Wie kent er niet de verhalen over het koninkrijk van David en Salomo? Een koninkrijk waarin alle twaalf stammen van Israël verenigd waren en dat in de hele wereld bekend was vanwege haar opmerkelijk snel vergaarde rijkdom en macht. Toch twijfelen steeds meer wetenschappers of dit koninkrijk wel echt bestaan heeft.
Geen naam is zo verbonden met het volk van Israël als die van koning David. De eenvoudige herdersjongen die de held van de Israëlieten werd door de machtige reus Goliath te verslaan met zijn slinger. Daarna ging het snel met zijn carrière: hij werd aangesteld als aanvoerder over het leger en boekte zoveel successen dat hij al snel populairder werd dan koning Saul. Na diens dood werd David zelf koning en deed hij wat lange tijd onmogelijk leek: hij verenigde het koninkrijk Juda met dat van Israël. Het Groot-Israëlisch koninkrijk was daarmee een feit, maar zou pas echt tot grote bloei komen onder het bewind van Davids zoon Salomo. Door verdragen met buurlanden maakte hij een voorlopig einde aan de oorlogen die Israël teisterden. Salomo bouwde nieuwe steden en maakte van Israël zelfs een zeevarende natie. Voornamelijk ten behoeve van de handel: Salomo bezat mijnen in Ofir waar hij tenminste 420 talenten goud vandaan haalde (dit is naar schatting een half miljard euro!). Dankzij zijn immense rijkdom kon hij de hoofdstad Jeruzalem uitbouwen met een stevige stadsmuur en een prachtig koninklijk paleis. In zijn vierde regeringsjaar begon hij aan een bouwwerk dat hem écht onsterfelijk zou maken, een bouwwerk waar zijn vader al van droomde: een Tempel voor God. Het mooiste en rijkst versierde heiligdom van de oudheid. Een vaste woning voor de Allerhoogste, te midden van het door Hem verkoren volk.
Niet meer dan een prachtig verhaal?
Het is een prachtig verhaal, maar daar blijft het dan ook bij als we archeologen en historici moeten geloven. Er is volgens hen nog nooit enig bewijs gevonden voor het bestaan van het Groot-Israëlische rijk. ‘Een mythe’, noemt de vermaarde Israëlische archeoloog Israel Finkelstein het verhaal in National Geographic (december 2010). “Geschiedschrijving was drieduizend jaar geleden iets heel anders dan nu, dat moeten we goed beseffen. De mensen zaten elkaar rond het vuur verhalen te vertellen.” Samen met historicus Neil Asher Silberman schreef hij het boek ‘David & Salomo: archeologen ontrafelen een mythe’ (Synthese, september 2010). Zij schreven eerder het boek ‘De Bijbel als mythe’ en hebben het tot hun missie gemaakt “de evolutie van de Bijbel” aan te tonen. Daarin zijn zij overigens niet de enigen. Steeds meer wetenschappers ondersteunen de zogenoemde ‘JDEP theorie’ (waarover later meer in IB magazine), dat ervan uitgaat dat de Thora is samengesteld uit verschillende bronnen, met als doel Israël een nationale geschiedenis te geven.
“Sommige delen van het Oude Testament zijn geschreven in de achtste eeuw v.Chr., andere een eeuw later en zo ging het verder tot in de tweede eeuw v.Chr. De werkelijkheid van het verhaal is gekleurd door latere perioden”, betoogt Finkelstein. “Neem David, dat is een historische figuur. Hij leefde in de tiende eeuw v.Chr. De omschrijvingen van David als de leider van een groep opstandelingen kan kloppen, maar aan de omschrijvingen van het ‘gouden’ Jeruzalem of van Salomo’s glorieuze rijk hecht ik geen geloof.” Sterker nog, volgens Finkelstein, nota bene hoofd van de archeologische faculteit aan de Universiteit van Tel Aviv, was Jeruzalem slechts “een onbetekenend dorpje”.
De Bijbel als leidraad
Finkelstein staat daarmee lijnrecht tegenover een andere beroemde archeologe, de Israëlische Eilat Mazar. Die kwam in 2005 in het nieuws, omdat ze beweerde restanten van het paleis van David gevonden te hebben. Volgens critici moet de vondst echter minstens een eeuw later worden gedateerd. Zij trekken ook de motieven van Mazar in twijfel, omdat haar onderzoek wordt betaald door twee organisaties: de City of David Foundation en het Shalam Center, die de territoriale aanspraken van Israël bevestigd willen zien. Jongere collega-wetenschappers bespotten haar, omdat ze de Bijbel gebruikt als leidraad bij haar onderzoek. Begin dit jaar kwam Mazar opnieuw in het nieuws. Voor de verzamelde Israëlische pers toonde zij in februari de resten van een 70 meter lange, 10 meter hoge vestigingsmuur, volgens haar uit de tijd van Salomo. Zij dateerde potscherven die in de buurt van de muur gevonden werden uit de 10e eeuw v.Chr. Behalve de resten van een poorthuis en twee wachttorens werden ook kruikoren gevonden met de inscriptie “van de koning” – volgens Mazar van koning Salomo.
‘Heilige oorlog’
De vondst kon rekenen op veel aandacht van kranten en tijdschriften, maar opmerkelijk genoeg kwamen daarin vooral critici aan het woord. Het is dan ook niet overdreven om te stellen dat er een ‘heilige oorlog’ wordt gevoerd om de erfenis van David en Salomo. Weliswaar is er tot op heden inderdaad weinig onomstreden bewijs gevonden voor het bestaan van een Groot-Israëlisch rijk, maar besef wel dat er op veel plaatsen in Israël nog niet gezocht is en dat met name in Jeruzalem archeologisch onderzoek veelal onmogelijk is.
Elke vondst zal bovendien omstreden worden, want de belangen zijn bijzonder groot. Voor Joden en christenen, omdat het de betrouwbaarheid van de Bijbel zou onderschrijven, iets wat natuurlijk altijd op tegenstand zal stuiten van atheïsten, die helaas de wetenschap domineren. Als je uitgaat van de betrouwbaarheid van de Bijbel tel je tegenwoordig niet echt meer mee in de wetenschap (dat was vroeger overigens wel anders). Voor zionisten is het belang groot, omdat bewijzen voor het koninkrijk van Salomo hun claim op een Groot-Israël verder kunnen onderbouwen. En daar zitten met name de Palestijnen niet op te wachten.
Gelukkig is de belangrijkste Erfenis van David en Salomo niet verborgen in de grond, maar gezeten in de hemel: de Heere Jezus, de ware Koning van Israël Die over niet al te lange tijd de troon van David en Salomo zal bestijgen. Die erfenis is kostbaarder dan het goud uit Ofir. En je hoeft geen archeoloog te zijn om Hem te vinden.
Deel dit artikel via