Vluchten naar de vrijstad

Van WIJck vrijsteden.png Naar overzicht Print pagina

De Wet laat Gods volkomen rechtvaardigheid en genade zien. Een prachtig voorbeeld daarvan zijn de vrijsteden, een uniek onderdeel van het rechtssysteem dat God voor Zijn volk had uitgewerkt. En dat niet alleen. Ze laten ons ook iets zien van Gods genade die Hij in de Heere Jezus aan de mensheid heeft betoond.

Nog voordat het volk Israël het beloofde land intrekt, wijst God zes vrijsteden aan. Deze Levitische steden moesten een toevlucht vormen voor iemand die onopzettelijk een ander doodde. Zo kon hij ontkomen aan de bloedwreker, een familielid die de dood van zijn naaste mocht wreken (Num. 35:19-27). Dit familielid is een ‘goël hadam’ of bloedwreker. Het begrip ‘goël’ (losser) gebruikt de Bijbel ook in positieve zin. Een mooi voorbeeld daarvan vinden we in het boek Ruth, waar Boaz de losser is en Ruth en Naomi helpt hun land te behouden.

De vrijsteden waren een veilige haven, dichtbij voor diegene voor wie het altaar in de tempel, de oorspronkelijke vrijplaats, te ver weg was (vgl. Exod. 21:12-14; Deut. 19:6). De steden lagen dan ook zo over het land verspreid dat er altijd één in de buurt was, drie aan elke zijde van de Jordaan (Num. 35:14).

Eenmaal in de vrijstad aangekomen, moet de gemeenschap daar zorgen voor een eerlijke rechtszaak (Num. 35:12). Als blijkt dat hij iemand opzettelijk heeft vermoord, wordt hij alsnog uitgeleverd aan de bloedwreker. Maar als het onopzettelijk is geweest, dan moeten de inwoners hem beschermen en blijft hij veilig in de stad wonen tot de dood van de hogepriester (Num. 35:25). Zo komen in dit rechtssysteem twee principes prachtig samen: zorg voor de familie en bescherming voor de onschuldige. Er is gerechtigheid, maar ook genade. Zo geven de vrijsteden ons prachtig inzicht in de volkomen rechtvaardigheid van God.

Weidser uitzicht

Maar de vrijsteden geven ons ook een weidser uitzicht. De woorden die Exodus gebruikt om de onopzettelijkheid van de moord te beschrijven zijn opvallend: “Maar voor het geval dat hij het er niet op toelegde, maar God het zijn hand liet overkomen, zal Ik voor een plaats voor u zorgen waar hij naartoe kan vluchten” (Exod. 21:13).

De bewoording doet sterk denken aan wat Petrus zegt over het sterven van de Heere Jezus: “En nu weet ik, broeders, dat u het uit onwetendheid gedaan hebt, evenals uw leiders, maar God heeft op die manier vervuld wat Hij bij monde van al Zijn profeten aangekondigd had, namelijk dat de Christus lijden zou” (Hand. 3:17-18). Achter de onopzettelijkheid en onwetendheid van de mens gaat Gods hand schuil.

Uiteindelijk ligt het leven niet in mensenhanden, maar in Gods handen. En hoewel dat ook vragen kan oproepen, mag het ons bovenal vertrouwen geven. Dat geldt in het bijzonder voor het sterven van Christus. Hoewel de mens daar zeker schuldig aan is, is het in de eerste plaats de Heere Jezus Zelf Die in gehoorzaamheid aan de Vader Zijn leven heeft afgelegd (Joh. 10:17-18).

Veilig bij de hogepriester

De vrijsteden laten ons tegelijkertijd ook iets zien van wat Jezus’ offer voor ons teweeg heeft gebracht. Iemand die naar de vrijstad vluchtte, mocht daar veilig wonen tot de dood van de hogepriester. Ook onze veiligheid ligt in onze grote Hogepriester: “... wij die bij Hem de toevlucht genomen hebben om de hoop die voor ons ligt, vast te houden. Deze hoop hebben wij als een anker voor de ziel, dat vast en onwrikbaar is en reikt tot in het binnenste heiligdom, achter het voorhangsel. Daar is de Voorloper voor ons binnengegaan, namelijk Jezus, Die naar de ordening van Melchizedek Hogepriester geworden is tot in eeuwigheid” (Hebr. 6:18b-20).

Zoals de doodslager de hoorns van het altaar mocht vastgrijpen, zo hebben wij onze toevlucht tot Hem genomen en houden wij vast aan de hoop. In die vrijstad mogen wij voor altijd blijven want, “deze Priester is, nadat Hij één slachtoffer voor de zonden geofferd had, tot in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand van God” (Hebr. 10:12).

Wanneer we de vrijstad zien als een beeld van onze toevlucht bij Christus, dan komen er nog een aantal mooie parallellen naar voren. De vrijstad was een wijkplaats voor ‘Israëliet, vreemdeling en bijwoner’ (Num. 35:15). Zo is er ook “gerechtigheid van God door het geloof in Jezus Christus, tot allen en over allen die geloven, want er is geen onderscheid” (Rom. 3:22).

Zodra iemand de vrijstad voortijdig verliet, was hij weer vogelvrij. Zo draagt de Heere Jezus Zijn volgelingen ook op ‘in Hem te blijven’ (Joh. 15:4), want ‘er is geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn’ (Rom. 8:1). En net zoals de vrijsteden verspreid over het land lagen, en zo voor iedereen goed te bereiken waren, is ook onze redding niet ver weg: “Dicht bij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord van het geloof, dat wij prediken: Als u met uw mond de Heere Jezus belijdt en met uw hart gelooft dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult u zalig worden” (Rom. 10:8-9). Iemand die de Heere Jezus niet als toevlucht kent, hoeft maar één stap richting Hem te zetten om gered te worden. De afstand tussen God en ons is al door de Heere Jezus Zelf overbrugd.

Het Joodse volk

Opvallend is dat in alle genoemde teksten het Joodse volk vooraan staat. Bij de vrijsteden wordt toegevoegd dat ze naast de Israëlieten, ook voor vreemdeling en bijwoner waren. Wanneer Petrus in Handelingen 3 spreekt over Gods hand in het lijden richt hij zich tot ‘Israëlitische mannen’ (Hand. 3:12). De Hebreeënbrief waar we uit citeerden is, zoals de naam al aangeeft, geadresseerd aan Joden. En ook de Romeinenbrief zegt dat het Evangelie ‘eerst voor de Jood’ is (Rom. 1:16).

Het is een aanmoediging om ook in deze tijd in de eerste plaats het Joodse volk te wijzen op die veilige toevlucht: hun eigen Messias. Laten we bidden dat ze zich aan Hem zullen vasthouden, zoals men de hoorns van het altaar vastgreep. Dat ze met Zacharias zullen zeggen: “Geprezen zij de Heere, de God van Israël, want Hij heeft naar Zijn volk omgezien en er verlossing voor tot stand gebracht. En Hij heeft een hoorn van zaligheid voor ons opgericht in het huis van David, Zijn knecht” (Luk. 1:68-69).

Deel dit artikel via


Meer van zulke artikelen lezen?

Neem voor slechts € 12,50 p.j. een abonnement op IB Magazine. Het magazine bevat o.a. getuigenissen van Messiaanse Joden, interessante Bijbelstudies, nieuws, verhalen van de Bijbelverspreiding en achtergrondartikelen. Of abonneer u gratis op onze digitale nieuwsbrief.

Gratis nieuwsbrief IB Magazine

Sluiten