De teksten die we uit Psalm 118 nader willen bekijken, zijn de verzen 22 en 23: “De steen die de bouwers verworpen hadden, is tot een hoeksteen geworden. Dit is door de HEERE geschied, het is wonderlijk in onze ogen.”
In Psalm 118 vinden we twee belangrijke teksten die in het Nieuwe Testament meerdere keren terugkomen. Voordat we daar verder op ingaan, bekijken we eerst de context.
Psalm 118 is de laatste van een serie van zes psalmen die de Hallel wordt genoemd. De eerste vijf beginnen en eindigen met ‘Halleluja’ of ‘Loof de HEERE’ en worden tijdens de sedermaaltijd op de avond van Pesach gezongen. Ook in de dagen van de Heere Jezus bestond deze traditie. We lezen dan ook in de evangeliën: “en toen zij de lofzang gezongen hadden vertrokken ze naar de Olijfberg” (Matt. 26:30; Mark. 14:26). Psalm 118, de zesde en laatste in de rij, begint en eindigt in de grondtekst met ‘breng dank aan de HEERE’. Het zijn deze dankwoorden die de Heere vlak voor Zijn lijden en sterven heeft gezongen!
Kerntekst
In deze prachtige Psalm vinden we ook het middelste vers van onze Bijbel, namelijk vers 8: “Het is beter tot de HEERE de toevlucht te nemen dan op (de) mensen te vertrouwen.” Dat woord ‘vertrouwen’ vinden we voor de eerste keer in Deuteronomium 28:52, waar het gaat om muren die bescherming bieden tegen de vijand. Wat is het toch een geweldige waarheid om te mogen geloven dat je altijd bij Hem terecht kunt, naar de Heere kunt vluchten als er een bedreiging is. In de bovenstaande tekst gaat het er trouwens niet om dat we mensen niet moeten vertrouwen. Jammer genoeg zien we in onze samenleving bij velen dat vertrouwen, op allerlei terreinen, heeft plaatsgemaakt voor wantrouwen. En dat is in feite de dolksteek voor de omgang met elkaar. Laten we toch vooral vanuit het vertrouwen op onze God de mensen om ons heen benaderen.
De steen
De teksten die we uit Psalm 118 nader willen bekijken, zijn de verzen 22 en 23: “De steen die de bouwers verworpen hadden, is tot een hoeksteen geworden. Dit is door de HEERE geschied, het is wonderlijk in onze ogen.” Deze verzen worden door de Heere Jezus vlak voor Zijn lijden en sterven aangehaald. Ze worden in de drie synoptische evangeliën altijd in dezelfde context beschreven (Matt. 21:42; Mark. 12:10 en Luk. 20:17).
De Heere Jezus is in gesprek of zelfs in discussie met de Joodse leiders die Hem vragen van wie Hij de bevoegdheid heeft gekregen om deze dingen te doen (handelswijze en uitspraken). Dan vertelt Hij een gelijkenis over iemand die een wijngaard plant, er een omheining omheen zet, een wijnpersbak graaft en een toren bouwt. Hij grijpt hierbij terug op de Tenach en wel op Jesaja 5. Daar is ‘Mijn Beminde’ de eigenaar van een wijngaard die Hij helemaal inricht in de hoop op goede vruchten. In Jesaja 5 gaat het om de opbrengst van de wijnstokken, in deze gelijkenis om de houding en het gedrag van de landbouwers aan wie de wijngaard is verhuurd.
Allebei voldoen ze niet aan de verwachting van de Eigenaar, namelijk de God van Israël. Als Hij een slaaf naar de landbouwers stuurt om Zijn deel van de opbrengst te ontvangen, dan wordt de slaaf geslagen en met lege handen teruggestuurd. Naarmate de tijd verstrijkt, neemt het geweld van de landbouwers toe, een slaaf wordt gestenigd en de ene na de andere slaaf wordt verwond en sommigen van hen worden gedood. Wat een geduld heeft de Eigenaar toch met de landbouwers dat Hij zoveel slaven stuurt!
Voor de Eigenaar is er dan nog een laatste optie, namelijk om zijn zoon te sturen. Hij verwacht dat de landbouwers voor hem ontzag zullen hebben. Maar zij zien hem komen en zeggen tegen elkaar: ‘Dit (Deze) is de erfgenaam. Kom, laten we hem doden en de erfenis zal van ons zijn.’ Zodra de zoon bij de landbouwers komt, grijpen en doden ze hem en werpen hem weg buiten de wijngaard.
Na het oordeel over de landbouwers te hebben aangegeven, haalt de Heere de twee verzen uit Psalm 118 aan. Hij zegt tegen de leiders van Israël: “Hebt u nooit gelezen in de Schriften” (Matt. 21:42)? Zij zongen deze woorden tijdens iedere sedermaaltijd: ‘De steen die de bouwers verworpen hadden, ...’! De steen uit de psalm wijst naar de zoon uit de gelijkenis, en die wijst natuurlijk weer naar de Zoon, de Heere Jezus.
Er is nog een interessante woordspeling, zoon is in het Hebreeuws ‘ben’ en steen ‘eben’. De eerste letter van de steen is een aleph, de eerste letter van het Hebreeuwse alfabet. In het woord ‘steen’ kunnen we dus een heenwijzing vinden naar de Zoon, Die de Eerste is Het gaat om een cruciale, heel belangrijke steen, die we in de Tenach tegenkomen zoals in 1 Samuel 7:10-12, waar Eben-Haëzer (lett.: steen de hulp) verwijst naar Gods ingrijpen ten behoeve van Zijn volk Israël. Later zien we een steen die Goliath zijn leven kost en oorzaak is van Israëls bevrijding (1 Sam. 17:49).
De landbouwers en de bouwlieden wijzen naar de leiders van het Joodse volk. De Heere had al diverse keren over de verwerping door hen gesproken zoals in Markus 8:31 en Lukas 9:22. Het eerste gedeelte van de zin in Mattheüs 21:42 wijst dus naar de verwerping en het lijden van de Zoon van God, de Messias, Die in de eerste plaats voor Israël kwam. Die verwerping was al in de Tenach in beelden terug te vinden bij onder andere Jozef, die door zijn broers werd verworpen/verkocht, maar ook bij Jeremia, die door zijn eigen volksgenoten met de dood werd bedreigd (Jer. 11:19, 21).
De bouwlieden typeren de leiders van het volk die de taak hadden om het volk (op) te bouwen door het onderwijs van het Woord van God. Zij waren echter afgedwaald van hun taak en er was een enorme kloof ontstaan tussen het volk en zijn leiders. Die spraken heel neerbuigend over het volk in Johannes 7:49: “Maar deze menigte, die de wet niet kent, is vervloekt.” Er werd niet gebouwd. Maar toen de Zoon kwam, Die als bouwer aan de slag ging door het onderwijs vanuit het Woord (Hebr. 3:3), zagen de bouwers hun eigen positie bedreigd en namen ze maatregelen om die veilig te stellen.
Petrus komt hier ook nog op terug als hij voor de Joodse raad staat en wordt ondervraagd inzake de genezing van de verlamde man. Hij zegt dan: “Deze Jezus is de steen die door u, de bouwers, veracht werd, maar Die de hoeksteen geworden is” (Hand. 4:11). Later schrijft hij in zijn brief: “De steen die de bouwers verworpen hebben, die is (de) hoeksteen geworden, en een steen des aanstoots en een struikelblok; voor hen namelijk die zich aan het Woord stoten, door ongehoorzaam te zijn, waartoe zij ook bestemd zijn” (1 Pet. 2:7 en 8).
De hoeksteen
We hebben gezien dat het verwerpen van de steen is vervuld in de kruisiging van de Heere Jezus, en spreekt over Zijn lijden en dood. God zij dank volgde er op die dood de opstanding. Het lichaam dat in het graf was gelegd, is in een andere hoedanigheid opgestaan; de steen is tot hoeksteen geworden. Een hoeksteen is cruciaal bij de bouw van een bouwwerk. Het is de bepalende steen, soms van een andere (betere) steensoort, die op de hoek van het fundament wordt geplaatst. Hij dient als richtsnoer voor het fundament en de muren. Er is in principe maar één zo’n steen in het bouwwerk te vinden, en hij wordt ook als eerste gelegd.
Bouwactiviteiten
Er wordt in de Bijbel heel wat gebouwd. In Genesis 4:17 lezen we dat Kaïn een stad bouwt, en sinds die tijd zijn er veel steden gebouwd die natuurlijk vol stonden met gebouwen. De bouwmethoden zullen zich door de tijd heen verder hebben ontwikkeld, en het is bijzonder om te zien dat God vanaf het begin de mens ertoe bekwaamd heeft om te bouwen.
Als we in ons eigen land kijken, zien we nog gebouwen staan die honderden jaren oud zijn. Sommigen dateren uit de Middelleeuwen en de conclusie is dat er in het verleden veel degelijker werd gebouwd dan nu. In die oude gebouwen zullen we ook hoekstenen aantreffen zoals die in Gods Woord al worden genoemd.
De grote bouwer
Voordat Kaïn zijn stad bouwde, was het God Zelf door Wie al bouwactiviteiten hadden plaatsgevonden. Hij bouwde onder andere de aarde en daar wordt ook al gesproken over een hoeksteen. In Job 38:4-7 antwoordt de HEERE Job en stelt hem een paar vragen: “Waar was u toen Ik de aarde grondvestte? Maak het bekend, als u echt inzicht hebt. Wie heeft haar afmetingen bepaald? U weet het immers wel. Of wie heeft het meetlint over haar uitgespannen? Waarop zijn haar pijlers neergezonken? Of wie heeft haar hoeksteen gelegd, toen de morgensterren samen vrolijk zongen, en al de kinderen van God juichten?” In het boek Job hebben we te maken met poëtische taal waarin op een bepaalde manier waarheden worden weergegeven. Dat gebeurt zeker in dit hoofdstuk, waar soms blijkt dat je het geschrevene niet letterlijk moet nemen. Dat is ook zo met de hoeksteen en het verband waarin hij wordt genoemd. Die hoeksteen heeft te maken met het grondvesten van de aarde; het is niet zo dat er ergens een hoeksteen in het fundament ligt. God wil hier in bouwtermen duidelijk maken dat Hij alles heeft bepaald en gemaakt.
Verwijzing
De hoeksteen die Hij noemt, zou evenwel een verwijzing kunnen zijn naar God de Zoon, de Messias, Die de Basis is van alles. Hij staat aan de basis van de schepping, zoals blijkt uit Johannes 1:1-3: “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is.” En in Kolossenzen 1:15-16 en 18b staat: “Hij is het Beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de schepping. Want door Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten; alle dingen zijn door Hem en voor Hem geschapen... opdat Hij is alles de Eerste zou zijn.”
Hij is als het ware de Hoeksteen van de aarde, die aan de mensen gegeven is om te bewonen. Hij staat aan de basis van de aarde, met alles wat daar op en in is, en Hij is het Begin van ons bestaan. Het gaat in dit verband om Hem voordat Hij mens werd. Als mens is Hij de verworpen steen, Die als de Levende tot hoeksteen is geworden. Vanaf Zijn opstanding wordt er opnieuw gebouwd.
Een geestelijk gebouw
Ook nu wordt er gebouwd en dat bouwwerk van God is de Gemeente, het Lichaam van Christus. Paulus schrijft in Efeze 2:19-22: “Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in de Heere; op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de Geest.”
Het is God Die bouwt, maar Hij gebruikt daar ook mensen voor. In de eerste plaats natuurlijk de Mens Christus Jezus, als hoeksteen van het fundament van dit geestelijke gebouw, maar daarnaast ook onder andere Paulus, die in 1 Korinthe 3:10 zegt: “Overeenkomstig de genade van God die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fundament gelegd en een ander bouwt daarop. Ieder dient er echter op toe te zien hoe hij daarop bouwt.” De Gemeente bestaat uit gelovige Joden en heidenen die door het werk van de Messias Jezus tot één zijn gemaakt. Samen vormen zij een gebouw, gefundeerd op de Hoeksteen.
Een ander gebouw
De apostel Petrus spreekt over een geestelijk huis dat gebouwd wordt als hij schrijft: “kom naar Hem toe als naar een levende steen, die wel door de mensen verworpen is, maar bij God uitverkoren en kostbaar, dan wordt u ook zelf, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis, tot een heilig priesterschap, om geestelijke offers te brengen, die God welgevallig zijn door Jezus Christus. Daarom staat er in de Schrift: Zie, Ik leg in Sion een hoeksteen die uitverkoren en kostbaar is; en: Wie in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden” (1 Pet. 2:4-6).
Petrus haalt een tekst aan uit Jesaja 28:16 en als je die in het verband leest, kun je zien dat deze woorden vervuld zullen worden in de toekomst als de HEERE ingrijpt in deze wereld. De apostel schrijft aan Joden, en het lijkt erop dat het uiteindelijk om Joden gaat die in die toekomstige tijd zullen leven. Zij zijn in de verstrooiing en hebben met veel vervolging te maken (zie 1 Pet. 1:1 en 6,7). Het gaat om een hoeksteen in Sion! Die hoeksteen verwijst natuurlijk ook hier naar Jezus de Messias, en Sion naar de stad van de koning. In Psalm 2:6 staat: “Ik heb Mijn Koning gezalfd over Sion, Mijn heilige berg.”
Ook het koninkrijk van God is een gebouw dat door Hem wordt gebouwd en waar dan ook een fundament is met een hoeksteen, namelijk de Zoon. Hij is de Hoeksteen van al Gods bouwprojecten. Israël wordt vaak als huis aangeduid, dat wordt dan gebruikt in de zin van geslacht, familie, maar ook daarin zit het bouwprincipe. Een huis of familie wordt gebouwd door de (eerstgeboren) zoon. Daarom is het krijgen van een zoon ook zo belangrijk in de Schrift. Het Hebreeuwse woord voor bouwen ‘banah’ is ook nauw verwant aan het woord ‘ben’ (zoon).
Als de Heere Jezus terugkomt voor Zijn volk lezen we in Jeremia 31:33: “Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn.”
Het ultieme gebouw
Dat koninkrijk van God zal uiteindelijk overgaan naar de nieuwe aarde. Daar staat een bijzondere stad centraal, die we in Openbaring beschreven vinden, namelijk het Nieuwe Jeruzalem. Die stad was zelfs bij Abraham al bekend, want er staat in Hebreeën 11:10: “Want hij verwachtte de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Bouwer en Ontwerper is”, en in vers 16b: “Want Hij had voor hen een stad gereedgemaakt.”
God is de Bouwer van deze unieke stad, waarin blijkbaar de oudtestamentische gelovigen, maar ook het gelovig Israël van het Koninkrijk en de Gemeente zullen wonen. De hoeksteen van dit gebouw, dat voor eeuwig zal bestaan (!), wordt niet als zodanig beschreven. Hij is echter wel degelijk en heel zichtbaar aanwezig, want er staat in Openbaring 22:3-4: “En de troon van God en van het Lam zal daar zijn, en Zijn dienstknechten [=Israël] zullen Hem dienen, en zullen Zijn aangezicht zien, en Zijn Naam zal op hun voorhoofd zijn.”
Het werk van de Heere
Na de woorden over de steen, staat er dat dit door de HEERE is geschied, te weten dat die verworpen steen tot hoeksteen is geworden. De verwerping van de Messias en Zijn opstanding is door de HEERE zo gepland. Daarvan getuigt Petrus als hij zegt: “deze Jezus, Die overeenkomstig het vastgestelde raadsbesluit en de voorkennis van God overgegeven is, hebt u gevangengenomen en door de handen van onrechtvaardigen aan het kruis gespijkerd en gedood. God heeft Hem echter doen opstaan” (Hand. 2:24). Wat een wonderlijk handelen van de HEERE om op die manier zondaren te kunnen redden en Zijn plan met deze wereld tot een goed einde te brengen. “Breng dank aan de HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is voor eeuwig” (Ps. 118:29).
Deel dit artikel via