De gelijkenis van de verloren zoon is een van de meest gebruikte beelden uit het Nieuwe Testament. In dit artikel benadrukken we de Joodse context en trekken we de lijnen door naar het huidige Israël.
Voorafgaand aan de gelijkenis van de verloren zoon in Lukas 15:11-32 vinden we de gelijkenis van het verloren schaap (vs. 4-7) en de verloren penning (vs. 8-10). Bij alle drie ligt de nadruk op de blijdschap van het terugvinden van het verlorene. “Ik zeg u dat er evenzo blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar die zich bekeert, meer dan over de negenennegentig rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben” (vs. 7).
In de eerste verzen van Lukas 15 zien we twee groepen toehoorders. Aan de ene kant de zondaars en de tollenaars (vs. 1) en aan de andere kant de Farizeeën en de schriftgeleerden. Vooral de laatstgenoemden zien zichzelf als ‘rechtvaardig’ en denken ‘geen bekering nodig te hebben’ (vgl. Luk. 18:9). Beide groepen worden het meest herkenbaar afgebeeld in de gelijkenis van de verloren zoon.
Joodse zonen
De Joodse vader heeft namelijk twee zonen: Joodse zonen! Vaak wordt er een vergelijking getrokken waarbij de jongste zoon een beeld is van de Kerk en de oudste van Israël (zie kader onderaan). In de context van Lukas 15 gaat deze vergelijking niet op.
1. De jongste zoon staat duidelijk symbool voor de tollenaars en zondaars
Deze groep leeft zo in zonden dat ze voor het oog verloren lijken. Kijk maar eens hoe de jongste zoon al zijn geld verkwist aan een losbandig leven. Hij komt echter wel tot inkeer en beseft uiteindelijk dat hij heeft gezondigd en zijn leven radicaal moet veranderen.
2. In de oudste zoon herkennen we de Farizeeën en de schriftgeleerden
Allereerst valt het op dat de oudste zoon voortdurend op het bedrijf van zijn vader was te vinden, zoals ook de schriftgeleerden en de Farizeeën steeds te vinden zijn in het huis van de Vader, in de tempel en de synagoge. Voor het oog lijkt dit prachtig en leven ze dichtbij de Heere.
Maar het gaat de vader om de hartgesteldheid van waaruit zijn oudste zoon handelde. De Heere kijkt naar het hart waarin bekering een centrale rol speelt. En zo was het ook met een grote groep religieuze Joden waarover we lezen: “Al hun werken doen zij om door de mensen gezien te worden, want zij maken hun gebedsriemen breed en de kwastjes aan hun kleren groot. Zij zijn zeer gesteld op de ereplaatsen tijden de maaltijden en op de voorste plaatsen in de synagogen ...” (Matt. 23:5-6).
Het tweede punt dat opvalt, is dat de oudste zoon zichzelf probeert te rechtvaardigen door te zeggen dat hij nog nooit ‘een gebod van zijn vader had overtreden’ (vs. 29). Ook de Farizeeën en schriftgeleerden proberen een ‘eigen gerechtigheid tot stand te brengen’ door geen gebod te overtreden (Rom. 10:1-4).
De oudste zoon toont zijn boosheid door niet de feestzaal binnen te gaan (vs. 28). Hetzelfde zien we ook bij de Farizeeën en de schriftgeleerden die niet ‘het Koninkrijk der Hemelen willen binnengaan en zelfs anderen daarvan weerhouden’ (Matt. 23:13).
Gods Vaderhart
Een van de dingen die in deze gelijkenis prachtig naar voren komt, is het vaderhart dat naar beide zonen uitgaat. Bij de jongste zoon staat de vader op de uitkijk. Wat opvalt, is dat de zoon van alles wil zeggen, maar eigenlijk niet verder komt dan: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegenover u. Ik ben niet meer waard uw zoon genoemd te worden” (vs. 21).
De vervolgzin over ʻhem maken tot een van de daglonersʼ kan hij niet eens afmaken. Zijn vader geeft namelijk al de opdracht om het beste gewaad tevoorschijn te halen en het gemeste kalf te slachten. Hij is en blijft zijn zoon!
Maar het hart van de vader gaat ook uit naar de oudste zoon. Want ondanks dat hij boos wordt en de feestzaal niet wil binnengaan, ‘gaat zijn vader naar buiten en spoort hem aan’ om de feestzaal in te gaan (vs. 28). Hieruit kunnen we opmaken dat Gods hart natuurlijk ook uitgaat naar de Farizeeën en de schriftgeleerden, ondanks hun felle kritiek (vs. 3). De Heere spoort ook hen aan om tot inkeer te komen en de feestzaal van het Vaderhuis binnen te gaan! In de tijd van de Heere Jezus zien we hiervan ook voorbeelden, zoals de Farizeeër Nicodemus, de schriftgeleerde Jozef van Arimathea en voormalig Farizeeër apostel Paulus. En ook in onze tijd zien we gelukkig dat religieuze Joden tot inkeer komen en de Heere Jezus (h)erkennen als hun Messias.
Israël nu
In beide zonen vinden we tevens een beeld van het huidige Joodse volk:
- De jongste zoon doet sterk denken aan de duizenden jonge Israëlische backpackers, die na hun militaire dienst feestend de wereld intrekken en van wie velen verstrikt raken in oosterse religies. Van de 50.000 Israëli’s die jaarlijks naar India trekken, experimenteert maar liefst 90 procent met drugs. Net als de jongste zoon raken ze het spoor volledig bijster. Het is een heel zichtbare geestelijke nood. Toen Israël en de Bijbel die nood enkele jaren geleden bekendmaakte, kregen we veel positieve reacties. Vooral op de backpackbijbel die we speciaal voor hen ontwikkeld hebben. Iedereen ziet en begrijpt de nood!
- Als we het echter hebben over de oudste zoon, die in onze tijd symbool staat voor de (ultra)orthodoxe Jood, dan lijken zij vaak zo dichtbij de Vader. Al snel raken we onder de indruk van hun kleding, de pijpenkrullen, de indrukwekkende baard, en hun gebeden bij de Klaagmuur. Maar in hoeverre durven we net als Paulus een stapje verder te kijken en hebben we oog voor de grote geestelijke nood die daarachter schuilgaat? Paulus schrijft in Romeinen 10: “Broeders, de oprechte wens van mijn hart en mijn gebed tot God voor Israël is gericht op hun zaligheid. Want ik getuig van hen dat zij ijver voor God hebben, maar niet met het juiste inzicht” (vs. 1-2). Herkennen we in deze woorden niet de oudste zoon? Hij had zo een ijver om zijn vader te dienen, maar met het verkeerde inzicht. Zijn vader had hem alles ter beschikking gesteld, zoals God ook aan Israël geestelijke voorrechten heeft gegeven. Lees maar eens Romeinen 9:1-5. Ze hadden de verbonden, de wetgeving, de beloften, enzovoorts en uit hen is zelfs de Messias voortgekomen!
Als Jood moet je door het geloof hier echter wel gebruik van maken om bij de Messias uit te komen en de feestzaal binnen te gaan. Daarin ligt dan ook een geweldige opdracht voor de Gemeente, het Lichaam van Christus! Laten we in liefde het Joodse volk bekendmaken met hun geestelijke voorrechten, die leiden tot “de Christus, Die God is, boven alles, te prijzen tot in eeuwigheid” (Rom. 9:5).
Profetisch
In het beeld van de jongste zoon die weggaat, alles kwijtraakt, tot inkeer komt en hersteld wordt, herkennen we ook de toekomst van Israël.
Op veel plekken in de Bijbel komen we dit tegen, maar vooral de woorden uit Hosea 2:5-6 komen opvallend overeen met deze gelijkenis. Bedenk dat Hosea het beeld schetst van Israël, die ontrouw werd aan de Heere door hoererij te plegen met afgoden. We lezen: “Daarom, zie, Ik ga uw weg met dorens omheinen, Ik zal haar met een muur omgeven, zodat zij haar paden niet zal kunnen vinden. Zij zal haar minnaars najagen, maar hen niet inhalen; hen zoeken, maar hen niet vinden. Dan zal zij zeggen: Ik ga, ik keer terug naar mijn vorige Man, want toen had ik het beter dan nu”.
Herkennen we de jongste zoon, die een losbandig leven in de wereld leidde maar volledig vastliep? Toen hij eenmaal bij zinnen was gekomen, keerde hij terug naar zijn vader ‘want toen had ik het beter dan nu’. Zo zal Israël in de toekomst vastlopen in deze wereld vol antisemitisme. Het volk zal dan terugkeren naar haar “vorige Man” door de Naam van de HEERE aan te roepen (Zach. 13:9). Pas dan zal het werkelijk feest voor hen worden. “Want deze, mijn zoon, was dood en is weer levend geworden. En hij was verloren en is gevonden” (vs. 24). Paulus schrijft over dat moment “... wat betekent dan hun (Israëls) aanneming anders dan leven uit de dood” (Rom. 11:15; zie ook Hos. 5:15; 6:1-3).
Tot slot, dat geldt geestelijk gezien ook voor ons als gelovigen in de Heere Jezus Christus. Wij waren dood in onze zonde en overtreding, maar God heeft ons in Christus levend gemaakt! En dat rijke Evangelie mogen we delen met Jood en heiden!
TWEEWEGENLEER?
Aanhangers van de tweewegenleer gebruiken vaak deze gelijkenis om aan te tonen dat we niet het Evangelie hoeven te delen met het Joodse volk. De vader zegt namelijk tegen zijn oudste zoon, die dan symbool zou staan voor Israël: “Kind, jij bent altijd al bij mij” (vs. 31). Met andere woorden: Joodse mensen zijn van nature al bij de Heere. Wie echter de moeite neemt om deze gelijkenis in de context te bestuderen, ontdekt dat de Heere Jezus juist het tegenovergestelde laat zien. De oudste zoon moest zijn hart niet verharden, maar evenals de jongste zoon tot inkeer komen door de feestzaal binnen te gaan.
GELIJKENISSEN
Bij het doen van Bijbelstudie is het belangrijk om te kijken waar kernwoorden voor het eerst voorkomen. Zo een kernwoord in Lukas 15 is het woord ‘gelijkenis’. In Mattheüs 13:10-17 begint de Heere Jezus voor het eerst in gelijkenissen te spreken. Als je dit hoofdstuk bestudeert, valt op dat de gelijkenissen ons allereerst iets laten zien over Gods handelen met Zijn volk Israël.
Daarnaast geven veel gelijkenissen ook weer wat er in hart van de mens omgaat en liggen er geweldige lessen voor ons persoonlijk leven. Probeer bij het lezen wel altijd rekening te houden met de Joodse context van die tijd. De Heere Jezus en Zijn discipelen dachten en redeneerden vanuit Gods plan met Israël. Wie dat principe ziet, kan veel gelijkenissen beter begrijpen en plaatsen. Meer over weten? Bekijk dan onze videostudie >>
Deel dit artikel via