Bergen markeren en onthullen op een prachtige manier bepaalde heilsfeiten in de Bijbel. In deze vijfdelige serie staan we nu stil bij de berg van de verheerlijking
Hoewel de traditie hiervoor de berg Tabor aanwijst, geeft de Bijbel daar geen indicatie voor. Veel belangrijker is de historische en profetische betekenis: de verschijning van de Messias op de heilige berg in Zijn koninklijke heerlijkheid en de stem uit de wolk: “Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb; luister naar Hem!”.
Mattheüs en Markus beginnen hun beschrijving met een tijdsaanduiding: ‘En na zes dagen’ en Lukas: “En het gebeurde na ongeveer acht dagen” (Matt. 17:1; Mark. 9:2; Luk. 9:28).1 Daarmee verbinden zij de verheerlijking op de berg met de belofte die de Heere kort daarvoor aan Zijn discipelen had gegeven: “Er zijn sommigen van hen die hier staan, die de dood niet zullen proeven voordat zij de Zoon des mensen hebben zien komen in Zijn Koninkrijk” (Matt. 16:28). Volgens de helaas snel verbreidende ‘vervullingstheologie’, (Preterisme), zouden deze woorden na de opstanding van de Heere Jezus en de uitstorting van de Heilige Geest al in vervulling zijn gegaan. Zijn fysieke wederkomst met alle beloften van Israëls herstel, zouden slechts geestelijk opgevat moeten worden. Echter alleen al het simpele feit dat de Heere spreekt over ‘sommigen’ van Zijn discipelen die Zijn komst in Zijn koninkrijk zullen zien, sluit zo’n theologisch raamwerk uit. Deze ‘sommigen’ blijken Petrus, Jakobus en Johannes te zijn. Alleen zij mochten met Hem de berg betreden om daar Zijn glorieuze verschijning te aanschouwen. Petrus mag dan kort daarvoor - op basis van een openbaring van de Vader - beleden hebben dat Jezus de Christus, de Zoon van de levende God is (Matt. 16:16-17), nu mag hij die waarheid met eigen ogen aanschouwen. Zo ook Johannes, die later in zijn evangelie schrijft: “wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid” (Joh. 1:14). Tot die tijd hadden de discipelen namelijk de opdracht: “Vertel niemand van wat u gezien hebt, totdat de Zoon des mensen opgewekt is uit de doden” (Matt. 17:9).
Preview
Wat de drie discipelen zagen, kunnen we als een ‘preview’ beschouwen van ‘de komst van Zijn koninkrijk met kracht’ en de Koning, Wiens “gezicht straalde als de zon en Zijn kleren werden wit als het licht” (Mark. 9:1; Matt. 17:2). Precies zoals Johannes Hem later weer zou ontmoeten: “Zijn gezicht was zoals de zon schijnt in haar kracht” (Opb. 1:16).
Hoewel we dus niet weten welke berg het was, schrijft Petrus in zijn brief over ‘een heilige berg’. “Want wij zijn geen kunstig bedachte verzinsels gevolgd, toen wij u de kracht en de komst van onze Heere Jezus Christus bekendmaakten, maar wij zijn ooggetuigen geweest van Zijn majesteit. Want Hij heeft van God de Vader eer en heerlijkheid ontvangen, toen een stem als deze van de verheven heerlijkheid tot Hem kwam: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb. En deze stem hebben wij gehoord, toen deze vanuit de hemel kwam, terwijl wij met Hem op de heilige berg waren” (2 Pet. 1:16-18). Petrus voegt hier nog enkele belangrijke elementen toe:
• Door het een heilige berg te noemen, legt hij een verband met Psalm 2: “Ik heb Mijn Koning toch gezalfd over Sion, Mijn heilige berg” (vs. 6; vgl. Ps. 3:5; 15:1; 43:3; 99:9; Jes. 11:9; Joël 3:17, enz.).
• Dat de prediking van de apostelen over de kracht en de komst van de Messias niet op ‘kunstig bedachte verzinsels’ kon zijn gebaseerd, bewijst hij ten slotte met: “wij zijn ooggetuigen geweest van Zijn majesteit” en “een stem als deze van de verheven heerlijkheid tot Hem kwam: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb.” Daarmee geeft hij trouwens impliciet antwoord op de vraag waarom Jezus drie discipelen mee de berg op nam, immers ‘in de mond van twee of drie getuigen zal elk woord vaststaan’ (Matt. 18:16).
Hoge berg
Behalve dat Petrus spreekt over een heilige berg, noemen Mattheüs en Markus het ook een hoge berg (Matt. 17:1; Mark. 9:2), vandaar dat sommigen aan de berg Hermon denken. Het lijkt echter een aanduiding voor het Messiaanse perspectief dat achter deze geschiedenis schuilgaat: “want op Mijn heilige berg, op de hoge berg van Israël, spreekt de Heere HEERE, daar zal heel het huis van Israël Mij in het land dienen, in zijn geheel” (Ezech. 20:40). Wie denkt hier niet aan de bekende profetie van Jesaja, die Micha (4:1,2) ter bevestiging herhaalt: “Het zal in het laatste der dagen geschieden dat de berg van het huis van de HEERE vast zal staan als de hoogste van de bergen, en dat hij verheven zal worden boven de heuvels, en dat alle heidenvolken ernaartoe zullen stromen. Vele volken zullen gaan en zeggen: Kom, laten wij opgaan naar de berg van de HEERE, naar het huis van de God van Jakob; dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen, en zullen wij Zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan, en het woord van de HEERE uit Jeruzalem” (Jes. 2:2-3).
Mozes en Elia
Wat de verheerlijking op de berg tevens zo bijzonder maakt, is de verschijning van Mozes en Elia, “die met Hem spraken over Zijn heengaan, dat Hij zou volbrengen in Jeruzalem” (Luk. 9:30-31). Het woord ‘volbrengen’ (Gr. plero) heeft de betekenis van vol maken en duidt op het verzoenend lijden en sterven dat in Jeruzalem volbracht (Gr. teleo: ‘voleindigd’) moest worden (Joh. 19:30). Opvallend dat terwijl Mozes en Elia over deze beladen periode van lijden spraken, Zijn discipelen - zoals ook later in de hof van Gethsémané - in slaap waren gevallen (Luk. 9:32). Eenmaal wakker geworden, is het Petrus (wie anders?) die oppert om drie tenten te bouwen, “echter” – zo commentarieert Lukas – “hij wist niet wat hij zei”. En dat blijkt ook wel uit het volgende vers: “Terwijl hij dit zei, kwam er een wolk, en die overschaduwde hen. Zij werden bevreesd toen zij de wolk ingingen” (9:34). Petrus was al eerder door de Heere vermaand niet bedacht te zijn op de dingen van God, maar op de dingen van de mensen (Matt. 16:23). Het is namelijk onwaarschijnlijk dat het een gewone wolk was die hen overschaduwde. Veel aannemelijker is de gedachte dat het de Sjechina betreft, de wolk waarin de HEERE in heerlijkheid verscheen (Exod. 16:10). De wonderlijke wolk die gelijktijdig duisternis was en de nacht verlichtte tijdens Israëls doortocht door de Schelfzee (Exod. 14:20). De wolk die de berg bedekte, toen Mozes de berg beklom en de heerlijkheid van de HEERE op de berg Sinaï rustte (Exod. 24:15, 16). De wolk die de tempel vervulde, zodat de priesters vanwege de heerlijkheid van de HEERE, er niet langer dienst konden doen
(1 Kon. 8:10,11). De wolk die eens in de te herbouwen tempel zal terugkeren (Ezech. 43:1-5).
Terugkeer van Mozes en Elia
Afdalend van de berg vragen de discipelen: “Waarom zeggen de schriftgeleerden dan dat Elia eerst moet komen?” waarop de Heere antwoordt: “Elia zal wel eerst komen en alles herstellen” (Matt. 17:10-11). Hij bevestigt daarmee de profetie van Maleachi 4:5: “Zie, Ik zend tot u de profeet Elia, voordat de dag van de HEERE komt, die grote en ontzagwekkende dag”. Maar dat niet alleen, de Heere geeft een belangrijke aanwijzing: “Ik zeg u echter dat Elia al gekomen is, en ze hebben hem niet erkend, maar ze hebben met hem gedaan alles wat ze wilden; zo zal ook de Zoon des mensen door hen lijden”. En daarmee kregen ze antwoord op hun vraag: “Toen begrepen de discipelen dat Hij tot hen over Johannes de Doper gesproken had.”
Maar het antwoord op die vraag, leidt weer tot een andere vraag: is dan de profetie van Maleachi vervuld in Johannes de Doper, wiens leven evenals die van de Heiland in een gewelddadige dood eindigde? Ook op die vraag gaf de Heere al eerder een belangrijke aanwijzing: “Want al de profeten en de Wet hebben tot Johannes toe geprofeteerd. En als u het wilt aannemen: hij is Elia, die komen zou. Wie oren heeft om te horen, laat hij horen” (Matt. 11:13-15). Was Johannes Elia? Ja, maar wel op voorwaarde dat het volk oren zou hebben om te horen en Johannes’ boodschap en bediening zou (h)erkennen. Zowel de Heere Jezus, als Zijn wegbereider (Johannes), werden door de meerderheid van het volk afgewezen. Maar daarmee was hun bediening niet ten einde.
Evenals de Messias, zullen ook Mozes en Elia, opnieuw op het wereldtoneel verschijnen. In Openbaring 11 lezen we over twee getuigen, wiens namen niet worden genoemd, maar waar we het weer met een belangrijke aanwijzing richting Elia en Mozes moeten doen: “Zij hebben macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen zal vallen in de dagen dat zij profeteren. En zij hebben macht over de wateren om die in bloed te veranderen, en de aarde te treffen met allerlei plagen, zo vaak zij dat willen” (Opb. 11:6, vgl. resp. 1 Kon. 17; Jak. 5:17, 18 en Exod. 7:8,19). Ten slotte is er nog de opmerkelijke parallel tussen de twee getuigen en de Heere Jezus: na drieënhalve dag worden de twee getuigen teruggebracht uit de dood, om evenals de Heere in een wolk naar de hemel te gaan. Tja, wie oren heeft om te horen, laat hij horen!
Noten:
1. Dit lijkt tegenstrijdig, maar Lukas schrijft‘ ongeveer’, dus niet exact en zijn berekening kan inclusief delen van twee dagen zijn: die van het gesprek en die van de gebeurtenis zelf.
Deel dit artikel via