“Als een ander komt, in zijn eigen naam, die zult u aannemen”, voorzegt de Heere Jezus in Johannes 5:43. Het moeten pijnlijke woorden voor Hem zijn geweest. Hij kwam immers in de Naam van Zijn Vader om Zijn volk te verlossen. Ons verdiepen in een persoon die bekend staat als de antichrist is geen fijne bezigheid. Toch moeten we er kennis van nemen als we tot een beter inzicht willen komen in wat de wereld nog te wachten staat. Ik wil dit in twee studies doen en adviseer u om de genoemde Schriftplaatsen op te zoeken, zodat de verbanden duidelijk worden.
De persoon waarover de Heere hier spreekt, is iemand die in het algemeen wordt aangeduid als ‘de antichrist’. Hij is de grote tegenstander van de HEERE en Israël in de periode die voorafgaat aan de bekering van Israël en Christus’ wederkomst. Om deze persoon te begrijpen, schets ik eerst kort de lijn van de Messias in relatie tot Israël.
Hoewel onze Heere de Verlosser van de hele wereld is, kwam Hij in de eerste plaats om de beloften aan de vaderen te bevestigen (Rom. 15:8). God bepaalde dat het heil via Israël tot alle volken zou komen. Dat blijkt al uit het verbond dat de HEERE met Abraham sloot (Gen. 12:3; 18:18; 22:18). De zegeningen van dat verbond komen evenwel niet zomaar via het natuurlijk nageslacht. Een belangrijke voorwaarde is dat dit nageslacht ook verbonden is met de Messias, de grote Zoon van Abraham door Wie alle beloften van God hun vervulling krijgen. Het beloofde nageslacht van Abraham slaat dan ook niet alleen op de natuurlijke afstammelingen van Abraham, maar evenzeer op de beloofde Zoon die de Middelaar van alle beloften is (Gal. 3:16). We moeten ons daarbij realiseren dat God aan Israël een land en een koninkrijk heeft beloofd. Dit komt onder andere tot uitdrukking in het verbond dat Hij met David sloot (2 Sam. 7:10-16). Door Israëls ongeloof en ongehoorzaamheid heeft de HEERE, door ballingschappen en heidense overheersing, het aan David toegezegde ‘eeuwig koninkrijk’ uitgesteld. Ik schrijf nadrukkelijk ‘uitgesteld’, omdat God Zijn beloften altijd nakomt! Zo troostte de HEERE Zijn volk tijdens de ballingschappen meerdere keren met de belofte dat het koninkrijk weer tot hen zou terugkeren.
Toen de Heere Jezus tot Israël kwam (Joh. 1:11), was dat onderdeel van de vervulling van Gods beloften aan Israël. Als we vanuit deze context bijvoorbeeld het Mattheüsevangelie lezen, begrijpen we ook dat Hij het koninkrijk aankondigde1 en in eerste instantie nog helemaal niet sprak over Zijn lijden en sterven. Dat gebeurde pas voor het eerst in Mattheüs 16:21.
Het mag duidelijk zijn dat de Heere Jezus altijd geweten heeft welke weg de Vader voor Hem had bepaald. Zijn wonderen en tekenen waren bedoeld om de komst van het koninkrijk aan te kondigen en te bevestigen. Maar Hij wist ook dat Hij door een deel van Zijn eigen volk gehaat, verworpen en gedood zou worden. Vandaar Zijn voorzegging: “Als een ander komt, in zijn eigen naam, die zult u aannemen”.
De antichrist
Het woord ‘anti’ in ‘antichrist’ heeft in het Grieks meestal niet als eerste betekenis ‘tegen’, zoals mensen bijvoorbeeld ‘anti-Israël’, tegen Israël kunnen zijn. Het Griekse woord ‘anti’ betekent vaak ‘in plaats van’. Met andere woorden, de antichrist zal zich voordoen als de Messias om in Zijn plaats op te treden. Hij zal de ware Messias nabootsen met wonderen en tekenen door een koninkrijk op te richten en het volk weer hun godsdienstige rechten, inclusief een tempel, terug te geven. Dat Johannes 5:43, voor zover ik weet, de enige keer is dat de Heere Zelf onomwonden over deze komende persoon spreekt2, betekent niet dat we nauwelijks iets over hem weten. In het Oude Testament wordt hij namelijk veelvuldig aangekondigd in typen en beelden als een wrede tegenstander van het Joodse volk, en dan vooral van het Godgetrouwe deel. Deze persoon is niet alleen een tegenstander van het volk van Israël, maar bovenal van de God van Israël. Zijn haat richt zich vooral tegen de Messias, onze Heere Jezus Christus.
Daniëls gedetailleerde beschrijving
We vinden hem voor het eerst gedetailleerd beschreven in het boek Daniël en dan vooral in de gedeelten die gaan over de periode van grote benauwdheid; ook wel aangeduid als ‘de grote verdrukking’. Met name in Daniël 12 lezen we over deze periode, die in direct verband staat met Daniëls andere profetieën over een machtige tegenstander die zich vergrijpt aan het volk van Daniël en zich spottend en uitdagend opstelt tegen de God van Israël. We noemen enkele details:
Tijdspanne waarin hij zal optreden
In Daniel 12:7 lezen we over een vastgestelde tijd (1 tijd), vastgestelde tijden (2 tijden) en een helft (halve tijd). Wanneer we dit optellen, komen we op een tijdsaanduiding van 3,5 jaar (zie ook Dan. 7:25).
Zijn wrede optreden
De macht van het ‘heilige volk’ (aanduiding voor het gelovige overblijfsel) wordt stukgeslagen/verbrijzeld (12:7; zie ook 7:25 dat een commentaar is op 7:21).
Einde offerdienst
In vers 11 lezen we over het wegnemen van het terugkerende offer. Deze gebeurtenis wordt ook beschreven in Daniël 8:11-13 waar het in verband staat met de verwoesting van de tempel en de strijd tegen het volk/leger van de tempel (zie ook Dan. 11:31).
Verwoestende gruwel
In hetzelfde vers (11) lezen we over de opstelling van een verwoestende gruwel, die we eveneens tegenkomen in Daniël 8:11-13 en 11:31.
Wanneer we deze details in hun onderlinge verband lezen, herkennen we de persoon die in dit alles een essentiële rol speelt. Hij wordt beschreven als een kleine hoorn (7:8,11,20,21,24; 8:9); een meedogenloze, sluwe koning (8:23,253), een verachtelijk man (11:21); een bedrieger (11:23) en een valse plannenberamer (11:24-25).
Al deze details komen samen in de vorst die komen zal (9:26) en met Israël een zeven jaar durend verbond zal sluiten. Een verbond, dat halverwege (na 3,5 jaar) verbroken zal worden waarna de al genoemde periode van verdrukking zal aanbreken. Deze fase zal gekenmerkt worden door strijd tegen en verdrukking van Israël; het ophouden van de offers en een afgodsbeeld in de tempel (11:31).
Wanneer we de gedeelten in hun verband lezen, zien we dat Daniël 7:11-14, 26 en 27 bewijzen dat deze periode alleen beëindigd kan en zal worden door de komst van de ‘Zoon des Mensen met de wolken van de hemel’ om Zijn koninkrijk te vestigen.
Slotstuk
Terugkerend naar Daniël 9:24 zien we dat deze hele periode het slotstuk is van Gods handelen met Israël, aangeduid met úw (Daniëls) volk en úw heilige stad. Vervolgens worden er zes geweldige zegeningen genoemd, die pas kunnen zijn vervuld bij de wederkomst van de Messias en Israëls bekering. Vergelijken we dit met Mattheüs 24:15,21,29-31, dan vinden we exact dezelfde componenten: een gruwel der verwoesting in de tempel; een grote verdrukking zoals nog nooit geweest is (zie Dan. 12:1); de verschijning van de Zoon des Mensen op de wolken en de terugverzameling van Gods uitverkorenen uit de volken. ‘Uitverkorenen’ is een aanduiding voor het gelovig overblijfsel van Israël en niet – zoals soms wordt verondersteld - de Gemeente, het Lichaam van Christus. Deze wederkomst is ook het moment waarop volgens Openbaring 19:20 het beest in de poel van vuur geworpen zal worden.
Tijdsaanduidingen
Maar hoe kom ik nu tot de conclusie dat het hier over dezelfde persoon gaat, de zogenaamde antichrist? Voor de beantwoording van die vraag moeten we naar Openbaring 13. Daar zien we in vers 1 een beest uit de zee opkomen met de kenmerken van alle grote wereldrijken die Daniël in de hoofdstukken 2 en 7 beschrijft, evenals zijn machtsgebied en hoe hij dat religieus, financieel en militair-strategisch zal vormgeven. Ik beperk mij echter tot wat er in deze hoofdstukken over de antichrist wordt gezegd en wat hem verbindt met de voorgaande profetieën. In Openbaring 13:5-6 wordt hem een mond gegeven om God, Zijn Naam en de hemelbewoners te lasteren. Dit kwamen we ook al tegen in Daniël 7:8,11,20 en 11:36. Hoelang deze verschrikkelijke rebellie duurt, lezen we in vers 5, namelijk 42 maanden. Wanneer we dat vergelijken met Openbaring 11:2, waar deze periode eveneens wordt genoemd, en dat weer vergelijken met andere gebeurtenissen in deze periode, dan wordt dit in vers 3 duidelijk: 1260 dagen.
Alle tijdsaanduidingen naast elkaar leggend, komen we uit op het volgende: Daniël 9:24 noemt een periode van een week (7 jaar)4. Deze 7 jaar wordt halverwege verbroken, waarna we een periode van 3,5 jaar hebben die overeenkomt met tijd, tijden en een halve tijd (1+2+0,5). Dat komt weer overeen met 42 maanden, wat weer overeenkomt met 1260 dagen.
Het is niet moeilijk om hier een duidelijk verband te zien tussen Openbaring 13 en de profetieën in Daniël. Ik beschrijf deze tijdsaanduidingen zo uitvoerig om te laten zien dat al deze Schriftgedeelten over dezelfde periode, dezelfde persoon en dezelfde gebeurtenissen gaan.
Oorlog tegen de heiligen
Vervolgens lezen we in Openbaring 13:7 dat dit beest oorlog voert tegen de heiligen. Belangrijk om ook die tragische gebeurtenis te zien in de context van voornoemde profetieën over Daniëls volk en de heilige stad. Dat met deze stad Jeruzalem wordt bedoeld, blijkt onder ander uit Openbaring 11:1,2,8, waar deze wordt aangeduid als de grote stad waar onze Heere gekruisigd is. Het gaat hier dus om de heiligen (het gelovige overblijfsel van) Gods volk Israël op aarde (Dan. 7:21,18) gedurende de verschrikkelijk periode van het beest. Dat hij oorlog tegen hen voert, hebben we al gelezen in Daniël 7:21,25; 8:24 en 12:7. Deze oorlog is gericht tegen hen die vasthouden aan het Woord van God en het getuigenis van Jezus Christus (Opb. 12:17, vgl. 1:9; 19:10; 20:4). Zij zullen dus ook in die periode tot geloof komen.
Naast oorlogvoering zal hij ook een ander effectief middel aanwenden: wonderen en tekenen (vgl. Matt. 24:24). Ze waren kenmerkend voor de komst van het koninkrijk en ondersteunden de goddelijke oorsprong van Christus’ bediening. De uitvoering van valse wonderen en tekenen zal het beest uit de zee (Opb. 13:1) leggen in de handen van een tweede beest dat zijn oorsprong vindt in het land (Opb. 13:11). Dit tweede beest wordt ook de ‘valse profeet’ genoemd (Opb. 19:20). Zijn functie is vooral gericht op de PR-strategie voor het eerste beest. Door wonderen en tekenen wordt op hem de aandacht gevestigd (Opb. 13:13-14a).
Verschillende visies
Er is verschil van inzicht over wíe van deze twee beesten nu eigenlijk dé antichrist is. Beide visies hebben hun voors en tegens. De grote mond en het genoemde tijdvak verbinden het eerste beest duidelijk met dé grote tegenstander van de Heere in de eindtijd (Opb. 13:1-10). Zo ook de grote macht, kracht en troon die hij van satan zal krijgen. Het eerste beest voldoet duidelijk aan ál de kwalificaties die we aangereikt krijgen vanuit het boek Daniël.
Anderzijds wordt het tweede beest gekenmerkt door twee hoorns als van het Lam en wordt hij gekenmerkt door tekenen en wonderen. We zullen hierop in het tweede deel nog wat verder ingaan. Het is dus bepaald niet vreemd dat ook hij vereenzelvigd wordt met de antichrist. Hoewel ik hier geen eensluidende argumenten kan geven waarom dit niet zou kunnen, zou ik het volgende ter overdenking willen meegeven.
Hoewel het begrip ‘antichrist’ kan betekenen dat deze persoon de grote tégenstander van de Messias zal zijn (anti in de zin van tegen), betekent het ook dat hij de grote nabootser van Christus kan zijn (anti in de zin van in plaats van). Beseffend dat dé grote ellende in de eindtijd begint op het moment dat satan op aarde geworpen wordt (Opb. 12:9-13), herkennen we ook een satanische imitatie van de goddelijke Drie-eenheid van Vader, Zoon en Heilige Geest: de zogenaamde eenheid van satan, het eerste en het tweede beest, ofwel satan, de antichrist en de valse profeet.
Let nu op de rol van de Heilige Geest. Hij geeft gaven (pneumatikoon, 1 Kor. 12:1), doet tekenen en wonderen (Heb. 2:4), maar werpt bovenal het licht op de Zoon van God (Joh. 15:26; 16:14). Hij is nooit de ‘hoofdrolspeler’, maar zorgt ervoor dat de eer komt bij de Zoon van God. Vergelijken we dit principe met het tweede beest, de valse profeet (Opb. 13:11-15), dan blijkt zijn rol om de aandacht van de wereld op het eerste beest, de antichrist (vervalsing van de Christus) te vestigen. In die rol zie ik de valse profeet als de grote imitator van de Geest en niet van de Zoon.
De macht van het beest
Uit de beschrijving van de gebeurtenissen nadat satan op aarde is geworpen, blijkt zijn enorme kracht, macht en heerschappij (Opb. 12:9,12,13,17; 13:2b). In tegenstelling tot de Heere Jezus tijdens satans verzoeking in de woestijn (Matt. 4:8-9; Luk. 4:6), aanvaardt het beest wel zijn aanbod macht te krijgen over alle koninkrijken. Vervolgens zijn alle machthebbers van de aarde bereid zich aan het beest te onderwerpen, inclusief elke stam, taal en volk (Opb. 13:7). Als we bedenken dat de Heere het oorspronkelijke mandaat van heerschappij aan Adam en Eva heeft gegeven (Gen. 1:26-27), maar zij die door ongehoorzaamheid aan satan hebben verspeeld, begrijpen we ook dat satan het kan geven aan wie hij wil. Psalm 8 en het commentaar daarop in Hebreeën 2 laat echter zien dat de Heere Jezus de rechtmatige Erfgenaam is van het door Adam verspeelde erfgoed. Hij is de Erfgenaam van alle dingen (vgl. Kol. 1:16 en Matt. 28:18). Tussen de val van Adam en de wederkomst van Christus is echter satan de aanvoerder van de macht der lucht (Ef. 2:2; 6:12), de god van deze eeuw (2 Kor. 4:4) en de vorst van deze wereld (Joh. 12:31; 16:11).
Dat het getal van de naam van het beest 666 is (de volheid van het getal van de mens), bewijst dat hij de ultieme vervulling van de menselijke rebellie zal zijn. Tevens zien we hoe het zaad van de slang probeert om de rechten van het Zaad van de vrouw in bezit te krijgen (Gen. 3:15), wat tijdelijk lijkt te lukken.
Dodelijke wond
Maar wat wekt - behalve zijn wonderen en tekenen - de grootste verwondering over dit beest? Het raakt dodelijk gewond, maar herstelt. De uitdrukking ‘dodelijk gewond’ is echter een te zwakke beschrijving. Exact hetzelfde Griekse woord wordt namelijk gebruikt voor het ‘geslacht zijn’ van het Lam in Openbaring 5:6,9,12 en 13:8. Zo ook met betrekking tot de gedode gelovigen in Openbaring 6:4,9 en 18:24. De conclusie is daarom veel voordehandliggender dat deze persoon (het beest) zal sterven en weer uit de dood zal herrijzen. Wanneer de hele wereld deze bekende ‘vredestichter’ van het Midden-Oosten als het ware heeft zien sterven, maar daarna ziet opstaan uit de dood, is dat zeker iets majestueus. Zou dit de verklaring zijn van het feit dat het enerzijds een gewoon mens is, voortkomend uit het Romeinse rijk, maar die zijn oorsprong in de afgrond heeft (Opb. 11:7; 17:8)? Zou het kunnen zijn dat hij na zijn sterven ‘begeesterd’ wordt door een geest uit de afgrond (Opb. 9:11)? Opnieuw dus een duivelse nabootsing van de Heiland.
God openlijk getart
Het beest zal een grote mond opzetten tegen de God van de hemel, zichzelf als God presenteren in de tempel en God openlijk tarten (zie o.a. Dan. 8:11,25; 11:31,36,37). Zijn hele profiel komt overeen met de satan, de oude slang. Deze was ooit geschapen als een lichtdrager (Lucifer), een overdekkende cherub, maar wilde zich gelijkstellen aan de almachtige Schepper. Hij verhief zijn hart en daagde God openlijk uit (Jes. 14:12-14; Ezech. 28:12b-13). Hoewel het in deze hoofdstukken slechts beschrijvingen lijken van respectievelijk de vorst van Babel en Tyrus, mag het duidelijk zijn dat de beschrijvingen veel verder gaan dan alleen die van de macht en pracht van een aardse vorst. We moeten het dan ook toeschrijven aan de grote machthebber áchter deze aardse vorsten. Al deze grootheidswaanzinnige kenmerken ‘hem die komt in zijn eigen naam.
(Luister ook eens de IB Podcast ‘Christus komt, maar de antichrist ook’ met Wijnand Heidenrijk)
- Deze prediking begint overigens na de verwerping van de Heere door de steden (Matt. 11) en de godsdienstige leiders (Matt.12) en de dood van Johannes de Doper (Matt.14).
- In Johannes 10 gaat het ongetwijfeld over dezelfde persoon, aangeduid als dief, rover en de wolf.
- Ik ben me ervan bewust dat in Dan.7 de kleine hoorn uit het Romeinse rijk komt, maar in Dan. 8 uit het Griekse rijk. Dit hoeft echter helemaal geen probleem te zijn omdat de beschreven persoon reeds letterlijk geweest is, namelijk Antiochus Epifanes, een Griekse generaal die een aantal genoemde zaken reeds letterlijk vervuld heeft, maar daardoor een type, een voorloper, is geweest van de ‘echte antichrist’ (die uit het Romeinse rijk zal komen) en pas gedood zal worden bij de wederkomst van Christus.
- Uit vele andere studies die de hele periode van de zgn. 70 weken uiteenzetten blijkt dat het gaat om een periode van 70 x 7 = 490 jaar van jaren van 12 maanden van 30 dagen. Kortweg gezegd telt een profetisch jaar 12 maanden van 30 dagen = 360 dagen per profetisch jaar.
Deel dit artikel via