Dit is een prikkelende vraag, waarop je als lezer ‘nee’ of misschien wel ‘ja’ zult antwoorden. Het hangt helemaal af van wat je verstaat onder ‘hetzelfde’.
Natuurlijk gaat het niet om dezelfde personen, want er is een kloof van tweeduizend jaar tussen de Farizeeën in Jezus’ tijd en de ultraorthodoxe Joden van vandaag de dag.
Wat deze vraag bedoelt, is of de religieuze leer en opvattingen van de Farizeeën uit de tijd van de Heere Jezus dezelfde zijn als van de orthodoxe Joden van nu. En kun je hen als de opvolgers beschouwen van de Farizeeën?
Je kunt het ook anders stellen. In de evangeliën lezen we regelmatig dat Jezus met Farizeeën en Schriftgeleerden in discussie gaat. De Heere laat Zich daarbij negatief over hen uit. Hij noemt hen huichelaars of hypocrieten, letterlijk toneelspelers (Matt. 6:2 vlg.), witgepleisterde graven (Matt. 23:27) en adderengebroed (Matt. 12:34). Zijn deze negatieve typeringen ook van toepassing op de ultraorthodoxe Joden van vandaag?
De opvolgers van de Farizeeën?
Je kunt een lijn trekken van het Farizese jodendom uit Jezus’ tijd naar het (ultra)orthodoxe jodendom van nu. De Farizeeën waren de enige stroming in het jodendom van die dagen die het verlies van de nationale staat en de verwoesting van Jeruzalem wisten te overleven. Andere stromingen, zoals de Sadduceeën, de Zeloten en de Essenen verdwenen en hielden op te bestaan. Dat kwam onder andere door de ‘mondelinge leer’. Dit zijn de geboden die niet rechtstreeks in de Thora staan, maar waarvan men gelooft dat ze al vanaf de tijd van Mozes mondeling zijn doorgegeven. Een voorbeeld hiervan is het verbod om melk en vlees in een maaltijd te eten. Veel meningsverschillen tussen de Heere Jezus en de Farizeeën en Schriftgeleerden betroffen voorschriften uit de mondelinge leer. Jezus was een gezagsgetrouwe Jood Die de Thora volgde. In een discussie over de echtscheiding (Matt. 19:1-9) verwijt Hij hen dat ze echtscheiding toestaan op andere gronden dan wat de Thora leert, namelijk op basis van overspel. Ook binnen het (ultra)orthodoxe jodendom is de mondelinge leer zeer belangrijk. Je zou ze dus op dit punt opvolgers van de Farizeeën kunnen noemen. Maar voor andere punten geldt dat juist helemaal niet.
Godsdienstige opvattingen
Zijn de godsdienstige opvattingen en leer van de Farizeeën uit Jezus’ tijd hetzelfde als die van de ultraorthodoxe Joden van nu? Daarop is het antwoord heel duidelijk: nee! Na het jaar 70 hebben de rabbijnen verder gediscussieerd over de mondelinge wet en dit uitgewerkt. Rond 200 n.Chr. werden de mondelinge voorschriften opgeschreven en zo ontstond de Misjna. En van daaruit ontstond onder andere de Babylonische Talmoed, die nu nog steeds door orthodoxe Joden wordt bestudeerd.
Wat opvalt, is dat de rabbijnen uit het Talmoedische tijdperk op veel punten heel anders dachten dan de Farizeeën in de tijd van Jezus. De Joden in de verstrooiing leefden in diverse landen in Europa en de Arabische wereld en werden beïnvloed door hun niet-joodse omgeving of oefenden er zelf ook weer invloed op uit. Er waren grote Joodse geleerden zoals Maimonides in de 12e eeuw, bekend van zijn geloofsbelijdenis, filosofische geschriften en werken over de Talmoed. Of zoals Joseph Karo in de 16e eeuw, bekend als de samensteller van wat later de Sjoelchan Aroech werd genoemd, een praktische samenvatting over hoe je als Jood dient te leven. Beide schrijvers hebben een immense invloed uitgeoefend op hoe Joden hun godsdienst praktiseren. Zij dachten heel anders dan de rabbijnen uit het Talmoedische tijdvak.
Ontstaan van ultraorthodox jodendom
Het ultraorthodoxe jodendom is pas als aparte stroming in de negentiende eeuw ontstaan. Mozes Schreiber (1762-1839), vooral bekend onder de naam Chatam Sofeer (letterlijk ‘zegel van de schrijver’) stichtte in Bratislava in Slowakije een jesjiva (rabbijnenschool) die als voorbeeld diende voor de talloze rabbijnenscholen die er vandaag zijn. Hij bestreed de liberale stromingen binnen het jodendom die in zijn tijd sterk opkwamen en die hij als strijdig zag met het Jodendom.
Op basis van een uitspraak uit de Babylonische Talmoed formuleerde hij een nieuwe regel: alles wat nieuw is, is verboden door de Thora. Op basis daarvan stelde hij vast dat alle veranderingen waren verboden. Zo was op zijn jesjiva seculier onderwijs niet toegestaan. In de loop van de tijd namen veel rabbijnen dit principe over.
En zo ontstond ook de huidige tegenstelling met wat men nu ‘modern orthodox' noemt. In de praktijk komt het erop neer dat ultraorthodoxe Joden dezelfde kleding dragen als hun voorouders. Spijkerbroeken zijn dus niet geoorloofd. Men mag ook niet (achter)namen veranderen, men is tegen integratie in de maatschappij, volgt geen seculier onderwijs en spreekt thuis uitsluitend Jiddisch (buitenshuis mag wel Engels of Ivriet worden gesproken). Nagenoeg alle chassidische Joden hebben dit principe overgenomen. De gelijkstelling van ultraorthodoxe Joden, ontstaan in de negentiende eeuw, met de Farizeeën is dus even ongerijmd als de gelijkstelling van de discipelen van Jezus of de eerste gemeente in Jeruzalem in Handelingen 2-7 met de hedendaagse Amish of de evangelische beweging.
Zijn de negatieve typeringen uit het Nieuwe Testament van toepassing op ultraorthodoxe Joden van nu?
De twistgesprekken van de Heere Jezus met de Farizeeën en Schriftgeleerden vonden plaats in de eerste eeuw in het kader van een interjoodse discussie. Het zegt iets over die tijd en die context en niet over de tijd erna. Afgezien van de vraag of wat de Heere Jezus over hen zegt, op alle Farizeeën van Zijn tijd van toepassing was, is het opmerkelijk dat de Babylonische Talmoed dit negatieve beeld bevestigt.
Ze noemt zeven typen van onechte Farizeeën, waaronder zij die Gods geboden vervullen alleen om er zelf voordeel van te hebben; zij die om aan de wereld te tonen hoe bescheiden zij zijn, zulke kleine pasjes maken dat zij hun tenen tegen de stenen stuk stoten en zij die om maar niet naar een vrouw te kijken met hun hoofd tegen een muur oplopen en het bloedig verwonden. Dit komt overeen met wat Jezus heeft gezegd.
Als wij dergelijke uitspraken doen over ultraorthodoxe Joden (maar ook over christenen), gaan wij in tegen wat de Heere Jezus ons heeft geleerd. Als volgelingen van Hem mogen we niet op een dergelijke manier over anderen spreken. De Heere Jezus roept op om te getuigen van Hem en het oordeel aan Hem over te laten (Matt. 7:1-2).
Deel dit artikel via