In onze Bijbel is Genesis verdeeld in vijftig hoofdstukken. Deze, door mensen gemaakte indeling, is echter volstrekt willekeurig. Als we Genesis zorgvuldig doorlezen, vinden we een meer logische indeling, die de boodschap van dit eerste bijbelboek veel inzichtelijker maakt.
Indeling in twaalf hoofdstukken
We komen in Genesis elf keer de uitdrukking “dit zijn de geboorten (Hebr. toledot) van …” tegen, op basis waarvan de indeling en de structuur van dit eerste Bijbelboek duidelijk wordt.
2:4 “Dit zijn de geboorten des hemels en der aarde.”
5:1 “Dit is het boek van Adams geslacht (toledot).”
6:9 “Dit zijn de geboorten van Noach.”
10:1 “Dit nu zijn de geboorten van Noachs zonen.”
11:10 “Dit zijn de geboorten van Sem.”
11:27 “En deze zijn de geboorten van Terah.”
25:12 “Dit nu zijn de geboorten van Ismaël, de zoon van Abraham.”
25:19 “Dit nu zijn de geboorten van Izak, de zoon van Abraham.”
36:1 “Dit nu zijn de geboorten van Ezau.”
36:9 “Dit nu zijn de geboorten van Ezau.”
37:2 “Deze zijn Jakobs geschiedenissen (toledot).”
Op deze manier krijgen we een inleiding van 1:1 tot en met 2:3, en daarna elf hoofdstukken met elk het woordje ‘toledot’ (geboorten) in het eerste vers ofwel de titel ervan.
Belangrijk onderscheid
Vanaf 11:27 begint het middelste van de elf hoofdstukken. Het omvat de kernboodschap van het boek en verhaalt ons de geschiedenissen van Abraham en met hem de ontstaansgeschiedenis, of beter, de schepping van een nieuw volk, Israël.
In het eerste gedeelte, de inleiding en de vijf hoofdstukken tot en met de geboorten van Sem, zien we de schepping van Adam als stamvader van de gehele mensheid. Direct daarop volgt de geschiedenis van Noach en zijn drie zonen, die na de zondvloed stamvaders van de volkeren worden. Na de verstrooiing van de nakomelingen van Noach over de aarde, begint bij 11:27 de geschiedenis van Abram: zijn roeping en belofte om stamvader van een nieuw volk te worden. Kort samengevat kunnen we dus tot de volgende indeling komen:
- Adam, de stamvader van de gehele mensheid;
- Noach, de stamvader van alle volkeren;
- Abraham, de stamvader van Israël.
Voor een goed verstaan van de Schrift, is het belangrijk om deze drie lijnen te blijven onderscheiden.
Adam en Christus
Als we de opsomming van de hoofdstukken doorlezen, vallen ons onmiddellijk twee afwijkende uitdrukkingen op, namelijk 5:1: “het boek van Adams geslacht” en 37:2: “dit zijn Jakobs geschiedenissen”. In 37:2 is dat puur een vertaalkwestie. In het Hebreeuws staat er exact dezelfde uitdrukking (toledot) als in de andere verzen. We zouden ook hier evengoed, en veel consequenter, kunnen vertalen met “dit zijn de geboorten van Jakob”.
Hoofdstuk 5:1 is een ander geval. Daar is het woord ‘boek’ toegevoegd: “Dit is het boek van Adams geslacht.” Wonderlijk genoeg begint het eerste vers van het Nieuwe Testament met: “het boekdes geslachts van Jezus Christus”. Het Grieks is hier exact hetzelfde als het Grieks van de Septuagintavertaling van Genesis 5:1. We herkennen hierin duidelijk de grote tweedeling van de Schrift: Adam, de eerste mens en zijn nageslacht en Christus, de tweede Mens en die uit Hem zijn voortgekomen (Vgl. Rom. 5:14; 1 Kor. 15:21, 22, 45, 47). Deze twee lijnen komen uiteindelijk ook terug in de twee geslachtsregisters van het Nieuwe Testament. Mattheüs voert het geslacht van de Heere Jezus terug op David en Abraham en beeldt Hem af als de Koning van Israël. Lukas gaat verder terug en tekent de Heere als uit het geslacht van Adam met de nadruk op Zijn Menszijn.
70 volkeren en 70 zielen
Er zijn nog meer bijzonderheden te ontdekken aan ‘de geslachten’ in Genesis. “De geboorten van Noachs zonen” (10:1) is de titel van het hoofdstuk dat ons de verdeling in zeventig volkeren toont. Het laatste hoofdstuk, “de geboorten van Jakob”, loopt uit op een nageslacht van 70 zielen (vgl. Ex. 1:5). Onmiskenbaar heeft dit te maken met Deuteronomium 32:7-9: “Gedenk aan de dagen van ouds; merk op de jaren van elk geslacht; vraag uw vader, die zal het u bekend maken, uw ouden, en zij zullen het u zeggen. Toen de Allerhoogste aan de volken de erfenis uitdeelde, toen Hij Adams kinderen vaneen scheidde, heeft Hij de landpalen der volken gesteld naar het getal der kinderen Israëls. Want des HEEREN deel is Zijn volk, Jakob is het snoer Zijner erve”.
Hieruit concluderen we dat de volkerentafel, zowel de verdeling als ook het aantal, alles te maken heeft met Israël, het nageslacht van Abraham. Ongetwijfeld staat dit in een groter verband hetgeen nog duidelijker zal worden als de Heere uiteindelijk Zijn beloften aan Abraham waar gaat maken: “En in u zullen allen geslachten van het aardrijk gezegend worden” (Gen. 12:3) “en in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde” (Gen. 22:18).
Christus, het Zaad
Hoe we deze beloften ook lezen en hoe zeer we Israël vanuit de Schrift nog een heerlijke toekomst kunnen voorzeggen, het gaat niet buiten Christus om. Het is daarom goed om altijd Paulus’ woorden in gedachten te houden: “Nu zo zijn de beloftenissen tot Abraham en zijn zaad gesproken. Hij zegt niet: en aan de zaden, als van velen; maar als van één: en aan uw zaad, hetwelk is Christus” (Gal. 3:16). “Want zovele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem ja, en zijn in Hem amen ...” (2 Kor. 1:20).
Deel dit artikel via