala’ steeds meer te verwijzen naar leerstellingen die met de Zohar te maken hadden, of er aan ontleend waren. Tot op zekere hoogte werd kabbala dus gelijkgesteld aan de Zohar. Veel orthodoxe Joden verwerpen het idee dat de kabbala enige historische ontwikkeling of verandering ondergaan heeft. Als we echter iets dieper kijken, zien we al snel de invloed van het Safed-mysticisme via de Luriaanse kabbala van Isaac Luria (1534–1572), of de messiaanse verwachtingen van de sabbatianisten4 (zeventiende eeuw) en de frankisten5 (achttiende eeuw). Deze zijn allen gebaseerd op eenzelfde esoterische leer. Rabbi Israël ben Eliëzer Ba’al Shem Tov (1698–1760), de grondlegger van de Chassidische beweging paste bovendien de kabbala aan aan de psychologische beleving van Gods alomtegenwoordigheid. Een van de befaamde denkers uit het religieus zionisme, Abraham Isaac Kook (1865–1935), liet zich door veel kabbalistische ideeën inspireren en probeerde die te verenigen met het zionisme. Tot slot kunnen we moderne verschijningen noemen zoals het ‘Kabbalah Centre’, opgericht door wijlen Philip Berg, een kabbalaschool die zeer populair is onder beroemdheden (zoals Madonna) en het eerdergenoemde Bnei Baruch, gevestigd in Israël en geleid door oprichter Michael Laitman.
Het doel van Kabbala en haar geschil met de Bijbel
Aangezien men gelooft dat kabbala de verborgen betekenis van de Thora openbaart, is het doel van kabbalastudie het bereiken van individuele spirituele perfectie. Hierdoor leert iemand zijn of haar doel in de materiële en spirituele werelden te bereiken. Volgens kabbala is de ziel gehuisd in de materiële wereld om het doel te bereiken waarvoor ze is geschapen. Een ziel die deze spirituele staat bereikt heeft, noemt men ‘gmar tiqqun’ (laatste correctie). Het proces om dit doel te bereiken noemt men ‘gilgul ha’neshamoot’ (cyclus van de ziel), of, zoals we het hier ook wel kennen, ‘reïncarnatieleer’. Sommige kabbalisten geloven dat het ‘kwaad’ een eigenschap van God Zelf is. Volgens deze visie heeft de Almachtige het kwaad nodig om te zijn ‘Wie Hij is’. Het kwaad, neergezet als een demonische parallel aan het heilige wordt sitra achra (de andere kant) genoemd. We zouden naar meer punten kunnen kijken die tegenover de Bijbel staan. Echter, zelfs met de hierboven genoemde punten, zijn we ervan overtuigd dat kabbala in zijn centrale doctrines de Bijbelse waarheden over Gods natuur, de zondeval, de hemelse openbaring van God in de Messias Jezus en Zijn verzoeningswerk negeert en vervormt. Kabbala lijkt bovendien sterk op sommige opvattingen van de Griekse gnostici uit de Oudheid. Ingewijden in de Vrijmetselarij en New Age doen ook aan kabbala. Het is duidelijk dat kabbala in haar klassieke vorm een valse leer is. Het ontkent de godheid van Jezus de Messias, Die vlees aannam en in de eerste plaats kwam voor “de verloren schapen van het huis Israël” om te sterven voor hun zonden. Hij betaalde de losprijs met Zijn Eigen bloed voor allen die in Hem willen geloven, Jood of heiden. Zij worden vergeven en aangenomen als kinderen van God (Joh. 1:12).
Epiloog
Terugkomend op wat die moderne kabbalist tegen mij zei op de boekenbeurs: “Zeer goed dat jullie de Briet hachadasja weggeven aan Joden, het is een geweldig werk, maar … dit boek is een simpele en primitieve stap naar een veel diepere en overvloedigere kennis over de almachtige God die alleen kabbala kan openbaren”. Verdrietig, als we bedenken dat zij het volk zijn, uit wie het Licht van de wereld is voortgekomen, met de belofte: “wie Mij volgt, zal beslist niet in de duisternis wandelen, maar zal het licht van het leven hebben” (Joh. 8:12). Laten we de waarschuwing van Paulus ter harte nemen: “… de satan zelf doet zich voor als een engel van het licht. Het is dus niets bijzonders als ook zijn dienaars zich voordoen als dienaars van gerechtigheid. Hun einde zal zijn naar hun werken” (2 Kor. 11:14-15).
Voetnoten:
1. Een rabbi die leefde in 1e-2e eeuw.
2. Een rabbi die leefde in 12e–13e eeuw.
3. Twee rabbijnen die leefde in 1e-2e eeuw.
4. Volgelingen van de valse messias Shabbetai Zevi.
5. Volgelingen van de valse messias Benjamin Frank.
Deel dit artikel via