Daar staat Nicodemus dan. Hij als leraar van Israël tegenover de Leraar. Alleen begrijpt hij niets van het onderwijs van deze Rabbi, Die vervolgens vraagt: “Bent u de leraar van Israël en weet u deze dingen niet?”. Nicodemus was begonnen over de tekenen van Jezus, maar nu heeft de Man het ineens over wederom geboren worden en over het blazen van de wind?
Nicodemus was een Farizeeër en iemand die in aanzien stond. ‘Een leider van de Joden’ staat er expliciet in Johannes 3:1 bij. Deze geestelijk voorman behoorde het volk te leiden in de waarheid en hen voor te gaan op Gods weg.
Tekenen
Nicodemus kwam ’s nachts bij de Heere. We gaan ons er nu niet mee bezighouden waarom hij ’s nachts kwam, maar richten ons vooral op hun gesprek. In eerste instantie doet Nicodemus alleen maar een mededeling: “Rabbi, wij weten dat U van God gekomen bent als leraar, want niemand kan deze tekenen doen die U doet, als God niet met Hem is” (Joh. 3:2).
Nicodemus had al tekenen gezien. De vraag naar tekenen was er toen de Heere het tempelplein schoonveegde van handelaren en geldwisselaars. Maar wie gaf Hem het recht om dat te doen? Dat was eigenlijk de vraag achter de vraag toen de Joden Hem vroegen: “Welk teken laat U ons zien dat U het recht hebt deze dingen te doen?” (Joh. 2:18). Ze wilden een teken hebben.
En ze kregen er één, alleen begreep niemand de Heere, zelfs Zijn discipelen niet, toen Hij zei: “Breek deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem laten herrijzen” (Joh. 2:19). Johannes voegt er nog wel als verklaring aan toe dat Hij sprak over de tempel van Zijn lichaam, niet over de letterlijke tempel. Dat ‘laten herrijzen’ slaat dus op Zijn opwekking uit de doden. Alleen was dat een teken dat niemand toen nog kon zien.
Maar er volgden ook zichtbare tekenen: “En toen Hij in Jeruzalem was op het Pascha, tijdens het feest, geloofden velen in Zijn Naam, toen zij Zijn tekenen zagen die Hij deed” (Joh. 2:23). Dit waren ook de tekenen die Nicodemus had gezien.
Dus Nicodemus komt tot de Heere Jezus, diep onder de indruk van de tekenen. Het antwoord dat hij op zijn eerste mededeling krijgt, is voor hem volslagen onbegrijpelijk. “Jezus antwoordde en zei tegen hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet opnieuw geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien” (Joh. 3:3). Het is alsof de Heere hier tegen hem zegt: ‘Al die tekenen baten je niets’. Dat is ook de achterliggende gedachte van Johannes 2:24: “Maar Jezus Zelf vertrouwde Zichzelf aan hen niet toe, omdat Hij hen allen kende”. Dat terwijl er in het vorige vers staat dat velen in Zijn Naam geloofden. Ze zagen Zijn tekenen, ze geloofden in Hem, maar er ontbrak nog iets. Dat is ook wat Hij tegen Nicodemus zegt in Johannes 3:3.
Nicodemus begreep niets van de woorden van de Heere Jezus. Maar wij? Snappen wij ze wel? Het doel van deze studie is de woorden iets dieper te onderzoeken.
Wedergeboorte en opstanding
Laten we eerst het begrip wedergeboorte eens nader bekijken. In onze vertaling staat: ‘opnieuw geboren worden’. Het woordje voor ‘opnieuw’ wordt ook vaak met ‘van boven’ vertaald.1 Je zou hier dus ook kunnen lezen: ‘van boven geboren worden’. Dit geldt ook voor Johannes 3:7. De huidige vertaling is waarschijnlijk ingegeven door de reactie van Nicodemus.
Petrus gebruikt in zijn eerste brief voor ‘opnieuw geboren worden’ een woord dat wel ‘wederom’ uitdrukt. In zijn brief aan de Joden in de verstrooiing koppelt hij deze wedergeboorte aan de opstanding van Jezus Christus.
“Geprezen zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons, overeenkomstig Zijn grote barmhartigheid, opnieuw geboren deed worden tot een levende hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de doden, tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkbare erfenis, die in de hemelen bewaard wordt voor u” (1 Pet. 1:3-4).
Deze koppeling tussen wedergeboorte en de opstanding van de Heere is belangrijk. Dus houd dat even vast. We zien dit ook bevestigd in de laatste verzen van dit hoofdstuk waar Petrus zijn lezers aanspreekt als “u, die opnieuw geboren bent, niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God”.
Dit vers is eigenlijk al een uitleg bij Johannes 3:6: “Wat uit het vlees geboren is, is vlees; en wat uit de Geest geboren is, is geest”. Het vergankelijke zaad bij Petrus is vlees en het onvergankelijke zaad is geest. En de Geest bedient Zich van het eeuwig blijvende Woord van God.
Wedergeboorte en Koninkrijk
Een belangrijke tekst in dit opzicht is ook Mattheüs 19:28: “En Jezus zei tegen hen: Voorwaar, Ik zeg u dat u die Mij gevolgd bent, in de wedergeboorte, als de Zoon des mensen zal zitten op de troon van Zijn heerlijkheid, ook zult zitten op twaalf tronen en de twaalf stammen van Israël zult oordelen”.
De wedergeboorte moeten we hier niet koppelen aan het ‘volgen’, maar aan de tweede helft van de zin. De discipelen zijn de Heere Jezus dus niet gevolgd in de wedergeboorte, maar zij zullen zitten op twaalf tronen en de twaalf stammen van Israël oordelen in de wedergeboorte. Met wedergeboorte wordt niet iets persoonlijks bedoeld, maar een toekomstige gebeurtenis. Het gaat hier over het Koninkrijk van Israël na de komst van de Messias.
Ook dit is een belangrijke koppeling: wedergeboorte en Koninkrijk. Houd ook die vast.
Geestelijk water
Nicodemus begrijpt het niet. Dat blijkt wel uit zijn vraag. Hij verbindt ‘geboren worden’ alleen maar aan ‘uit vlees geboren worden’. Geboren worden uit de Geest lijkt voor hem volslagen onbekend.
“Nicodemus zei tegen Hem: Hoe kan een mens geboren worden als hij oud is? Hij kan toch niet voor de tweede keer in de schoot van zijn moeder ingaan en geboren worden?” (Joh. 3:4).
De Heere Jezus herhaalt met andere woorden nu wat Hij bedoelt. “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan” (Joh. 3:5).
Water en geest is het stijlfiguur hendiadys. Hendiadys betekent letterlijk ‘één door twee’. Er worden twee dingen gezegd, maar er wordt er maar één bedoeld. De Heere Jezus zegt dus niet dat je wederom geboren moet worden uit water en uit Geest, maar uit geestelijk water. Hier wordt geen letterlijk water bedoeld, maar het water dat de Heere Zelf zal sprengen tot reiniging.
Samenvattend tot nu toe
Wat de Heere Jezus tot Nicodemus zegt, is dat iemand wederom geboren moet worden om het Koninkrijk in te gaan. Wedergeboorte is ook gekoppeld aan de opstanding van de Heere Jezus Christus. Wedergeboorte is een geboorte uit geestelijk water. De wedergeboorte is een gebeurtenis die te maken heeft met het Koninkrijk, zoals we hebben gezien in Mattheüs 19:28.
Opstanding!
Tot nu toe hebben we de koppeling tussen wedergeboorte en opstanding vooral gezien in andere bijbelgedeelten. Maar ook hier in Johannes 2 en 3 blijkt het enorme belang van Christus’ opstanding. De Joden vroegen Hem om een teken, en Hij gaf hun het teken van de tempel dat wees op Zijn opstanding. Hij deed vele tekenen om aan te tonen dat Hij de Christus is. Vervolgens focust Nicodemus op die tekenen en erkent daarin dat Jezus van God gezonden is. Maar de Heere geeft direct als antwoord dat die tekenen hem niets opleveren als hij het teken van de opstanding niet begrijpt.
Elders zien we ook dat de Joden om een teken vragen. Ook dan krijgen zij het teken van de opstanding. Kijk bijvoorbeeld naar Mattheüs 12:38-45.
Dus toen de schriftgeleerden en Farizeeën van Hem een teken wilden zien, zei Hij: “Een verdorven en overspelig geslacht verlangt een teken, maar het zal geen teken gegeven worden dan het teken van Jona, de profeet” (Matt. 12:39).
In Mattheüs 16 vragen zij de Heere opnieuw om een teken uit de hemel. En weer geeft Hij hen het teken van Jona de profeet. Jona was drie dagen en drie nachten in de buik van de vis, maar werd levend uitgespuwd door de vis. Dit is een beeld van de opstanding van de Heere.
U bent Mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt
In het woord wedergeboorte zelf zit een nog diepere verwijzing naar de opstanding van Christus en Zijn Koninkrijk. De woorden “U bent Mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt” uit Psalm 2:7 worden in het Nieuwe Testament keer op keer aangehaald als bewijs van Zijn opstanding. Zie bijvoorbeeld Handelingen 13:32-33: “En wij verkondigen u de belofte die aan de vaderen gedaan is, namelijk dat God die vervuld heeft aan ons, hun kinderen, door Jezus te verwekken, zoals ook in de tweede psalm geschreven staat: U bent Mijn Zoon, heden heb Ik U verwekt”.
‘Verwekt’ is hier hetzelfde werkwoord als ‘geboren worden’ in Johannes 3:3 en 7. Je zou deze laatstgenoemde verzen zelfs kunnen vertalen met: “U moet opnieuw verwekt worden.”2
Een leraar van Israël
We volgen het gesprek tussen Nicodemus en de Heere Jezus verder. De Heere zegt: “Verwonder u niet dat Ik tegen u gezegd heb: U moet opnieuw geboren worden. De wind waait waarheen hij wil en u hoort zijn geluid, maar u weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat; zo is het met iedereen die uit de Geest geboren is” (Joh. 3:7-8).3 Opnieuw blijkt uit Nicodemus’ vraag dat hij het niet begrijpt. “Hoe kunnen deze dingen gebeuren?” (Joh. 3:9). En verwijtend klinkt het antwoord van de Heere: “Bent u de leraar van Israël en weet u deze dingen niet?” (Joh. 3:10). Het moet voor deze leraar in Israël geklonken hebben als de woorden aan de Emmaüsgangers: “O onverstandigen en tragen van hart! Dat u niet gelooft al wat de profeten gesproken hebben!” (Luk. 24:25).
De Heere kan hem dit alleen maar verwijten als Nicodemus hier vanuit de Schrift iets over kon weten. De Heere spreekt over dingen uit het Oude Testament. Wat zijn die dingen? Waar kunnen we ze vinden? Waar verwijst de Heere naar?
Ezechiël
Er is een schriftgedeelte dat heel duidelijk verwijst naar de wedergeboorte van Israël. Ezechiël 37 wijst op de opstanding en het koninkrijk. Bij het waaien van de wind, dus het blazen van de geest, hadden de gedachten van Nicodemus op zijn minst naar dat gedeelte kunnen gaan. Nadat Ezechiël gezien had hoe de dorre doodsbeenderen bij elkaar kwamen en die overtrokken werden met pezen en vlees moest hij tegen hen profeteren: “Zo zegt de Heere HEERE: Geest, kom uit de vier windstreken en blaas in deze gedoden, zodat zij tot leven komen” (Ezech. 37:9).
Hier hebben we het blazen van de geest. De woorden van de Heere Jezus, ‘u weet niet waar hij vandaan komt’, verwijzen naar het feit dat de geest uit de vier windstreken komt. Tevens zien we in dit bijbelgedeelte de opstanding uit de doden.
Opstanding van Israël
Ezechiël 37 verwijst ook naar de wedergeboorte van Israël, waarover we lazen in Mattheüs 19:28. Op de profetie van Ezechiël kwam de geest op de dorre doodsbeenderen en zij kwamen tot leven. De goddelijke uitleg van dit visioen lezen we in vers 12-14: “Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal uw graven openen en Ik zal u uit uw graven doen oprijzen, Mijn volk, en Ik zal u brengen in het land van Israël. Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben, als Ik uw graven open en als Ik u uit uw graven doe oprijzen, Mijn volk. Ik zal Mijn Geest in u geven, u zult tot leven komen en Ik zal u in uw land zetten. Dan zult u weten dat Ik, de HEERE, dit gesproken en gedaan heb, spreekt de HEERE”.
Nu leven we in een tijd van Israëls verwerping. Deze verwerping betekent de verzoening voor de wereld; maar eens zal de aanneming komen. Dat is wat we lezen in Ezechiël 37. En deze aanneming is leven uit de doden. Dat is wedergeboorte. Daarover spreekt ook Paulus als hij het heeft over de toekomst van Israël: “Want als hun verwerping verzoening voor de wereld betekent, wat betekent dan hun aanneming anders dan leven uit de doden?” (Rom. 11:15).
Rein water
De wedergeboorte is de geboorte uit water en geest. Dat is geestelijk water, zoals we hebben gezien. Ook daarover spreekt Ezechiël in dezelfde context als het herstel van Israël. Israël zal gaan walgen van zichzelf en van haar ongerechtigheden en om haar gruweldaden (Ezech. 36:31). Ook dat is wedergeboorte. Het geestelijke water zal hen reinigen. Dat gaat samen met het herstel van het volk in het land.
“Op de dag dat Ik u reinig van al uw ongerechtigheden, zal Ik de steden doen bewonen en zullen de puinhopen herbouwd worden. Het verwoeste land zal bewerkt worden in plaats van een woestenij te zijn voor de ogen van ieder die erdoorheen trekt. Zij zullen zeggen: Dit land dat verwoest was, is als de hof van Eden geworden. De steden die verwoest lagen, verwoest en afgebroken, zijn versterkt en bewoond” (Ezech. 36:33-35).
Hoe reinigt de Heere het volk? Dat vertelt Hij in vers 25-27 van Ezechiël 36: “Ik zal rein water op u sprenkelen en u zult rein worden. Van al uw onreinheden en van al uw stinkgoden zal Ik u reinigen. Dan zal Ik u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven. Ik zal het hart van steen uit uw lichaam wegnemen en u een hart van vlees geven. Ik zal Mijn Geest in uw binnenste geven. Ik zal maken dat u in Mijn verordeningen wandelt en dat u Mijn bepalingen in acht neemt en ze houdt”.
Het reine water is het ‘water en geest’ van Johannes 3. Dit is wat Nicodemus had moeten weten. Al die tekenen zijn nutteloos zonder wedergeboorte. Echte wedergeboorte is walging van zichzelf, reiniging door de Heere en opstanding uit de doden.
Wedergeboorte van Nicodemus
Heeft Nicodemus hier iets van geleerd? Het lijkt erop dat de wedergeboorte, die bij Israël als volk nog moet gebeuren, bij Nicodemus als individu al heeft plaatsgevonden. In de vergadering van de Farizeeën durft hij zijn nek uit te steken voor de Heere. Als het merendeel van de Farizeeën Hem schuldig acht zonder gegronde wettelijke aanklacht, staat Nicodemus op om tegen hen te spreken: “Veroordeelt soms onze wet de mens, als zij hem niet eerst hoort en kennisgenomen heeft van wat hij doet?” (Joh. 7:51).
Die opmerking levert hem geen vriendschap van deze geestelijk leiders op. Merk overigens op dat de Heere in hetzelfde hoofdstuk spreekt over stromen van levend water (Joh. 7:38). Dat is hetzelfde als het reine water van Ezechiël 36.
De kennis van leven uit de doden zal Nicodemus tot troost zijn geweest bij het sterven van de Heere. Toen hij samen met Jozef van Arimathea het lichaam van de Heere klaarmaakte voor Zijn begrafenis, zullen zijn gedachten zeker zijn teruggegaan naar die eerste ontmoeting met Hem.
Ongetwijfeld heeft hij met Jozef gesproken over Jezus’ woorden: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet opnieuw geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien” (Joh. 3:3).
Voetnoten:
1. Het woord komt voor in Matt. 27:51; Mark. 15:38; Joh. 3:3, 7, 31; 19:11, 23; Jak. 1:17; 3:15, 17. In deze teksten is het woordje vertaald met ‘van boven’ of ‘van bovenaf’. Alleen in Luk. 1:3; Hand. 26:5 en Gal. 4:9 is het anders vertaald.
2. Voor verdere verwijzingen naar aanhalingen van Psalm 2:7 zie Hebreeën 1:5 en 5:5.
3. Wind is de vertaling van het woordje pneuma wat overal elders vertaald wordt met geest.
Deel dit artikel via