Wie denkt aan een stad in het Beloofde Land denkt vaak in eerste instantie aan Jeruzalem. Maar wie door de Bijbelse geschiedenis reist, ontdekt dat er nog een andere stad is die van groot belang is voor het volk Israël en de belofte van Kanaän.
De eerste keer dat we Sichem - dat ‘schouder’ betekent - tegenkomen in de Bijbel, is als Abraham zijn tentenkamp opslaat bij de Eik van More, in het land van de Kanaänieten. Hij was op reis gegaan, omdat God tegen hem had gezegd: “Gaat uit uw land, uit uw familiekring en uit het huis van uw vader, naar het land dat Ik u wijzen zal. Ik zal u tot een groot volk maken, u zegenen en uw naam groot maken; en u zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken; en in u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden” (Gen. 12:1-3).
Plaats van de landbelofte
Hier in Sichem hoort Abraham voor het eerst welk land God op het oog heeft. Het is Kanaän, het grondgebied van de Kenieten, Kenezieten, Kadmonieten, Hethieten, Ferezieten, Refaïeten, Amorieten, Kanaänieten, Girgasieten en de Jubusieten (Gen. 15:18-21).Het moet een vreemde gewaarwording zijn geweest. Dit land? Waar je bijna struikelt over de vele goden? Waar in de tempels openbare orgies worden georganiseerd door Baälpriesters? Waar tijdens occulte samenkomsten kinderen worden geofferd? Het land van de machtige reuzen? Heeft de God van zijn voorvader Noach dít land op het oog? Maar Abram vertrouwt God. Op de plaats waar tot nu toe een 'heilige eik' werd vereerd, bouwt hij een altaar. Het is alsof in Sichem de eerste landpaal de grond in wordt geslagen van wat later in de geschiedenis 'het heilige land Israël' genoemd zou worden.
Plaats van Israëls ‘grondwet’
Generaties later. De nakomelingen van Abraham, Izak en Jakob zijn 'Israëlieten' gaan heten. De twaalf stammen van het volk staan voor de bergen Ebal en Gerizim die de stad Sichem omringen. Hun leider, Jozua, leest hen de Thora voor, de woorden die God hoogstpersoonlijk aan Mozes had gegeven (Joz. 8). Profetische woorden zijn het. Op de berg Gerizim leest Jozua de zegeningen voor die Israël zou ontvangen als het aan al Gods geboden gehoorzaam zou zijn. Beloften van grote welvaart en een verheven positie, boven alle andere volken der aarde. Op de berg Ebal leest Jozua de vervloekingen voor die het volk zouden treffen als zij het Verbond zou verlaten. Afschrikwekkende woorden van vernietiging, onvoorstelbare ellende en uiterste wanhoop. Van verbanning uit het beloofde land. Jozua waarschuwt nog: “U zult de Heere niet kunnen dienen, want Hij is een heilig God”. Maar het volk reageert: “Nee, wij zullen voorzeker de Heere dienen” (Joz. 24:19, 21). De Israëlieten accepteren de voorwaarden van het Verbond als hun nieuwe 'grondwet'. Zo wordt Sichem de plaats waar zij officieel het volk van God zijn geworden. Onder de Eik van More richt Jozua een grote steen op. 'Deze steen zal voor ons getuige zijn' (Joz. 24:27).
Plaats van het Levende Water
Sichem1, zo’n veertien eeuwen later. Even buiten de stad rust een Man wat uit bij een waterput. Hij heeft niet zomaar een plek gekozen. Hij zit op het land dat zijn voorvader Jakob, de kleinzoon van Abraham, ooit heeft gekocht voor zijn zoon Jozef. Deze waterput is door hem gebouwd. Dan komt er een Samaritaanse vrouw bij de put. Als de Man haar om wat drinken vraagt, reageert ze geschrokken. Een Joodse man die haar om drinken vraagt? Normaal gesproken mijden Joden de Samaritanen, omdat zij de Joden niet hadden gesteund tijdens de Babylonische ballingschap en zij zich met andere volken hadden vermengd. Dan zegt de Man: “Als u de gave van God kende, en wist Wie Hij is Die tegen u zegt: Geef Mij te drinken, u zou het Hem hebben gevraagd en Hij zou u levend water gegeven hebben” (Joh. 4:10).
De Man is Jezus van Nazareth. Op de plaats waar God ooit tot Abraham sprak over het beloofde land, spreekt God opnieuw. Nu bij monde van Zijn Zoon. Er gaat een schok door de vrouw heen, als zij ontdekt dat de Man met Wie zij spreekt, de langverwachte Messias is. Hij is uit het nageslacht van Abraham, uit de stam van Juda. Zou de troon van David dan na al die eeuwen van overheersing eindelijk weer hersteld worden?
Plaats van hoop
We schrijven 2011. Sichem is niet meer op de kaart te vinden, de stad luistert tegenwoordig naar de naam Nablus en ligt op de Westelijke Jordaanoever. Eén ding is duidelijk: het oude Kanaän is nog lang niet het 'eeuwig bezit' van Abraham 'en zijn nageslacht' (Gen. 17:18). Toch vinden we hier tekenen van hoop, dat de Israëlieten ooit veilig in het Beloofde Land zullen wonen. Zoals de graftombe, die werd ontdekt in 1869. Hij is van een man die vernederd en verworpen werd door zijn eigen broers, maar uiteindelijk (onder)koning van Egypte werd. Een man die het leven van zijn familie redde, zonder dat zijn familie hem herkende. Ja, dit is het graf van Jozef. Zijn levensverhaal wijst ons op dat van Christus, Die eveneens verworpen werd door Zijn eigen volk. Maar Die in de toekomst, zoals de profeten hebben voorzegd, Israël zal redden uit haar benauwdheid.
Een nog krachtiger teken vinden we net even buiten de stad, op de helling van de berg Gerizim. Hier werd in 1956 de opgerichte steen van Jozua ontdekt. Hoe betrouwbaar zijn de profetische woorden gebleken die hij tegen het volk sprak: “U zult de HEERE niet kunnen dienen, want Hij is een heilig God” (Joz. 24:19). Let wel: de steen van Jozua is een opgerichte steen en een opgerichte steen spreekt van hoop, van opstanding. Zo zeker als Christus leeft, zo zeker is ook de toekomst van Israël. Hij is de Levende Steen, de Hoeksteen waarop alle beloften aan Israël zijn gefundeerd.
Zo blijft Sichem een stille getuige van de beloften die God aan Abraham heeft gedaan. Eens zal diens Erfgenaam (Gal. 3:16) deze stad voor eeuwig in bezit nemen, zoals ook de rest van het oude Kanaän. Als Christus de troon van David zal bestijgen en een nieuw verbond zal sluiten met Israël, zal zij erkennen: “een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder ('Sichem'). En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst” (Jes. 9:5). Maranatha, Jezus komt!
Voetnoot:
1. Johannes 4:5 spreekt over Sichar, dat vrijwel zeker het oude Sichem was.
Deel dit artikel via