Er is geen stad ter wereld waar zoveel strijd om is als Jeruzalem. Waarom is Jeruzalem zo belangrijk? Vanwaar die aanhoudende strijd in de stad waar drie monotheïstische godsdiensten hun geloof praktiseren? En waar gaat het volgens de Bijbel naartoe?
DE NAAM JERUZALEM
Jeruzalem komt 881 keer in de Bijbel voor; 667 keer in het Oude Testament en 144 keer in het Nieuwe Testament. Naast ‘Jeruzalem’ zijn er veel verschillende benamingen voor deze stad in de Bijbel te vinden. De meest bekende is misschien wel ‘Sion’. De Heere noemt het ‘de stad van de Grote Koning’ (Mat. 5:35, n.a.v. Ps. 48:3) en ‘Mijn stad’ (Jes. 45:13).
De naam Jeruzalem bestaat uit twee woorden: Jeru en zalem. Het laatste woord is het meest bekend en stamt af van de Hebreeuwse werkwoordstam ‘sjalam’, wat ‘heel’, ‘compleet zijn’ betekent. Het woord ‘sjalom’ komt van dezelfde wortel. Het eerste deel van het woord, Jeru, komt van het Hebreeuwse werkwoord jarah, dat onder andere vertaald wordt met ‘leggen’ (van een fundament), zoals in Job 38:6: "Waarop zijn haar pijlers neergezonken? Of wie heeft haar hoeksteen gelegd". Jeruzalem wordt daarom vaak vertaald met ‘fundament van vrede’.
SALEM EN MORIA
De naam ‘Jeruzalem’ komen we voor het eerst tegen in Jozua 10:1 waar Adoni-Zedek de koning van Jeruzalem is. Toch zijn daarvoor ook al (in)directe verwijzingen naar de stad. Zo lezen we in Genesis 14 over Abrahams bijzondere ontmoeting met Melchizedek, de koning van Salem. Uitleggers verschillen van mening of Salem een benaming voor Jeruzalem is. Voorstanders verwijzen vaak naar Psalm 76:2-3: “God is bekend in Juda, Zijn Naam is groot in Israël. In Salem is Zijn hut, en Zijn woning in Sion”.
In Genesis 22 staat ook een belangrijke verwijzing naar Jeruzalem. Abraham krijgt de opdracht zijn zoon Izak te offeren op het gebergte Moria. Deze berg wordt in hetzelfde hoofdstuk ‘de berg van de Heere’ genoemd en is de plaats waar de HEERE voorziet in een ram ten brandoffer (vs. 13-14). In deze bijzondere geschiedenis ligt een voorafschaduwing naar het lijden en het sterven van de Heere Jezus.
Moria wordt later in verband gebracht met Jeruzalem en de bouw van de tempel. David kocht daar de dorsvloer van de Jebusiet Ornan, bouwde er een altaar, bracht offers en riep de Naam van de HEERE aan om Zijn toorn te stillen (1 Kron. 21). Later mag Salomo op deze berg de tempel bouwen. In 2 Kronieken 7 lezen we hoe hij tijdens de inwijding van de tempel een indrukwekkend gebed doet. Hij uit daarin zijn verlangen om met het volk de HEERE te dienen, met als geweldig gevolg: “Toen Salomo geëindigd had dit gebed te bidden, kwam het vuur uit de hemel neer en verteerde het brandoffer en de slachtoffers, en de heerlijkheid van de HEERE vervulde het huis” (2 Kron. 7:1). Zo is Jeruzalem in allerlei opzichten de door God verkozen stad om daar Zijn Naam te vestigen (1 Kon. 11:36).
DRAMATISCHE OMKEER
Hoewel Salomo’s regering gekenmerkt wordt door vrede, gaat het na een glorieuze periode volledig mis. Zowel Salomo als het volk vallen in afgoderij. De Heere zendt tal van profeten om het volk tot inkeer te brengen. Meerdere keren waarschuwt Hij met Zijn oordeel over Jeruzalem en een ballingschap. Ondanks alle oproepen, en zelfs persoonlijke verschijningen van de HEERE aan Salomo (1 Kon. 11:9), blijven koning en volk volharden in hun zonden. De HEERE trekt weg en de volken rondom Jeruzalem komen in beweging.
De profeet Jeremia schrijft: “Want zo heeft de HEERE, de God van Israël, tegen mij gezegd: Neem deze beker van de wijn van de grimmigheid uit Mijn hand, en geef die te drinken aan al de volken tot wie Ik u zend, zodat zij drinken en waggelen en zich als een waanzinnige gedragen vanwege het zwaard dat Ik onder hen zend” (Jer. 25:15-16).
Jeremia gebruikt de metafoor van een wijnbeker voor Gods oordeel. Zowel de volken rondom Israël alsook Jeruzalem en de steden van Juda met haar vorsten krijgen hieruit van ‘de wijn van Zijn grimmigheid’ te drinken (vs. 17-38 vgl. Jer. 34:1; Ps. 60:5). In 586 v.Chr. wordt Jeruzalem door de Babylonische koning Nebukadnezar verwoest. Het ‘fundament van vrede’ verandert voor het volk in een regelrechte nachtmerrie.
Psalm 137 beschrijft het intense verdriet van Joodse priesters in ballingschap over de verwoesting van hun geliefde stad. “Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij, ook weenden wij als wij aan Sion dachten ... Als ik u vergeet, Jeruzalem, laat dan mijn rechterhand zichzelf vergeten” (vs. 1, 5).
OORDEEL EN STRIJD
De strijd om Jeruzalem heeft duidelijk twee kanten. Enerzijds oordeelt God Jeruzalem. Hij noemt Nebukadrezar1 zelfs “Mijn dienaar” en gebruikt hem om Zijn oordeel uit te voeren (Jer. 25:9). Anderzijds zien we ook de hand van satan, die zich maar al te graag aan Gods oogappel vergrijpt. Babel ging op verschrikkelijke wijze in Jeruzalem tekeer, waarbij zelfs de grijsaard niet werd gespaard (Jes. 47:6). Ook andere volken als Ammon (een nazaat van Lot) en Tyrus waren zo gedemoniseerd dat ze lachten toen Jeruzalem werd verwoest en Gods heiligdom werd ontheiligd (Ezech. 25:3; 26:2). Alle omliggende volken keerden zich tegen Israël (Ezech. 25-32). Vandaag de dag zien we hetzelfde gebeuren, maar daarover straks meer.
SPECIALE STATUS
Jeruzalem kent een lange geschiedenis waarover boekenkasten vol zijn geschreven. De stad is meerdere malen vernietigd en weer opgebouwd. Door de eeuwen heen hebben veel volken zeggenschap over Jeruzalem gehad: Assyriërs, Egyptenaren, Babyloniërs, Grieken, Romeinen, Byzantijnen, Perzen, Arabieren, kruisvaarders, Turken en Jordaniërs. Uiteindelijk wordt Jeruzalem geestelijk centrum voor de drie monotheïstische godsdiensten: het Jodendom, het christendom en de islam.
Dit gaat zelfs zover dat in 1947 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de zogenoemde Corpus Separatum-resolutie wordt aangenomen. Jeruzalem kreeg daarmee een speciale status, omdat het een gedeelde religieuze betekenis had. De stad werd onder toezicht van de Verenigde Naties geplaatst. Een unieke gebeurtenis, die nooit eerder plaatsvond. Van 1949 tot 1967 werd Jeruzalem gescheiden in een oostelijk en westelijk deel. West-Jeruzalem kwam onder Joods beheer en Oost-Jeruzalem onder Jordaanse controle.
De grote verandering vindt plaats tijdens de Zesdaagse Oorlog in 1967 als Oost-Jeruzalem onder opperbevelhebber Moshe Dayan wordt veroverd en de gehele stad in Joodse handen komt. In 1980 verklaart de Knesset Jeruzalem officieel tot Israëls hoofdstad, wat vervolgens door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties wordt veroordeeld. Voor veel landen, inclusief Nederland, reden om hun ambassade in Tel Aviv te (blijven) vestigen.
STRIJD OM GODS HEILIGE BERG
Laten we teruggaan naar de geestelijke strijd rondom Jeruzalem. Sinds satans val blijft het zijn ambitie om zich boven God te verheffen (Jes. 14; Ezech. 28). In navolging van de Heere probeert hij zijn naam in Jeruzalem, op Gods heilige berg, te vestigen. Een belangrijk momentum is in de zevende eeuw als Jeruzalem in handen van de islam valt. Allereerst wordt op de Tempelberg de Rotskoepel gebouwd, en niet veel later de Al-Aqsamos- kee. Op de Rotskoepel staan de provocerende teksten: ‘God heeft geen zoon’ en ‘Allah is groter’. Juist op deze heilige plaats probeert de tegenstander Gods Naam te ontheiligen en zijn eigen naam te vestigen. Het is opvallend dat hij met de proclamatie ‘God heeft geen zoon’ vooral het verlossingswerk van Christus probeert te ontkrachten. Het is dus helemaal niet verwonderlijk dat de strijd tussen God en satan in Jeruzalem - op Gods heilige plaats - tot een climax zal komen. Daar zal immers de ‘gruwel van de verwoesting’ worden opgericht (Matt. 24:15) en zal satan, in de persoon van ‘de mens van de wetteloosheid’, zich als god laten aanbidden (2 Thess. 2).
EEN BEDWELMENDE BEKER
Meer dan ooit zullen straks alle ogen op Jeruzalem zijn gericht. Het zal een struikelblok worden voor alle volken, precies zoals de Heere heeft voorzegd: “Zie, Ik ga Jeruzalem maken tot een bedwelmende beker voor alle volken rondom, ja, ook tegen Juda zal het gaan bij de belegering van Jeruzalem. Op die dag zal het gebeuren dat Ik Jeruzalem zal maken tot een steen die moeilijk te tillen is voor al de volken. Allen die hem optillen, zullen zichzelf zeker diepe sneden toebrengen, en al de volken van de aarde zullen zich tegen haar verzamelen” (Zach. 12:2-3). Let op het woordje ‘Ik’. Het is de HEERE Die het doet! Net als in de tijd van Nebukadnezar zal Jeruzalem worden gemaakt tot een bedwelmde beker voor alle volken. In Openbaring 16 wordt de beker in verband gebracht met Babel, dat dan opnieuw een belangrijke rol in het wereldgebeuren zal spelen. “En het grote Babylon kwam bij God in gedachtenis, en Hij gaf haar de drinkbeker met de wijn van Zijn grimmige toorn” (Opb. 16:19b), hetgeen in feite een reactie zal zijn op Babels gouden drinkbeker, die “vol is van gruwelen en van onreinheid van haar hoererij” (Opb. 17:4) en haar beker van vergelding, die nu voor haar met het dubbele wordt ingeschonken (Opb. 18:6).
We zien hiervan in onze tijd reeds de voortekenen. Achter de huidige ontwikkelingen in het Midden-Oosten gaan duidelijk satanische machten schuil. Denk aan de opmars van Islamitische Staat (IS) in de landen rondom Israël. Het is ook opmerkelijk hoe in de afgelopen jaren de eindtijdverwachting binnen de islam zich verder ontwikkeld heeft, waarbij Jeruzalem een belangrijke plaats kreeg toebedeeld (zie art. pag. 18).
PESSIMISTISCH?
Wanneer je de strijd achter de strijd ziet en het profetisch Woord volgt, besef je dat alle menselijke pogingen tot vrede in het Midden-Oosten op niets zullen uitlopen. Geen enkele vrede zal standhouden zolang de vorst van de duisternis nog niet is gebonden (Opb. 20:1-4) en nog steeds ‘de god van deze eeuw’ is (2 Kor. 4:4). Dit klinkt misschien pessimistisch en ik kan mij voorstellen dat u denkt: ‘maar het is toch goed als we ons inzetten voor vrede?’ Laat ik duidelijk zijn: de vredeswens is een gezond verlangen. Tegelijkertijd is het ook goed om de huidige ontwikkelingen door het oog van het profetisch Woord te bekijken. De Bijbel leert namelijk dat er nog een valse vrede komt. Gods grote tegenstander gaat het Joodse volk nog misleiden met het sluiten van een verbond (Dan. 9:27). En deze schijnvrede zal uitmonden in een tijd van grote verdrukking (Matt. 24:21; 1 Thess. 5:3). Dan wordt ook duidelijk dat Israël heeft gesteund “op hem die hen geslagen heeft” (Jes. 10:20; vgl. 2 Thess. 2:3-4).
VREDE, VREDE GEEN GEVAAR
Het verlangen naar vrede in het Midden-Oosten neemt steeds meer toe, zowel op politiek als op religieus terrein. Hoeveel predikers zijn er vandaag de dag niet die claimen dat de vrede voor Jeruzalem nabij is (zie pag. 16). De overeenkomst met de tijd van Jeremia is daarbij heel opvallend. Ook toen nam de druk op Jeruzalem toe en verkondigden valse profeten een valse vrede. Zo ontmaskerde Jeremia de profeet Chananja
(Jer. 28), die ‘profeteerde’ dat al na twee jaar het juk van Babel verbroken zou worden, in plaats van de door de HEERE voorzegde zeventig jaar (Jer. 25). Jeremia doorzag de schijnboodschap en zei: “Zij genezen de breuk van Mijn volk op het lichtst, door te zeggen: Vrede, vrede! Maar er is geen vrede” (Jer. 6:14; 8:11). Zijn tijdgenoot Ezechiël vergelijkt de prediking met een wankele muur die wordt bepleisterd, zodat de buitenkant er goed uitziet, maar die alsnog zal omvallen (Ezech. 13:9-16).
VREDE VOOR JERUZALEM
Heeft God met Jeruzalem dan geen vrede voor ogen? Ja wel, denk maar aan de bekende woorden uit de brief aan de ballingen: “Ik immers, Ik ken de gedachten die Ik over u koester, spreekt de HEERE. Het zijn gedachten van vrede en niet van kwaad, namelijk om u toekomst en hoop te geven” (Jer. 29:11). God heeft absoluut vrede voor ogen, maar niet op de manier zoals Chananja verkondigde, of de weg waarlangs goedbedoelende vredesbewegingen vandaag de dag die vrede tot stand proberen te brengen.
Het gaat erom wanneer en op welke wijze Gods vrede aanbreekt. De daaropvolgende verzen 12-14 van Jeremia 29 leren dat het volk de HEERE zal aanroepen. Pas dan brengt Hij ‘een omkeer in hun gevangenschap’ en volgt een herstel zoals nooit eerder heeft plaatsgevonden. Jeremia realiseerde zich dat zolang het volk zich niet bekeerde, Gods vrede en herstel onmogelijk was. Eenzelfde oproep deed de Heere Jezus een paar honderd jaar later: “Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt wie naar u toe gezonden zijn! Hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen ... U zult Mij van nu af aan niet zien, totdat u zegt: Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere!” (Matt. 23:37-39).
OORDEEL EN REDDING
In Zacharia 14 lezen we in dit verband over de Dag van de HEERE: “Dan zal Ik alle heidenvolken verzamelen voor de strijd tegen Jeruzalem” (vs. 2a).
Waarom brengt God Jeruzalem zo in het nauw? Dat heeft onder andere te maken met het oordeel. Satan zal zich in Jeruzalem als god laten aanbidden en de stad vullen met zonde en verderf. Jeruzalem zal zover afdwalen dat ze geestelijk vergeleken wordt met Sodom en Egypte (Opb. 11:8).
Maar er is nog een andere reden, want in hun benauwdheid zullen zij de Naam van de HEERE aanroepen. “Ik zal dat derde deel in het vuur brengen en het louteren, zoals men zilver loutert. Ik zal het beproeven, zoals men goud beproeft. Het zal Mijn Naam aanroepen en Ík zal het verhoren. Ik zal zeggen: Dit is Mijn volk; en zij zullen zeggen: De HEERE is mijn God” (Zach. 13:9; vgl. Matt. 23:37-39).
JERUZALEM VERLOST
Dan zal de Heere Jezus als de Koning der Koningen neerdalen om Jeruzalem en Zijn volk te bevrijden. Zijn voeten zullen staan op de Olijfberg, die middendoor zal splijten zodat er een vluchtweg ontstaat voor de rest van het volk dat nog in de stad is overbleven (Zach. 14:5). “Zo zegt de HEERE van de legermachten: Ik heb Mij met grote na-ijver voor Sion ingezet, ja, met grote grimmigheid heb Ik Mij voor haar ingezet. Zo zegt de HEERE: Ik ben naar Sion teruggekeerd en Ik zal midden in Jeruzalem wonen. Jeruzalem zal ‘stad van de waarheid’ genoemd worden, de berg van de HEERE van de legermachten ‘de heilige berg’” (Zach. 8:2-3).
Vanuit de hele wereld zal Hij Zijn uitverkorenen bijeenbrengen: “Zie, Ik ga Mijn volk verlossen uit het land waar de zon opkomt en uit het land waar de zon ondergaat. Ik zal hen hierheen brengen, zij zullen midden in Jeruzalem wonen. Zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ík zal hun tot een God zijn, in waarheid en in gerechtigheid” (vs. 7-8; vgl. Matt. 24:31).
ROLLEN OMGEDRAAID
Jeruzalem en Babel zijn vanaf het begin elkaars tegenpolen. De strijd tussen deze steden en hun machthebbers zal in de eindstrijd worden beslist. De rollen worden dan omgedraaid: Babel zal worden ‘neergeworpen en nooit meer gevonden worden’ (Opb. 18:21); Jeruzalem daarentegen zal herrijzen en worden gemaakt tot de hoogste van alle bergen (Micha 4:1-2; Jes. 2:2-4).
Israël zal staan aan het hoofd en álle volken zullen zich in Jeruzalem moeten buigen voor de HEERE en Zijn volk: “Ook zullen, zich buigend, naar u toe komen de kinderen van hen die u onderdrukt hebben, en allen die u verworpen hebben, zullen zich neerbuigen aan uw voetzolen, en zij zullen u noemen: Stad van de HEERE, het Sion van de Heilige van Israël. In plaats van dat u verlaten en gehaat bent geweest, zodat niemand door u heen trok, zal Ik u tot een eeuwige glorie maken, tot een vreugde van generatie op generatie. U zult de melk van de heidenvolken zuigen, ja, u zult aan de borst van koningen zuigen; dan zult u weten dat Ik, de HEERE, uw Heiland ben, en uw Verlosser, de Machtige van Jakob” (Jes. 60:14-16).
NIET VOLMAAKT
Tijdens het Messiaanse Rijk wordt satan duizend jaar lang gebonden, zodat hij de volken niet meer kan verleiden (Opb. 20). De wereld zal dan een ongekend zegenrijke tijd beleven, met Jeruzalem als schitterend centrum en Christus als stralend Middelpunt. Toch is het dan nog niet volmaakt. Ondanks alle zegeningen die de regering van Christus tot gevolg heeft, zullen er nog zondaren zijn die door de vloek getroffen worden (Jes. 65:20). Denk in dit verband aan Zacharia 14:16-21, waar we lezen over het Loofhuttenfeest dat gevierd wordt. De volken die niet naar Jeruzalem optrekken, zullen met harde hand worden aangepakt. Vele volken zullen zich in die tijd veinzend – dat wil zeggen: schijnbaar - onderwerpen (Ps. 81:16-17; Jes. 66:24). Hoe hardnekkig de haat tegen de HEERE en Zijn Gezalfde is (Ps. 2:2), zal blijken als satan na die duizend jaar nog eenmaal wordt losgelaten. Opnieuw wordt Jeruzalem het mikpunt van wereldwijde agressie. Echter, dan zal de Heere rechtstreeks met vuur uit de hemel ingrijpen (zie Opb. 20:7-10).
HET NIEUWE JERUZALEM
Gedurende het Messiaanse Rijk brengt de Heere Jezus alle vijanden onder Zijn voeten. “Want Hij moet Koning zijn, totdat Hij alle vijanden onder Zijn voeten heeft gelegd. De laatste vijand die tenietgedaan wordt, is de dood.” Vervolgens schrijft Paulus: “En wanneer alle dingen aan Hem onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf Zich onderwerpen aan Hem Die alle dingen aan Hem onderworpen heeft, opdat God alles in allen zal zijn” (1 Kor. 15:25-28).
We belanden daarmee in de laatste hoofdstukken van de Bijbel, Gods uiteindelijke doel: de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
“En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalen van God uit de hemel, gereedgemaakt als een bruid die voor haar man sierlijk gemaakt is” (Opb. 21:2). Het gaat om een volmaakte en nieuwe stad met nieuwe dimensies. Het nieuwe Jeruzalem is dan het centrum van de nieuwe schepping, van waaruit Gods heerlijkheid zal worden verspreid (vs. 11). Hoe prachtig zal dat zijn!
Deel dit artikel via