De brief van Jeremia aan de ballingen

Stier JEremia.jpg Naar overzicht Print pagina

De brief aan de ballingen in Jeremia 29 bevat opmerkelijke beloften en waarschuwingen. In dit artikel bestuderen we er een aantal.

Als we de naam Jeremia horen, denken we al snel aan de moeite en het verdriet van de profeet over zijn volk. Zelfs in ons taalgebruik is zijn naam doorgedrongen met ‘jeremiëren’ of een ‘Jeremia-ervaring’. Jeremia staat dan ook bekend als ‘de wenende profeet’ en ‘de profeet met het gebroken hart’. Zijn naam betekent echter: ‘door de HEERE aangesteld’. De toepassing van die naam komt onmiskenbaar tot uitdrukking in de eerste woorden die de HEERE tot Jeremia spreekt: “Voordat Ik u in de moederschoot vormde, heb Ik u gekend; voordat u uit de baarmoeder naar buiten kwam, heb Ik u geheiligd. Ik heb u aangesteld tot een profeet voor de volken” (1:5). Die wetenschap moet deze profeet uit het Levitisch geslacht (1:1) vaak gesteund hebben. Temeer gezien de moeilijke omstandigheden waarin hij zijn ambt, eenzaam en ongetrouwd, heeft moeten vervullen (Jer. 16:1-2). Zijn pijnlijke omstandigheden werden vooral veroorzaakt door de vele valse profeten die zijn boodschap tegenspraken. Zo klaagt de profeet: “Ach, Heere HEERE, zie, die profeten zeggen tegen hen: U zult geen zwaard zien en honger zult u niet krijgen, maar Ik zal u een duurzame vrede geven in deze plaats” (14:13). Dat deze ‘waarzeggers’ en ‘dromers’ (29:8) leugenachtige woorden spraken, bewijst de wegvoering van het volk naar Babel. Maar dat die ballingschap niet tot hun definitieve ondergang zou leiden, blijkt onder meer uit Jeremia’s brief aan de ballingen.

Historische achtergrond

Voor de historische achtergrond gaan we eerst even naar 2 Kronieken 36:20-21: “En wie overgebleven was van het zwaard, voerde hij [Nebukadnezar] weg naar Babel, en zij werden hem en zijn zonen tot slaven, tot het koninkrijk van Perzië ging regeren, om het woord van de HEERE, bij monde van Jeremia gesproken, te vervullen, totdat het land behagen zou scheppen in zijn sabbatsjaren. Het rustte al de dagen van de verwoesting, totdat de zeventig jaar vervuld waren.”

Een belangrijk element van Israëls ongehoorzaamheid was namelijk het negeren van een goddelijke instructie omtrent het beheer van het land, dat elk zevende jaar zou moeten rusten. Zo niet, dan gold de repercussie: “Ik zal u dan onder de heidenvolken verstrooien en Ik zal achter u een zwaard trekken. Uw land zal een woestenij worden en uw steden een puinhoop. Dan zal het land behagen scheppen in zijn sabbatsjaren, alle dagen dat het verwoest ligt en u in het land van uw vijanden bent. Dan zal het land rusten en zal het behagen scheppen in zijn sabbatsjaren” (Lev. 26:33-34). Het is die tijdperiode van zeventig jaar, die Jeremia in zijn brief opnieuw (ook in 25:11-12) mag bekendmaken: “Want zo zegt de HEERE: Voorzeker, pas wanneer zeventig jaren in Babel voorbij zijn, zal Ik naar u omzien en over u Mijn goede woord gestand doen, door u terug te brengen naar deze plaats” (Jer. 29:10).

En dan volgen de bekende woorden, die soms (goed bedoeld) uit hun context worden geciteerd: “Ik immers, Ik ken de gedachten die Ik over u koester, spreekt de HEERE. Het zijn gedachten van vrede en niet van kwaad, namelijk om u toekomst en hoop te geven.”

Natuurlijk mogen we als gelovigen in deze tijd weten dat God ons in Christus een hoopvolle toekomst garandeert, maar de context van deze woorden verplichten ons ze primair op de toekomst van Israël te betrekken.

Hoopvolle toekomst

Op de vraag, wanneer die hoopvolle toekomst in vervulling gaat, zijn in zekere zin drie antwoorden te geven die op drie verschillende tijdsfasen betrekking hebben.

1. De periode van ballingschap, waarover Jeremia aan zijn volksgenoten een troostrijke belofte mag schrijven: “Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël, tegen alle ballingen die Ik uit Jeruzalem naar Babel in ballingschap heb gevoerd: Bouw huizen en woon erin, leg tuinen aan en eet de vrucht ervan, neem vrouwen en verwek zonen en dochters, neem vrouwen voor uw zonen en geef uw dochters aan mannen, zodat zij zonen en dochters baren. Word daar talrijk en verminder niet in aantal. Zoek de vrede voor de stad waarheen Ik u in ballingschap heb gevoerd. Bid ervoor tot de HEERE, want in haar vrede zult u vrede hebben” (vers 4-7). Letterlijk staat er: “zoek de vrede van de stad waarin Ik u in ballingschap heb weggevoerd”. Kennelijk bewerkte de HEERE Zelf de vrede van die stad en droeg op die manier zorg voor de ballingen. In tegenstelling overigens tot degenen, die zich niet in de door God beschikte ballingschap wilden voegen. Voor hen gold: “En het zal gebeuren dat het volk of het koninkrijk dat hem, Nebukadnezar, de koning van Babel, niet wil dienen, en dat niet zijn nek wil geven onder het juk van de koning van Babel, dat volk– spreekt de HEERE– zal Ik straffen met het zwaard, met de honger en met de pest, totdat Ik hen omgebracht zal hebben door zijn hand” (Jer. 27:8).

2. De periode na de zeventig jaar ballingschap, ‘als de HEERE Zijn goede woord gestand zou doen door hen terug te brengen naar deze plaats’ (vers 10). Met de vervulling van deze belofte eindigt trouwens de Hebreeuwse Bijbel: “Zo zegt Kores, de koning van Perzië: Alle koninkrijken van de aarde heeft de HEERE, de God van de hemel, aan mij gegeven, en Hij is het Die mij heeft opgedragen om een huis voor Hem te bouwen in Jeruzalem, dat in Juda ligt. Wie er onder u ook maar tot al Zijn volk behoort – de HEERE, zijn God, zij met hem en laat hij optrekken” (2 Kron. 36:23).

Het betreft hier dus de periode van Ezra en Nehemia, waarin de Heere via deze Perzische koning de terugkeer van Zijn volk en de herbouw van Jeruzalem en de tempel faciliteerde (Ezra 6:3-5). Een belofte die de Heere trouwens al zo’n twee eeuwen daarvoor door de profeet Jesaja in detail had voorzegd en daarbij zelfs zijn naam (Kores) had vermeld (Jes. 45:13).

3. De ultieme hoopvolle toekomst, vervat in de belofte: “Dan zult u Mij aanroepen en heengaan, u zult tot Mij bidden en Ik zal naar u luisteren. U zult Mij zoeken en vinden, wanneer u naar Mij zult vragen met heel uw hart. Ik zal door u gevonden worden, spreekt de HEERE, Ik zal een omkeer brengen in uw gevangenschap en u bijeenbrengen uit alle volken en uit alle plaatsen waarheen Ik u verdreven heb, spreekt de HEERE, en Ik zal u terugbrengen naar de plaats vanwaar Ik u in ballingschap heb gevoerd” (Jer. 29:12-14).

Deze al door Mozes gegeven belofte (Deut. 4:29-30; 30:1-6) reikt dus veel verder dan het einde van de zeventig jaar ballingschap, die (zoals we zagen) in verband stond met de zeventig keer dat het land niet zijn wettelijk voorgeschreven sabbatsrust had gekregen. Hier gaat het om het moment waarop het hele volk (de twee en de tien stammen) zich met heel hun hart tot de HEERE zal wenden en Hij hen bijeen zal brengen uit alle volken waarheen de HEERE verdreven had. Of, zoals Jeremia 31:10 het zo kernachtig verwoordt: “Hij Die Israël verstrooid heeft, zal het weer bijeenbrengen en het hoeden, zoals een herder zijn kudde hoedt.”

Psalm 122

Opvallend zijn ten slotte zowel de overeenkomsten als de verschillen tussen de oproep van gebed in de brief van Jeremia en Psalm 122. In Jeremia’s brief luidt de oproep: “Zoek de vrede van de stad waarheen Ik u in ballingschap heb gevoerd. Bid ervoor tot de HEERE, want in haar vrede zult u vrede hebben” (vers 7). In Psalm 122 roept David op: “Bid om vrede voor Jeruzalem, laat het goed gaan met hen die u liefhebben”. Letterlijk staat hier ‘vrede van Jeruzalem’. Die vrede is er dan namelijk al, want Psalm 122 is een profetie over het door God herstelde Jeruzalem. De stad zal dan ‘hecht samengevoegd zijn, de stammen van de HEERE zullen er naar optrekken, om de Naam van de HEERE te loven. Daar zullen (in plaats van het huidige internationaal gerechtshof in Den Haag) de zetels van het recht, de zetels van het huis van David staan’ (vers 3-5). Wie met die vrede biddend zal instemmen, zal ook zelf die vrede mogen ervaren.

Maar die periode wacht dus nog op de vervulling van de belofte: “Dan zult u Mij aanroepen en heengaan, u zult tot Mij bidden en Ik zal naar u luisteren” (Jer. 29:12).

Wat een geweldige aanmoediging voor de wereldwijde verspreiding van die ‘veel langere Brief’: het complete Woord van God!

Deel dit artikel via


Meer van zulke artikelen lezen?

Neem voor slechts € 12,50 p.j. een abonnement op IB Magazine. Het magazine bevat o.a. getuigenissen van Messiaanse Joden, interessante Bijbelstudies, nieuws, verhalen van de Bijbelverspreiding en achtergrondartikelen. Of abonneer u gratis op onze digitale nieuwsbrief.

Gratis nieuwsbrief IB Magazine

Sluiten