De Arabische Joden, ook wel Musta’arabiem genoemd, zijn die Joden die Arabisch als moedertaal hebben en in landen wonen of hebben gewoond waar Arabisch wordt gesproken.
De Arabische wereld strekt zich uit van Marokko in Noord-Afrika tot en met het Midden-Oosten tot aan Irak en Jemen. Je zou ze dus ook Joden onder de islam kunnen noemen, maar dat klopt ook niet helemaal. In islamitische landen als Turkije en Perzië (Iran), waar ooit ook grote Joodse gemeenschappen waren, worden heel andere talen gesproken en is er ook heel andere cultuur dan in de Arabische landen. Het land Israël ligt wel weer in dit gebied en de geschiedenissen uit het Oude Testament hebben zich vooral hier afgespeeld. En dat heeft de houding van de Arabieren tegenover hun Joodse buren bepaald.
Voor de zevende eeuw na Christus was het Arabisch een onbekende taal. Dit veranderde door Mohammed (570-632) en zijn nieuwe religie. Na zijn dood veroverden zijn volgelingen het gehele Arabisch Schiereiland en daarna binnen enkele tientallen jaren een groot gedeelte van de toenmalige wereld. Het Arabische Rijk omvatte op haar hoogtepunt Spanje, Noord-Afrika, het Midden-Oosten en grote delen van Centraal-Azië en India. In die tijd leefde de meerderheid van het Joodse volk onder islamitisch bestuur. Geleidelijk namen de Joden het Arabisch over van de veroveraars. Alleen die Joden die in het afgelegen en onherbergzame Koerdistan en in het Atlasgebergte van Marokko woonden, bleven respectievelijk Aramees en Berbers spreken. Net als bij het Jiddisch (Duits Joods) en bij het Ladino (Spaans Joods) schreef men het Arabisch met Hebreeuwse letters.
De islam heeft altijd een ambivalente houding tegenover de Joden ingenomen. Anders dan in Europa, waar de Joden meestal de enige niet-christelijke minderheid vormden, hadden de Arabieren te maken met twee groepen minderheden: Joden en christenen. Beiden werden als tweederangsburgers (Dhimmi’s) beschouwd en leden onder discriminatie en vervolging. Weliswaar waren zij volkeren van het Boek, maar omdat de islam zichzelf als de laatste en volmaakte openbaring van Allah zag, vonden zij dat de christenen en Joden ook hun godsdienst moesten belijden. Het verschil was wel, zo meende men, dat de christenen indertijd misleid waren door hun geestelijke leiders, en daarom niet beter wisten. De Joden daarentegen wisten volgens hen wel beter, maar bleven toch moedwillig de islam afwijzen.
Andere factoren speelden ook een rol. Zo zien de Arabieren zichzelf als afstammelingen van Ismaël. De Tempelberg in Jeruzalem wordt door moslims als heilig beschouwd, omdat Mohammed hier ten hemel zou zijn gevaren. De Koran noemt Abraham, die op de berg zijn zoon moest offeren, de eerste moslim. De naam van zijn zoon wordt in de Koran niet genoemd, maar men gaat ervanuit dat het Ismaël was. Zelfs in bekeringsgeschiedenissen van Arabische christenen kom ik nog wel tegen dat zij het moeilijk vinden om te begrijpen en te accepteren dat God de jongste zoon Izak heeft uitverkoren boven de oudste zoon Ismaël.
Antisemitisme en vervolging
Hoewel de Arabische wereld nooit een plaats als Auschwitz heeft gekend, was er wel vaak vervolging. In de eerste periode van de islam was het voor Joden een verbetering van hun leefsituatie. Voor die tijd werden ze onder het bestuur van de christelijke Byzantijnen vervolgd. Maar in de eerste eeuwen bloeide in Bagdad, de hoofdstad van dit islamitische rijk, de zogenaamde Arabisch islamitische cultuur. Joodse en christelijke vertalers werden ingehuurd om Griekse werken over de astronomie, de wiskunde, de geneeskunde en de filosofie (bijvoorbeeld Aristoteles) in het Arabisch te vertalen. Joden konden hoge posities bereiken, bijvoorbeeld als lijfarts van de kalief. Tot aan 1948 bezat Bagdad de grootste en meest welvarende Joodse gemeenschap van Irak.
Onder invloed van deze Arabisch islamitische cultuur gingen Joden ook zelf filosofische en wetenschappelijke werken in het Arabisch schrijven. De middeleeuwse filosoof Maimonides (1138-1204) schreef zijn belangrijkste werken, zoals een commentaar op de Misjna en zijn filosofische ‘Gids voor verdoolden’, niet in het Hebreeuws maar in het Arabisch. Pas later werden deze weer in het Hebreeuws vertaald.
Maar in latere tijden toen fanatieke moslims aan de macht kwamen, werden de Joden zwaar vervolgd. Vandaar dat in de 19e eeuw veel Joden uit de Arabische landen naar Zuid- en Midden-Amerika emigreerden. In de Tweede Wereldoorlog wisten de Duitsers delen van Noord-Afrika te bezetten, en waren de anti-joodse maatregelen uiteindelijk maar van korte duur. Maar in andere Arabische landen waren ook pogroms waarbij Joden vermoord werden en hun bezittingen in brand gestoken (al dan niet onder invloed van nazistische propaganda).
Het meest beruchte was die in 1941 in Bagdad (de zogenaamde Farhoed), waarbij meer dan 600 slachtoffers vielen en 12.000 huizen werden verwoest. Een kwart van de bevolking van Bagdad was in die tijd Joods (ruim 100.000 personen). Maar ook in de eeuwen ervoor kwamen regelmatig pogroms voor, zoals in Jemen in de 17e eeuw en in Marokko in Tetouan in 1790, Casablanca in 1907 en in Fez in 1465 en 1912.
Na de stichting van de staat Israël braken in meerdere landen pogroms uit. Ruim 800.000 Joden verlieten deze landen en emigreerden naar Israël en Frankrijk. Vandaag de dag zijn er in de Arabische wereld nog maar minuscule Joodse gemeenschappen over. In Tunesië zijn nog een aantal functionerende Joodse gemeenten, evenals in Marokko, waar we meerdere keren de Joodse gemeenschappen hebben bezocht. Tijdens deze reizen werden de Bijbels overal met dankbaarheid aanvaard. Hoewel de douanebeambten niet bepaald coöperatief waren (zie artikel: ‘Hier Koran, Bijbel nee’, red.).
Arabische Joden nu
De grootste gemeenschap van Arabischsprekende Joden vind je nu in Israël. Daarnaast kun je hen vinden in Argentinië (oorspronkelijk afkomstig uit Syrië en de Libanon) en in andere Zuid- en Midden-Amerikaanse landen; in Frankrijk (afkomstig uit Algerije) en in Amerika (vooral in New York en afkomstig uit Syrië, Egypte, Libanon en Marokko). In 1990 woonden ruim 11.000 Arabische Joden in New York. Dat een aantal van hen nog vasthield aan hun taal en cultuur, bleek na 11 september 2001. Want na de aanslagen op de Twin Towers werden Arabische Joden gearresteerd, omdat men hen ervan verdacht moslimterroristen te zijn.
Toch is er van de oorspronkelijke cultuur en taal maar weinig over. Het Judeo-Arabisch, dat in de vroege middeleeuwen door veel meer Joden werd gesproken dan het Jiddisch, is een verdwijnende taal. Volgens schattingen zijn er nog maar een kwart miljoen mensen die deze taal kunnen spreken. De verstandhoudingen met de Jiddischsprekende Joden waren ook niet altijd goed. Onder meer door verschillen in cultuur betwijfelden de Askenazische Joden of ze wel echte Joden waren.
Je kunt je afvragen of er ooit sprake is geweest van een overkoepelende cultuur. Dat zie je bijvoorbeeld in Israël waar de meeste Arabische Joden wonen. In hedendaagse opvattingen zijn bijvoorbeeld de Jemenitische Joden populair. Men wil bij wijze van spreken graag een Jemenitische schoondochter.
Deel dit artikel via