Reservetijd
Dom, dom, dom. Daar sta je dan in Boedapest, 39 graden in de schaduw, op sjabbat en zonder Bijbels.
Voordat we naar Hongarije vertrokken, ging ik nog even snel naar het kantoor van Israël en de Bijbel om een Hebreews-Hongaars Oud en Nieuw Testament op te halen. Want, beter mee dan om verlegen.
Natuurlijk stond tijdens onze vakantie ook een bezoek aan de Grote Synagoge in Boedapest op het programma. Om een lang verhaal kort te maken: we waren zo in de vakantiesfeer dat we compleet waren vergeten dat het zaterdag was. Zo stonden we dus op sjabbat voor een voor publiek gesloten synagoge. En met lege handen, want ook de Bijbels waren we vergeten mee te nemen.
Maar goed, gedane zaken nemen geen keer. Op onze terugreis besloten we om te overnachten op een stadscamping in Oostenrijk. Dat hadden we nog nooit gedaan, omdat we daar eigenlijk niet zo van houden. We zochten een plekje in de avondzon. Daar stond nog een tentje.
“Zo, wat leuk. Eindelijk weer Nederlandse buren. Trouwens, ik ben Gijs.” Hij had ons al een poosje geobserveerd en vooral onze (autistische) zoon. Gijs had geprobeerd met hem te praten, maar zoonlief was hem straal voorbijgelopen. Communicatie is nu eenmaal niet zijn sterkste kant. Dat gold niet voor Gijs. Al heel snel vertelde hij over zijn overleden vrouw en zijn slechte gezondheid. Hij leefde “in reservetijd”, want hij had kanker gehad en het was bijzonder dat hij überhaupt nog leefde. Gijs verbleef zelfs enige tijd in een hospice, maar had besloten daar weg te gaan. Nu trok hij rond met zijn tentje, waar hij overigens niet in sliep omdat het vol stond met medische hulpmiddelen. Overnachten deed hij in zijn auto.
Vol trots vertelde hij ook over zijn twee kinderen, die via de “Joodse lobby een baan hadden in Amerika”.
De Joodse lobby? De raderen draaiden! Was Jaap Joods? Hoe dan? Zijn naam klonk allesbehalve Joods. En, o wat jammer, we hadden geen Nederlandse Bijbel, alleen een Hebreeuws-Hongaarse.
De volgende dag namen we afscheid en manlief vroeg of we voor hem mochten bidden. O ja, dat zou hij enorm fijn vinden, want hij had vroeger veel over het geloof geleerd. Zowel van de pastoor als van rabbijn! Zijn vader was katholiek en zijn moeder Joods en hij was als kind onderwezen vanuit beide religies. En daardoor kende hij de Hebreeuwse taal ook goed. Mijn hart maakte een sprongetje, want dan konden we hem wel een Bijbel geven.
Met knikkende knieën liep ik naar hem toe, met voor me de Hebreeuws-Hongaarse Tenach en in mijn andere hand het Nieuwe Testament. Eerst maar eens kijken hoe hij zou reageren. “Gijs, nu we weten dat je Hebreeuws kunt lezen, willen we heel graag deze Bijbel geven. En we bidden dat je hierin de Joodse Messias zult vinden.” Gijs schoot vol en zei: “De Tenach wil ik niet, maar dat andere Boek, dat Nieuwe Testament, wil ik wel hebben. O, en geef de Tenach ook maar, want ik ben onderweg naar mijn Joodse vriend in Boedapest. Dan geef ik die Bijbel aan hem”. We waren overdonderd. Wat was dit fantastisch: de Heere had er Zelf voor gezorgd dat de Bijbels alsnog konden worden weggegeven.
Hoe het nu met Gijs is? Geen idee, want ik krijg helaas geen reactie op mijn mailtjes. Wie weet, is Gijs’ reservetijd inmiddels overgegaan in eeuwigheid. En wie weet, ontmoet ik hem ooit weer ‘in het huis van de Vader’.
Gijs is een gefingeerde naam