“... Ik zal deze stad beschermen door haar te verlossen, omwille van Mijzelf en omwille van David, Mijn dienaar” (Jesaja 37:35).
David, belangrijk binnen het Jodendom
Tijdens mijn tweede Israëlreis bezocht ik in Jeruzalem de vermeende graftombe van koning David. Zoals u wellicht weet, bevindt deze zich op de berg Sion, zuidwestelijk van de oude, ommuurde stad. Ondanks de regen waren we niet de enigen. Integendeel: velen waren toegestroomd, onder wie een groot aantal orthodoxe Joden. Niet verwonderlijk: het geldt namelijk – na de Westelijke Muur, oftewel de Klaagmuur – als hun tweede heiligste plaats. Ondanks dat het, voor zover ik begrijp, niet authentiek is. Maar authentiek of niet, één ding is overduidelijk: binnen het orthodoxe Jodendom heeft koning David een belangrijke plaats ingenomen.
David, belangrijk in de Schrift
In de Schrift is het niet anders. In Gods gedachten en raadsbesluiten is aan David een buitengewoon bijzondere en belangrijke plaats toebedeeld. Lees bijvoorbeeld 2 Samuël 7:16: “Uw huis en uw koningschap zullen voor uw ogen voor eeuwig vaststaan, uw troon zal voor eeuwig zeker zijn”. Volgens deze goddelijke belofte zou het koningshuis van David voor eeuwig blijven voortbestaan. Uiteindelijk moest de Messias, een nazaat van David, namelijk de troon bestijgen. Verschillende keren dreigde het koningshuis van David echter te worden beëindigd. Vanuit Jesaja 36-37 willen we bij één daarvan stilstaan. Vooraf deze hoofdstukken doorlezen, verdient aanbeveling.
Verlost omwille van David
Daarin beschrijft de profeet een ernstige dreiging tijdens de regering van Hizkia1. Sanherib, de koning van Assyrië, is opgetrokken tegen Jeruzalem, de residentie van Hizkia. De situatie lijkt hopeloos. Jeruzalem lijkt prijsgegeven. Maar vervolgens doodde de engel van de HEERE in één nacht 185.000 Assyriërs. Op machtige wijze had God Hizkia en Jeruzalem verlost. Veel lezers zullen deze geschiedenis wel kennen. Minder bekend is wellicht dat deze historische verlossing van Jeruzalem niet losstaat van de belofte gedaan aan koning David. Evenwel blijkt het er nauw mee verbonden. Immers, volgend op Hizkia’s smeekbede stelde God uitdrukkelijk: “... Ik zal deze stad beschermen door haar te verlossen, omwille van Mijzelf en omwille van David, Mijn dienaar” (37:35). Wat wordt er bedoeld? Waarom wordt David er door God zogezegd bij gehaald? Immers, deze voorvader van Hizkia was destijds reeds 300 jaar geleden gestorven en begraven. Eenvoudig: David mocht gestorven zijn, Gods belofte was ‘springlevend’: het koningshuis van David zou eeuwig blijven voortbestaan. Indertijd had Hizkia nog geen mannelijke nakomeling. Met andere woorden: er was geen troonopvolger. Uit de Schrift kan opgemaakt worden dat Manasse namelijk nog geboren moest worden. Indien Jeruzalem zou vallen en Hizkia zou worden gedood, was het gedaan met het koningshuis van David. Gedaan was het met Gods belofte. Meer specifiek: daarmee was het gedaan met de Messiasverwachting. Immers, de Messias zou – wat betreft het vlees – uit het geslacht van David voortkomen; de Messias is de Zoon van David. Gedaan was het vervolgens met Gods plan met Israël. Gedaan was het met het Messiaanse Rijk. Maar ook: gedaan was het met Gods raadsbesluiten voor de Gemeente. Kortom: dan was het gedaan met ál Gods plannen en raadsbesluiten ... Maar God hééft ingegrepen, en Jeruzalem wérd verlost. Het koningshuis van David wérd op machtige wijze voor haar definitieve ondergang bewaard. Omwille van Hemzelf, én omwille van David.
Jezus Christus, de Zoon van David
Zoals altijd waakte God over Zijn Woord, en is daarover blijven waken, zodat Mattheüs 700 jaar later zijn Evangelie als volgt kon beginnen: “Het geslachtsregister van Jezus Christus, de Zoon van David ...” (1:1). Midden in het geslachtsregister vinden we de namen van David en Hizkia: “Isaï verwekte David, de koning (...) Achaz verwekte Hizkia...” (1:6a, 9c). Maar het eindigde niet bij Hizkia: “Hizkia verwekte Manasse ...” (1:10a). Hooguit enkele jaren na Gods verlossing van Jeruzalem kreeg Hizkia een zoon, Manasse. Vervolgens bericht 2 Koningen 20:21: “Hizkia ging te ruste bij zijn vaderen en zijn zoon Manasse werd koning in zijn plaats”. Uiteindelijk, ongeveer 2700 jaar later, werd aan de maagd Maria de geboorte van dé Zoon en Erfgenaam van David aangekondigd: “En zie, u zult zwanger worden en een Zoon baren en u zult Hem de naam Jezus geven. Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven ...” (Luk. 1:31-32).
De Zoon van David de belangrijkste plaats
Jeremia 23:5-6 zal eens werkelijkheid worden: “Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik voor David een rechtvaardige SPRUIT zal doen opstaan. Hij zal als Koning regeren en verstandig handelen, Hij zal recht en gerechtigheid doen op aarde. In Zijn dagen zal Juda verlost worden en Israël onbezorgd wonen. Dit zal Zijn Naam zijn waarmee men Hem noemen zal: de HEERE ONZE GERECHTIGHEID”. Wanneer zal dat gebeuren? Wanneer eerst Hosea 3:5a werkelijkheid is geworden: “Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren, en de HEERE, hun God, zoeken en [de Zoon van – JCvdH] David, hun koning”. Oftewel, wanneer binnen het Joodse volk de Zoon van David de belangrijkste plaats wordt toegekend. Moge deze tijd toch spoedig aanbreken!
Voetnoot:
1. Koning over het tweestammenrijk, die regeerde van 715-686 v.Chr.
Deel dit artikel via