De wereld wordt alsmaar vijandiger ten opzichte van de Joden. Volgens veel christenen is het daarom niet zinvol om Joodse mensen met het Evangelie te confronteren. ‘Want woorden van troost en uitingen van solidariteit aan het Joodse volk zijn een veel sterker getuigenis dan hen te vertellen over Jezus.’
De troost van Jesaja
Als we opgeroepen worden Gods volk te troosten, moeten we ons afvragen hoe. In Jesaja 40 zien we duidelijk het hart en de bewogenheid van de Heere voor Zijn volk: “Troost, troost Mijn volk, zal uw God zeggen” (vs. 1). Maar het vers wordt onmiddellijk gevolgd door het gebod een boodschap over te brengen: “… spreek naar het hart van Jeruzalem en roep haar toe…” De boodschap is dus de troost. Maar wat is dan de boodschap? De profetie die Jesaja op dat moment in Israëls geschiedenis uitspreekt, blikt vooruit naar de tijd dat Juda Gods oordeel via de Babyloniërs al heeft ondergaan. Dus bestond Israëls troost uit de boodschap “dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is, dat zij uit de hand van de HEERE het dubbele ontvangen heeft voor al haar zonden” (Jes. 40:2). Is er een geweldigere troost denkbaar dan de verklaring van de Heere Zelf dat vrede voor de deur staat en dat de straf voor de zonde betaald is? Dat is de boodschap die God geeft in Jesaja 40:1-2 en die is door de eeuwen heen onveranderd gebleven. Het is de boodschap dat onze strijd vervuld is, omdat de Heere met Zijn verzoenende offer voor onze ongerechtigheid heeft betaald. Het is het goede nieuws dat Jesjoea voor onze zonden gestorven is, dat Hij begraven is en op de derde dag is opgestaan uit de dood. Het fantastische nieuws dat we vrede kunnen hebben met God. En als we die boodschap aan Israël brengen, dan brengen we werkelijk troost.
Daden en woorden
Het is uiteraard goed om achter Israël te staan, je uit te spreken tegen antisemitisme en liefde aan mijn volksgenoten te tonen door het bieden van hulp en steun. Al deze dingen kunnen een getuigenis zijn dat God kan gebruiken om mensen naar Zich toe te trekken. Maar als christenen denken dat deze vorm van getuigenis genoeg is, of als ze geloven dat het Joodse volk louter vanuit deze liefdevolle daden de boodschap van het Evangelie zal verstaan, dan hebben ze het bij het verkeerde eind. Liefdevolle daden zijn goed en Bijbels en ze zijn zeker onderdeel van iemands getuigenis. Maar onze vriendelijkheid en barmhartigheid op zich communiceren niet de inhoud van het Evangelie. Ze bevestigen eerder de inhoud van het Evangelie en kunnen mensen opwekken te gaan onderzoeken waar het Evangelie over gaat. De Boodschap moet worden gehoord, begrepen en omarmd.
Het levende woord
Als er niet meer nodig was dan gewoon een leven te leven dat Gods liefde laat zien, dan zou Jesjoea Zelf onze harten al hebben gewonnen. Want wie heeft er een goddelijker leven geleefd dan God Zelf toen Hij onder ons was? En toch heeft zelfs Hij de boodschap van het Evangelie verkondigd. Dus als in die tijd het volmaakte leven van Jesjoea met verkondiging moest worden aangevuld, hoe kunnen we dan denken dat ons verre van volmaakte leven dat nu niet nodig heeft?
We hebben allemaal de verantwoordelijkheid om een tweevoudig getuigenis uit te dragen naar de niet-gelovigen. We moeten het Evangelie verkondigen en we moeten de betrouwbaarheid van die boodschap laten zien door onze manier van leven en door onze liefde voor anderen. God gebruikt ons op allerlei manieren. Maar hoe dan ook, degene die tot geloof komt, is iemand die de boodschap van Gods verlossende liefde heeft gehoord en die liefde heeft geproefd door de vriendelijkheid van Gods kinderen. En hij heeft Gods liefde beantwoord met bekering en geloof.
Te vaak bieden we alleen maar de soort troost die we gemakkelijk vinden om te geven. Maar dat zou wel eens niet de troost kunnen zijn die de persoon in nood nodig heeft. Onze troost is leeg of incompleet als we het goede onthouden aan wie er recht op hebben (Spr. 3:27). Of, erger nog, onze troost is bedrieglijk als we mensen in de waan laten dat alles in orde is. Laat God nooit reden hebben om tegen ons te zeggen: “Zij genezen de breuk van mijn volk op het lichtst (oppervlakkig)” (Jer. 6:14).
De troost waarmee wij getroost zijn
In 2 Korinthe 1 heeft Paulus het erover dat wij anderen kunnen troosten “met de vertroosting waarmee wij zelf door God getroost worden” (vs. 4). Daarmee worden ook zeker woorden van medeleven en barmhartige daden bedoeld. Maar is dat alles? Wat is de geweldigste troost die gelovigen hebben ontvangen? En die wij kunnen bieden? Dat is de boodschap dat onze vijandschap met God beëindigd kan worden; dat vrede met God beschikbaar is; dat onze ongerechtigheid van ons afgenomen kan worden dankzij de prijs die Jesjoea voor ons aan het kruis heeft betaald.
Natuurlijk mag je Gods volk troosten in haar toenemende nood. Laat je liefde zien door naast Israël te staan en door barmhartige daden te doen. Laat je stem horen tegen het antisemitisme. Maar rust niet voordat je er zeker van bent dat je Joodse vriend de hele boodschap heeft gehoord: Jesjoea’s dood en opstanding heeft een einde gemaakt aan de vijandschap tussen de mens en God. De ongerechtigheid is verzoend voor diegenen die hun vertrouwen op Hem stellen. Dat kan misschien niet zo’n gemakkelijke troost zijn om te geven, maar het is de troost die mijn volk echt nodig heeft.
Dit artikel is een fragment uit het boek 'Joden hebben Jezus niet nodig en andere misvattingen' van Avi Snyder.
Deel dit artikel via